Bouwstijlen in Nederland: 950 - heden: Difference between revisions

From Bouw wiki
Jump to navigation Jump to search
Tags: Reverted Visual edit
 
(25 intermediate revisions by the same user not shown)
Line 839: Line 839:
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Brinkman <u>Johannes Brinkman</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Brinkman <u>Johannes Brinkman</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Leendert_van_der_Vlugt <u>Leendert van der Vlugt</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Leendert_van_der_Vlugt <u>Leendert van der Vlugt</u>]
<small>''en meer...''</small>


=== Trefwoorden ===
=== Trefwoorden ===
Line 846: Line 847:
== Introductie Nederlandse architectuurbewegingen van de 20ste eeuw ==
== Introductie Nederlandse architectuurbewegingen van de 20ste eeuw ==


== Beweging: De Stijl | 1917 ==
* <u>[https://bouw.wiki/w/index.php?title=Bouwstijlen_in_Nederland:_950_-_heden&redirect=no#Beweging:_De_Stijl_|_1917_%E2%80%93_1931 De Stijl | 1917 – 1931]</u>
* <u>[https://bouw.wiki/w/index.php?title=Bouwstijlen_in_Nederland:_950_-_heden&redirect=no#Beweging:_Opbouw_|_1920_%E2%80%93_1956 Opbouw | 1920 – 1956]</u>
* <u>[https://bouw.wiki/w/index.php?title=Bouwstijlen_in_Nederland:_950_-_heden&redirect=no#Beweging:_De_8_|_1927_%E2%80%93_1956 De 8 | 1927 – 1956]</u>
* <u>[https://bouw.wiki/w/index.php?title=Bouwstijlen_in_Nederland:_950_-_heden&redirect=no#Beweging:_samenwerking_De_8_en_Opbouw_|_1927_%E2%80%93_1943 Samenwerking De 8 en Opbouw | 1927 – 1943]</u>
* <u>[https://bouw.wiki/w/index.php?title=Bouwstijlen_in_Nederland:_950_-_heden&redirect=no#Beweging:_Groep_'32_|_1932_%E2%80%93_1950 Groep '32 | 1932 – 1950]</u>
* <u>[https://bouw.wiki/w/index.php?title=Bouwstijlen_in_Nederland:_950_-_heden&redirect=no#Beweging:_samenwerking_De_8_en_Groep_'32_|_1934_%E2%80%93_1938 Samenwerking De 8 en Groep '32 | 1934 – 1938]</u>
 
== Beweging: De Stijl | 1917 – 1931 ==


=== Ontstaan ===
=== Ontstaan ===
In 1917 ontstond de kunstenaarsbeweging De Stijl onder leiding van Theo van Doesburg, vernoemd naar het tijdschrift. De leden van De Stijl streefden naar een radicale hervorming binnen de kunstwereld; primaire kleuren gecombineerd met zwart, wit en grijs en eenvoudige vormgeving. De Stijl was hiermee een tegenpool van Art Nouveau die zich liet inspireren door de organische en onvoorspelbare vormen van de natuur. De aspiratie van De Stijl was om het fenomeen van onveranderlijke wetten van het heelal te vertolken in iets universeels.
In 1917 ontstond de kunstenaarsbeweging De Stijl onder leiding van Theo van Doesburg, vernoemd naar het tijdschrift. De leden van De Stijl streefden naar een radicale hervorming binnen de kunstwereld. De aspiratie van De Stijl was om het fenomeen van de onveranderlijke wetten van het heelal te vertolken, en dit deden ze met de toepassing van de primaire kleuren en niet-kleuren (zwart, wit, grijs) en eenvoudige vormgeving. De Stijl is hiermee een sterke tegenpool van Art Nouveau, die haarzelf laat inspireren door de organische en onvoorspelbare vormen van de natuur.


De totstandkoming van De Stijl heeft een geladen voorgeschiedenis.
De totstandkoming van De Stijl heeft een geladen voorgeschiedenis. Net zoals andere bouwstijlen en bewegingen ontstond ook De Stijl als een reactie na opeenvolgingen van gebeurtenissen. 


De Stijl had een zeer grote invloed op Nederlandse kunst, maar wierp ook zijn vruchten af in het buitenland.
De aanloop begon in de periode vlak vóór de Eerste Wereldoorlog, in ongeveer 1914. In deze periode hielden Nederlandse kunstenaars zich al bezig met abstractie. Met abstractie volgde ook het kubisme en futurisme. Vooral Kandinsky was geliefd in Nederland. Toen in 1917 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, bleef Nederland neutraal. De aankomende vier jaar zou Nederland behoorlijk afgesloten worden van de buitenwereld, en zo gingen Nederlandse kunstenaars zich onafhankelijker ontwikkelen, daarvoor had Parijs vooral de heersende hand. In deze vier jaar was Nederland op het gebied van kunst een bloeiende plek geworden, zo waren er veel Belgen gevlucht naar Nederland, waaronder veel kunstenaars. Ook was Piet Mondriaan in die periode in Nederland, omdat hij niet terug kon naar zijn woonplaats in Parijs.  


=== Kenmerken ===
Theo van Doesburg die toen begin zijn dertigen was, kreeg een verlangen om een onafhankelijk tijdschrift op te richten om zo ''<nowiki/>'een nieuwe kunstuitdrukking te propageren en te verdedigen'''. Van Doesburg was kunstschilder, schrijver, dichter en recensent. Hij had meer succes met het schrijven over kunst, dan als zelfstandig kunstenaar. Hij wist dat als hij succesvol zijn boodschap wou overbrengen met zijn tijdschrift, hij zou moeten samenwerken met andere gelijkgestemde kunstenaars. Na enkele jaren 'voorbereiding' kwam van Doesburg Piet Mondriaan, Vilmos Huszár en Bart van der Leck tegen. Vanaf deze ontmoetingen zou het lot van het tijdschrift ingrijpend veranderen, waarmee de beweging De Stijl uiteindelijk ook tot stand zou komen. De vier gelijkgestemde kunstenaars waren  op de hoogte van elkaar en beïnvloedden elkaars werk. Zo is de voorkeur van primaire kleuren voortgekomen uit invloed van van der Leck. De Stijl bracht van 1917 tot 1928 hun tijdschrift ''De Stijl'' uit.        
Architectuur moest in de ogen van De Stijl economisch, functioneel en praktisch zijn. Van Doesburg stelde namelijk dat 'architectuur zich ontwikkelt uit de elementen van de bouw', dus hiermee de bindende elementen als functie, massa, vlak, tijd, ruimte, licht, kleur, materiaal, et cetera. De bouwwerken die toebehoren tot deze beweging zijn abstract kubistisch. Het structuur van de materialen moest bovendien niet herkenbaar zijn. De toepassing van de primaire kleuren en niet-kleuren werden ook in de (binnenhuis)architectuur gehanteerd.  


De architecten van De Stijl hadden het erg lastig.  
Ondernemer Frits Meyer-Fierz stelde 600 gulden vrij om zo Van Doesburg de kans te geven om het tijdschrift op te richten. Van Doesburg gebruikte dit geld om een aterlier op te zetten, waaruit hij mensen begon te werven om te schrijven voor het tijdschrift. In november 1917 kwam de eerste editie uit. Maar nog vóórdat de eerste editie verscheen lag de beweging al onder vuur. Zo werd beweerd dat De Stijl werd ingezet als middel om de Duitse cultuur in Nederland te bevorderen, ten koste van de neutraliteit in Nederland. Oud reageerde hierop, en maakte duidelijk dat er geen buitenlandse steun was gezocht of ontvangen. Buitenlandse leden werden niet geplaatst om nationalistische ideeën te ventileren, maar om het internationale karakter van de moderne kunst te bevorderen.        
 
 
De groep architecten en kunstenaars waaronder ''Piet Mondriaan'' en ''Theo van Doesburg'' brachten van 1917 tot en 1928 het tijdschrift De Stijl uit. Voor bijvoorbeeld Mondriaan was duidelijk dat de "hogere werkelijkheid" alleen te verbeelden was in rechte lijnen en hoeken, de primaire kleuren geel, rood en blauw en de niet-kleuren wit, grijs en zwart (nieuwe beelding en neoplasticisme). Bij Van Doesburg speelde het elementarisme mee, en '''de schuine lijn'''.
 
 
 
 
De schilder Bart van der Leck voelde niet voor puur abstracte kunst ("er moet een bepaald onderwerp als uitgangspunt zijn") en verliet al na een jaar De Stijl. Toch heeft het gebruik van kleuren de andere Stijl-leden aangezet tot hun kleurgebruik.


Naast Van Doesburg, Mondriaan, Huszár en Van der Leck behoorden ook de architecten J.J.P. Oud en Jan Wils en de Italiaanse futurist Gino Severini tot de eerste leden van De Stijl. Vervolgens sloten architect Robert van 't Hoff, beeldhouwer Geoges Vantongerloo en meubelmaker Gerrit Rietveld zich ook aan.         


De samenstelling van de groep wisselde, sommige leden waren juist kort of langdurig bij De Stijl betrokken. Ook schijnt het dat twee van de belangrijkste leden, Piet Mondriaan en Gerrit Rietveld, elkaar nooit hebben ontmoet.  In 1931 kwam er na het overlijden van Van Doesburg een einde aan De Stijl. Veel leden werkten nog individueel verder volgens de kenmerken van De Stijl, maar ze traden niet meer als groep naar buiten.         


De Stijl had een zeer grote invloed op Nederlandse kunst, maar wierp ook zijn vruchten af in het buitenland.         


=== Kenmerken ===
Architectuur moest in de ogen van De Stijl economisch, functioneel en praktisch zijn. Van Doesburg stelde namelijk dat 'architectuur zich ontwikkelt uit de elementen van de bouw', dus hiermee de bindende elementen als functie, massa, vlak, tijd, ruimte, licht, kleur, materiaal, et cetera. De bouwwerken die toebehoren tot deze beweging zijn abstract kubistisch. Het structuur van de materialen moest bovendien niet herkenbaar zijn. De toepassing van de primaire kleuren en niet-kleuren werden ook in de (binnenhuis)architectuur gehanteerd.


De architecten van De Stijl moesten zich aan allerlei richtlijnen houden voor de standaard van De Stijl. 


Piet Mondriaan hield zich aan rechte lijnen en hoeken en de primaire kleuren en de niet-kleuren, maar van Doesburg implementeerde het elementarisme in de verschijning van de schuine lijn. 
<gallery mode="packed">
<gallery mode="packed">
File:DIVIDER.png
File:DIVIDER.png
</gallery>
</gallery>


== Nederlandse beweging: Opbouw | 1920 ==
== Beweging: Opbouw | 1920 – 1956 ==


=== Ontstaan ===
=== Ontstaan ===
In 1920 werd door architect Willem Kromhout de Opbouw opgericht. Deze architectengroep pleitte voor licht, lucht en ruimte. Het is een zéér Functionalistische/Rationalistische beweging, zij waren van mening dat een goed geconstrueerd huis beter was dan een mooi huis. De architecten van deze beweging voegden geen extra materialen toe en probeerde zo alles goedkoop te houden. In bouwwijzen vertoont zich dit in de toepassing van montagebouw. Zo werd er veel glas gebruikt om montagebouw en veel lichtinval mogelijk te maken, dit zorgde echter voor hoge stookkosten.     
In 1920 werd door architect Willem Kromhout de Opbouw opgericht. Deze architectengroep pleitte voor ''licht, lucht en ruimte''. Het is een functionalistische/rationalistische beweging; de Opbouw was van mening dat een goed geconstrueerd huis beter was dan een mooi huis. De architecten van deze beweging voegden geen extra materialen toe en probeerde zo alles goedkoop te houden. In bouwwijzen vertoont zich dit in de toepassing van montagebouw. Zo werd er veel glas gebruikt om montagebouw en veel lichtinval mogelijk te maken, dit zorgde echter voor hoge stookkosten.     


De architect Jacobus Johannes Pieter Oud paste deze principes toe als directeur Gemeentewerken Rotterdam. Het product hiervan zijn de in 1925 gebouwde woningen van De Kiefhoek, Rotterdam. Deze arbeiderswijk in het zuiden van Rotterdam is het laatste grote werk geweest van J.J.P. Oud. Met dit werk heeft hij al zijn ervaring samengevat; iets wat hij 'poëtisch functionalisme' noemde. Oud was één van de pioniers van de Nederlandse moderne bouwkunst.                         
De architect Jacobus Johannes Pieter Oud paste deze principes toe als directeur Gemeentewerken Rotterdam. Het product hiervan zijn de in 1925 gebouwde woningen van De Kiefhoek, Rotterdam. Deze arbeiderswijk in het zuiden van Rotterdam is het laatste grote werk geweest van J.J.P. Oud. Met dit werk heeft hij al zijn ervaring samengevat; iets wat hij 'poëtisch functionalisme' noemde. Oud was één van de pioniers van de Nederlandse moderne bouwkunst.                         
Line 900: Line 906:
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_Kromhout <u>Willem Kromhout</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_Kromhout <u>Willem Kromhout</u>]


* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Jacobus_Johannes_Pieter_Oud <u>Jacobus Johannes Pieter Oud</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Cornelis_van_Eesteren <u>Cornelis van Eesteren</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Cornelis_van_Eesteren <u>Cornelis van Eesteren</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Leendert_van_der_Vlugt <u>Leendert van der Vlugt</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Leendert_van_der_Vlugt <u>Leendert van der Vlugt</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Rietveld <u>Jan Rietveld</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Brinkman <u>Johannes Brinkman</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Brinkman <u>Johannes Brinkman</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Bernardus_van_Loghem <u>Johannes van Loghem</u>]
<small>''en meer...''</small><gallery mode="packed">
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Rietveld <u>Jan Rietveld</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_van_Tijen <u>Willem van Tijen</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Jacobus_Johannes_Pieter_Oud <u>Jacobus Johannes Pieter Oud</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Mart_Stam <u>Mart Stam</u>]
 
<gallery mode="packed">
File:DIVIDER.png
File:DIVIDER.png
</gallery>
</gallery>


== Beweging: De 8 | 1927 ==
== Beweging: De 8 | 1927 – 1956 ==


=== Ontstaan ===
=== Ontstaan ===
In 1927, 7 jaar na het ontstaan van de Opbouw, werd door een groep jonge architecten De 8 opgericht. Deze architecten waren opgegroeid met de Amsterdamse School, en verzetten zich hier tegen. Omdat deze architecten nog jong en onervaren waren, deed de aansluiting van meer ervaren architecten de vereniging erg goed. De groep zou vanaf de oprichting tot aan 1940 de belangrijkste drijvende kracht binnen het Functionalisme en Nieuwe Bouwen in Nederland zijn. Door de jaren heen hebben verschillende artiesten zich bij de beweging aangesloten. De periode
In 1927, 7 jaar na het ontstaan van de Opbouw, werd door een groep jonge architecten De 8 opgericht onder leiding van Benjamin Merkelbach. Deze architecten waren opgegroeid met de Amsterdamse School, en wouden zich hier tegen verzetten, en in hun manifest doen ze ook een aanval op beweging De Stijl. De architecten waren nog jong en onervaren, maar naarmate de beweging zich uitbreidde sloten ook ervaren architecten zich aan. Net als de andere bewegingen was hun aanhang niet beperkt tot enkel architecten, zo waren er ook fotografen en kunstenaars die zich aan sloten bij De 8. De groep zou vanaf de oprichting tot aan 1940 de belangrijkste drijvende kracht binnen het Functionalisme en Nieuwe Bouwen in Nederland zijn.


De 8 verklaarde:<blockquote>
De 8 vond dat gebouwen tekort schoten als functioneel bouwwerk; dorpen en steden moesten in dienst staan van de functies en behoeften in de samenleving. De beweging wordt dan ook sterk geassocieerd met het Functionalisme. Men probeerde architectuur te maximaliseren met een minimum aan middelen. De 8 verklaarde: <blockquote>
  '',,Het is niet uitgesloten schoon te bouten, maar het ware beter voorhands lelijk te bouwen en doelmatig dan parade-architectuur op te trekken voor slechte plattegronden.<nowiki>''</nowiki>''
  '',,Het is niet uitgesloten schoon te bouten, maar het ware beter voorhands lelijk te bouwen en doelmatig dan parade-architectuur op te trekken voor slechte plattegronden.<nowiki>''</nowiki>''
</blockquote>De 8 vond dat gebouwen een soort 'aangekleed decor' waren gemaakt, en dat het tekort schoot als functioneel bouwwerk. Het bouwen van dorpen en steden moest in dienst staan van de functies en behoeften in de samenleving. De 8 kan daarom ook onder Functionalisme gerekend worden.
</blockquote>
 
De ideeën van Opbouw, kwamen nauw overeen met die van De 8, dat zeven jaar later werd opgericht.


=== Manifest ===
=== Manifest ===
<blockquote>WAT IS DE 8?
foto invoegen


DE 8 IS de kritische reactie op de architectonische vormen van dezen dag.
=== Voorbeelden ===
 
DE 8 IS realist in zijn streven naar onmiddellijke resultaten.
 
DE 8 IS idealist in zijn geloof aan een internationale cultureele coöperatie.
 
DE 8 IS opportunist uit maatschappelijke overwegingen.
 
DE 8 IS noch voor noch tegen groepen en personen, noch voor noch tegen richtingen.
 
DE 8 IS slechts voor feiten.
 
DE 8 ZEGT het is niet uitgesloten schoon te bouwen maar het ware beter voorhands leelijk tebouwen en doelmatig dan parade architectuur op te trekken voor slechte plattegronden.
 
DE 8 WIL zich ondergeschikt maken aan zijn opdracht.
 
DE 8 WIL geen weelde-architectuur ontsproten aan de vormenwellust van getalenteerde individuen.
 
DE 8 WIL rationeel zijn in den waren zin, d.w.z. dat alles moet wijken voor de eischen van de opdracht.


DE 8 WIL streven naar een maatschappelijke grondslag voor den modernen architect. (De architectà la mode is een goed eind op weg zich op te werken tot een luxe en kostbare overlevering.)
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Nagele#Bouwgeschiedenis <u>Karwijhof, Nagele</u>]


DE 8 STRIJDT uitsluitend in vakkringen.
DE 8 WERKT meer voor een bouw-WETENSCHAP dan voor een bouw-KUNST.
DE 8 STREEFT naar een plaats in de samenleving als: BEELDEND BEDRIJFSORGANISATOR.
DE 8 IS A-AESTHETISCH.
DE 8 IS A-DRAMATISCH.
DE 8 IS A-ROMANTISCH.
DE 8 IS RESULTANTE.
DE 8 IS A-KUBISTISCH.</blockquote>''Met 'DE 8 IS A-KUBISTISCH' doet De 8 een aanval op een 10 jaar oudere beweging dat van de Amsterdamse School was afgeleid: De Stijl. De 9 was individualisme en streden voor een rationalistische en universele kunst.''
Ze vonden dat gebouwen te veel leken op een aangekleed decor en te kort schoten als functionele bouwwerken. De 8 formuleerde eigentijdse standpunten: het bouwen van dorpen en steden moest in dienst staan van de functies en behoeften in de samenleving. Dit uitgangspunt leidde tot een nieuwe architectuur die er wezenlijk anders uitzag. De 8 streefde naar een bouwkunst die uitging van de behoeften van de samenleving, en benadrukte zo de dienende functie van de architectuur. Men probeerde architectuur te maximaliseren met een minimum aan middelen. De 8 kon daarom ook onder het functionalisme gerekend worden.
=== Representanten ===
=== Representanten ===
 
De beweging beperkte zich niet tot alleen architectuur. Er waren ook enkele fotografen en kunstenaars aangesloten bij het collectief. Van 1934 tot 1938 sloot Groep '32 zich onder aanvoering van Albert Boeken korttijdig aan bij De 8. Hierover is meer te lezen in <s>link</s>.
* <u>[https://nl.wikipedia.org/wiki/Benjamin_Merkelbach Benjamin Merkelbach]</u>
* <u>[https://nl.wikipedia.org/wiki/Benjamin_Merkelbach Benjamin Merkelbach]</u>
* <u>[https://nl.wikipedia.org/wiki/Charles_Karsten Charles Karsten]</u>
* <u>[https://nl.wikipedia.org/wiki/Charles_Karsten Charles Karsten]</u>
Line 974: Line 939:
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Gerko_Wiebenga <u>Jan Wiebenga</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Gerko_Wiebenga <u>Jan Wiebenga</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Albert_Boeken <u>Albert Boeken</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Albert_Boeken <u>Albert Boeken</u>]
 
<small>en meer...</small><gallery mode="packed">
* <u>Johan Hendrik Groenewegen</u>
* <u>Van den Pauwert</u>
* <u>Van den Bosch</u>
 
<br />Representanten
 
De beweging beperkte zich niet tot alleen architectuur. Er waren ook enkele fotografen en kunstenaars aangesloten bij het collectief. Van 1934 tot 1938 sloot Groep '32 zich onder aanvoering van Albert Boeken korttijdig aan bij De 8. Hierover is meer te lezen in LINK.
 
* <u>[https://nl.wikipedia.org/wiki/Albert_Boeken Albert Boeken]</u>
* <u>[https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Duiker Jan Duiker]</u>
* Cornelis van Eesteren
* Willem Hendrik Gispen
* Ben van Londen
* Cor Mandersloot
* Jacob Cornelis Mets
* Jacob Möhlenpage
* Agnes Rademakers
* Jan Rietveld
* Jakob Sijbout de Vries
* Wiebenga
* Jan van Wilgenberg
 
 
<gallery mode="packed">
File:DIVIDER.png
File:DIVIDER.png
</gallery>
</gallery>
== Beweging: samenwerking De 8 en Opbouw | 1927 – 1943 ==
== Beweging: samenwerking De 8 en Opbouw | 1927 – 1943 ==
In 1927 gingen de 8 en Opbouw samenwerken. De 8 was voornamelijk georiënteerd op Amsterdam, en de Opbouw op Rotterdam. Het was een goede samenwerking, en ze startten vanaf 1932 met het gezamenlijk tijdschrift ''De 8 en Opbouw''. Dit tijdschrift werd de belangrijkste media voor het Functionalisme in Nederland. Door hun samenwerking zou het collectief zich uitbreiden tot maar liefst 138 leden. Dit had ook te maken met de toetreding van Groep '32. Helaas werkte deze groei averechts op de saamhorigheid van de groep, door de principiële verschillen werd de voortgang van het architectuurdebat geremd. De kwaliteit van het tijdschrift begon ook te lijden onder de onenigheden.
In 1927 gingen de 8 en Opbouw samenwerken. De 8 was voornamelijk georiënteerd op Amsterdam, en de Opbouw op Rotterdam. Het was een goede samenwerking, en ze startten vanaf 1932 met het gezamenlijk tijdschrift ''De 8 en Opbouw''.
 
Dit tijdschrift werd de belangrijkste media voor het Functionalisme in Nederland. Door hun samenwerking zou het collectief zich uitbreiden tot maar liefst 138 leden. Dit had ook te maken met de toetreding van Groep '32. Helaas werkte deze groei averechts op de saamhorigheid van de groep, door de principiële verschillen werd de voortgang van het architectuurdebat geremd. De kwaliteit van het tijdschrift begon ook te lijden onder de onenigheden.
 
Aan de samenwerking kwam in de Tweede Wereldoorlog een einde toen het tijdschrift werd opgeheven door de Duitse Bezetting. Uiteindelijk is wegens omstandigheden de samenwerking gaan verwateren. De Opbouw werd opgeheven en heropgericht, terwijl De 8 zonder onderbreking verder bestond. Er kwam een definitief einde aan beide collectieven toen in 1956 bekend werd dat het architectenplatform [https://nl.wikipedia.org/wiki/Congr%C3%A8s_Internationaux_d%27Architecture_Moderne <u>CIAM</u>] (Congrès Internationaux d'Architecture Moderne) werd opgeheven. Dit platform was van zeer groot belang voor het Functionalisme.


Aan de samenwerking kwam in de Tweede Wereldoorlog een einde toen het tijdschrift werd opgeheven door Hitler. Uiteindelijk is wegens omstandigheden de samenwerking gaan verwateren. De Opbouw werd opgeheven en heropgericht, terwijl De 8 zonder onderbreking verder bestond. Er kwam een definitief einde aan beide collectieven toen in 1956 bekend werd dat het architectenplatform [https://nl.wikipedia.org/wiki/Congr%C3%A8s_Internationaux_d%27Architecture_Moderne <u>CIAM</u>] (Congrès Internationaux d'Architecture Moderne) werd opgeheven. Dit platform was van zeer groot belang voor het Functionalisme.<gallery mode="packed">
In Nagele, een klein dorp in Noordoostpolder, Flevoland, bevinden zich veel gebouwen en woningen door de architecten van De 8 en Opbouw (overigens niet gedefinieerd als uit de periode van hun samenwerking). Dit zie je elders in Nederland nergens. Wat ook opvalt is dat alle gebouwen een plat dak hebben. Er is zelfs een museum toegewijd aan de ontstaans- en inrichtingsgeschiedenis en realisatie van dit dorp, Museum Nagele. Ondanks dat het een insignificant dorpje is, is het wel van historisch, sociaal-cultureel en architectonisch belang, zowel in nationaal als in internationaal opzicht. Naast bouwwerken van De 8 en Opbouw is er ook veel bewaard gebleven van Het Nieuwe Bouwen.<gallery mode="packed">
File:DIVIDER.png
File:DIVIDER.png
</gallery>
</gallery>


== Groep '32 | 1932 – 1950 ==
== Beweging: Groep '32 | 1932 – 1950 ==


=== Ontstaan ===
=== Ontstaan ===
In 1932 ontstond onder leiding van architect Arthur Staal Groep '32, bestaande uit architecten uit de stroming van het Nieuwe Bouwen. Zij onderscheiden zich van de andere groepen die destijds bestonden. Groep '32 is meer genuanceerd dan De 8 en Opbouw. Met hun zuiver Functionalistische benadering en aandacht voor architectonische esthetiek blazen ze moderne bouw een nieuw leven in. Groep '32 was van mening dat het Nieuwe Bouwen was vastgelopen door ouderwetse regels waardoor het zich niet meer verder kon ontwikkelen. In De 8 en Opbouw konden zij zich ook niet vinden, omdat zij te wetenschappelijk te werk gingen. Groep '32 had juist de ambitie om classicistische Barok te verwerken in de moderne bouwkunst. Architecten Albert Boeken, Arthur Staal, Sybold van Ravensteyn waren de grootste drijfveren achter de groep. Zo verzorgde van Ravensteyn het complete ontwerp voor diergaarde Blijdorp in Rotterdam. Van Ravensteyn werkte aanvankelijk in de richting van De Stijl, maar later werkte hij steeds meer met de inslag van Groep '32.  
In 1932 ontstond onder leiding van architect Arthur Staal Groep '32, bestaande uit architecten uit de stroming van het Nieuwe Bouwen. Zij onderscheiden zich van de andere groepen die destijds bestonden. Groep '32 is meer genuanceerd dan De 8 en Opbouw. Met hun zuiver Functionalistische benadering en aandacht voor architectonische esthetiek blazen ze moderne bouw een nieuw leven in. Groep '32 was van mening dat het Nieuwe Bouwen was vastgelopen door ouderwetse regels waardoor het zich niet meer verder kon ontwikkelen. In De 8 en Opbouw konden zij zich ook niet vinden, omdat zij te wetenschappelijk te werk gingen. Groep '32 had juist de ambitie om classicistische Barok te verwerken in de moderne bouwkunst. Architecten Albert Boeken, Arthur Staal, Sybold van Ravensteyn waren de grootste drijfveren achter de groep. Zo verzorgde van Ravensteyn het complete ontwerp voor diergaarde Blijdorp in Rotterdam. Van Ravensteyn werkte aanvankelijk in de richting van De Stijl, maar later werkte hij steeds meer met de inslag van Groep '32.  


In grote lijnen kwam de filosofie van Groep '32 overeen met die van De 8: wanneer er aandacht wordt besteed aan de functie van het gebouw, het vanzelf een mooi gebouw wordt (''<nowiki/>'vorm volgt functie'''). Maar, Groep '32 hechtte zich meer aan het esthetische aspect dat met architectuur komt. Dit subtiele verschil leidt uiteindelijk in 1938 tot een breuk. <blockquote>'',,Voor de oude generatie functionalisten was architectuur een kwestie van ontwerpen van zuivere constructies voor zuivere functies. Wij vonden dat ook de schoonheid van de vorm belangrijk was. <nowiki>'Form follows function is waar', maar niet helemaal waar.''</nowiki>'' – architect Piet Zanstra over de breuk</blockquote>
In grote lijnen kwam de filosofie van Groep '32 overeen met die van De 8: wanneer er aandacht wordt besteed aan de functie van het gebouw, het vanzelf een mooi gebouw wordt (''<nowiki/>'vorm volgt functie'''). Maar, Groep '32 hechtte zich meer aan het esthetische aspect dat met architectuur komt. Dit subtiele verschil leidt uiteindelijk in 1938 tot een breuk. <blockquote>'',,Voor de oude generatie functionalisten was architectuur een kwestie van ontwerpen van zuivere constructies voor zuivere functies. Wij vonden dat ook de schoonheid van de vorm belangrijk was. <nowiki>'Form follows function' is waar, maar niet helemaal waar.''</nowiki>'' – architect Piet Zanstra over de breuk</blockquote>


=== Manifest ===
=== Manifest ===
Line 1,022: Line 967:
=== Voorbeelden ===
=== Voorbeelden ===


* [https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Holland_(Dordrecht) <u>De Holland (tegenwoordig Nationaal onderwijsmuseum), Dordrecht</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Holland_(Dordrecht) <u>De Holland (tegenwoordig Nationaal Onderwijsmuseum), Dordrecht</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Station_%27s-Hertogenbosch <u>Station 's Hertogenbosch</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Station_%27s-Hertogenbosch <u>Station 's Hertogenbosch</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_rijksmonumenten_in_Diergaarde_Blijdorp <u>Diergaarde Blijdorp, Rotterdam</u>]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_rijksmonumenten_in_Diergaarde_Blijdorp <u>Diergaarde Blijdorp, Rotterdam</u>]
Line 1,034: Line 979:
* <u>[https://nl.wikipedia.org/wiki/Harry_Elte Harry Elte]</u>
* <u>[https://nl.wikipedia.org/wiki/Harry_Elte Harry Elte]</u>
* <u>[https://nl.wikipedia.org/wiki/Koen_Limperg Koen Limperg]</u>
* <u>[https://nl.wikipedia.org/wiki/Koen_Limperg Koen Limperg]</u>
<small>''en meer...''</small><gallery mode="packed">
File:DIVIDER.png
</gallery>


== Beweging: samenwerking De 8 en Groep '32 | 1934 – 1938 ==
== Beweging: samenwerking De 8 en Groep '32 | 1934 – 1938 ==
Line 1,039: Line 987:
{| class="wikitable"
{| class="wikitable"
|}
|}
f

Latest revision as of 12:42, 17 November 2023

Romaans | 950 – 1250

Ontstaan

Kenmerkend voor de periode rond het jaar 1000 is dat er onder de geestelijkheid een sterke verwachting heerste dat de wederkomst van Christus op aarde nabij was: nu leek immers de tijd aangebroken voor het Duizendjarig rijk. Ondanks de heersende angst trad na het millenniumjaar een nieuw optimisme in; de wereld zou nog niet vergaan en vele nieuwe kerken werden gebouwd. De Franse monnik en geschiedschrijver Rodulfus Glaber (985 – 1047) heeft met zijn werken een duidelijk beeld gegeven over de morele en culturele toestand van Europa in deze tijd. Hij omschreef dat de kerken na het millenniumjaar zeer licht van kleur waren, en noemde dit ‘een witte mantel van kerken’. De Romaanse kerkarchitectuur uit deze periode heeft een tal van interessante ‘hoofdrichtlijnen’. Zo heb je bijvoorbeeld historische symboliek door overname van essentiële historische elementen. Maar middels vorm kon ook machtsaanspraak visueel worden weergegeven, door bijvoorbeeld het gebruik van keizerlijke vormen kan worden aangegeven dat de verantwoordelijke voor kerk de keizer was en niet de plaatselijke vorsten. Een laatste ‘hoofdrichtlijn’ is allegorie. Dit gaat over de harmonie van een gebouw, en de relatie tussen de kunsten en God.

Nederland: verspreiding en kenmerken

De bewaard gebleven Romaanse gebouwen in Nederland zijn haast allemaal kerken. Er zijn weinig Romaanse woonhuizen bewaard gebleven. In deze periode werden ze voornamelijk van hout of leem gemaakt en dan bedekt met riet of stro. Deze Romaanse kerkarchitectuur in Nederland kan onderverdeeld worden in Utrechtse, Limburgse en Fries-Groningse stijl. Tot de belangrijkste Romaanse kerkgebouwen behoren verschillende abdijkerken en kapittelkerken. Ze werden vaak groot uitgevoerd en rijkelijk versierd, omdat ze een bepaalde macht moesten uitstralen. Zie kopje 'Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland'.

Er zijn veel diverse regionale stijlen, maar overal valt op dat het in het algemeen zeer zwaar en massief is. De kenmerken van de Romaanse bouwstijl in Nederland zijn monumentale geslotenheid, balans en rust. Strakke geometrische volumes, opgetrokken als zware muren met kleine openingen. De middeleeuwse gebouwen hebben weinig versieringen. Het ingetogen karakter komt sterk tot uitdrukking in de rondbogen boven de portalen en vensters, maar ook in de onderverdeling van de lisenen.Tegen het einde van de Romaanse bouwstijl leidden de kruisgewelven tot het verschil in dragende en scheidende muren, doordat door deze constructie grotere openingen mogelijk waren.

Romaanse architectuur kende een aantal verschillende fases, zie kopje 'Fases van Romaanse architectuur'. Van de 13e tot de 14e eeuw maakte Romano-Gotiek een opkomst. Deze naamgeving omvat de overlopende stijl van Romaans naar Gotiek. Romano-Gotiek is in feite een Romaanse bouwstijl waarbij Gotische vormen werden toegepast. Het is onduidelijk tot hoeverre deze stijl zich heeft verspreid, omdat vele kerken uit deze periode zijn verdwenen. Er zijn echter wel twee soorten categorieën te onderscheiden.

  1. De Nederrijnse Laat-Romaanse stijl: de Laat-Romaanse architectuur in deze regio wordt tot de Romano-Gotische stijl gerekend vanwege de verticaliteit en het gebruik van kruisgewelven en spitsbogen. Deze specifieke stijl werd aan het einde van de 19e eeuw zelfs als inspiratie en referentie gebruikt door de Duitse architect Carl Weber voor de neo-Romano-Gotiek.
  2. Noordelijk-Nederlandse Romano-Gotische stijl: in de noordelijke Nederlandse provincies, met name Groningen en Friesland, kunnen veel kerken tot Romano-Gotische stijl worden gerekend. Kerken uit deze regio zijn in grote mate gebouwd in baksteen (baksteen-Gotiek), hebben een muurindeling in horizontale banden met daarin blinde nissen als versiering. Topgevels zijn ook met nissen versierd. De ramen liggen verdiept in de muur en zijn voorzien van profielen in de vorm van kralen. Zelfs in het interieur bevatten de kerken in deze regio hun eigen karakteristieken: het gebruik van koepelgewelven valt op. Het veelvoudig gebruik van nissen en geveldecoratie werd uiteindelijk steeds meer teruggedrongen; de ramen werden groter en de voorheen ronde bogen werden vervangen door puntige bogen totdat uiteindelijk puur-Gotische vormen werden gebruikt.
Regio Kenmerken
Utrecht De kerken in Utrecht vormen de meest overeenkomende groep, en hiervan worden er maar liefst vijf naar de bisschop Bernold (1000 – 1054) genoemd. De plattegronden van alle Romaanse kerken in Utrecht hebben een kruisvorm. De Pieterskerk is het best bewaard gebleven.
Limburg Deze kerken maken deel uit van het Luikse bisdom. Tot de vroeg-Romaanse architectuur in Limburg behoren een aantal torens, uit tufsteen opgetrokken schepen en enkele kleine kerken. Tijdens de hoog-Romaanse architectuur hebben de kerken houten overwelvingen gekregen. Deze overwelvingen waren rond 1100 voornamelijk van steen, en met de overgang naar laat-Romaanse architectuur werden deze overwelvingen getypeerd door een grotere hoogte.
Friesland/Groningen De overgang van de laat-Romaanse architectuur naar Romano-Gotiek vooral aanwezig in de Fries-Groningse kerken.

Materialen en bouwwijzen

Tijdens de 11de en 12de eeuw werd veel gebruik gemaakt van tufsteen, en voor belangrijke bouwdelen werd ook trachiet gebruikt. Het tufsteen was afkomstig uit de Rijn. Vanaf 1170 werd via Denemarken en Noord-Duitsland het toepassen van baksteen steeds bekender. De maat van de eerste bakstenen werd bepaald door de maat van de blokken tufsteen. Deze werden in de loop der jaren steeds kleiner. Tot ver in de 12de eeuw werd er nauwelijks glas gebruikt. Openingen werden gedicht met materialen zoals linnen. De meeste kerken hadden een houten plafond-/dakconstructie en later werden stenen gewelven toegepast. Maar door deze materiaalverandering verschoven ook de constructieve mogelijkheden. Doordat de stenen gewelven zo zwaar waren veroorzaakte dit een grote verticale last op de muren, om deze reden moesten de wanden ook zwaar en massief worden om de krachten af te dragen. Gewelven geven wegens de boogvorm ook horizontale krachten af. Deze konden moeilijk opgevangen worden, daarom werden gewelven vooral toegepast bij kleinere en lagere bouwdelen. De plafond-/dakconstructie werd pas na de 12de eeuw gewelfd gebouwd. Stapelbouw en gelijkmatige krachtenafdracht zijn dus ook een kenmerk in de Romaanse kerkarchitectuur. Kruisgewelven, ook wel graatgewelven, worden getypeerd door hun gekruiste vorm. De druk wordt door middel van deze vorm geconcentreerd op de vier hoekpunten. Hierdoor kan een grotere hoogte worden bereikt met grotere raampartijen. Door kruisgewelven kon er ook een onderscheid gemaakt worden tussen dragende en scheidende wanden. Dit werd tijdens de Gotiek een belangrijk kenmerk. In de eerste helft van de 13de eeuw ontstonden in het noorden van Nederland de eerste kerken gemaakt van baksteen. Hier en daar doken ook de Gotische elementen als spitsbogen hun intrede. Deze ‘tussenfase’ wordt ook wel Romano-Gotisch (1200 – 1350) genoemd. Tijdens deze stijl werden ook achtdelig-gewelfde plafond-/dakconstructies gemaakt. Een fenomeen dat zeer zelden voorkomt.

Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland

Zie ook: Lijst van Romaanse bouwwerken in Nederland

Nederrijnse Laat-Romaanse architectuur

Noordelijk-Nederlandse Romano-Gotische architectuur

Fases van Romaanse architectuur

Trefwoorden

Gotiek | 1230 – 1560

Ontstaan

De Gotiek is oorspronkelijk ontstaan rondom Parijs, waar rijkelijk versierde kathedralen gebouwd werden. Een belangrijk figuur voor het ontstaan van de Gotische architectuur was Suger van Saint-Denis (1080 – 1151). Hij was een Frans geestelijke, politicus, geschiedkundige, abt van abdij Saint-Denis en bovendien raadgever van Lodewijk VI. Hij staat bekend als de architect die de Gotische stijl heeft geïntroduceerd met de basiliek van Saint-Denis. Toen hij in 1122 abt werd van de abdij Saint-Denis, zou hij zich zorgen hebben gemaakt over de architectonische harmonie. Hij begon per direct met het uitvoeren van zijn ideeën, zoals het repareren en schilderen van het oorspronkelijke schip. Suger zegt geen van tevoren bedacht plan te hebben, en geeft aan dat elk bouwproject als vanzelf voortvloeide. Vervolgens ontstaat in 1125 het idee om de westelijke kant te renoveren. Later, doordat zijn kerk het aantal bezoekers niet meer aankon, werd in 1137 de crypte/westzijde en kooromgang vergoot. Het verkreeg door Suger een nieuwe stijl met spitsbogen en glas-in-loodramen waarbij de nadruk ligt op de verticaliteit en de hemelse lichtinval. Naast de technische innovaties speelde ook de symboliek een grote rol. De kerk is een architecturaal meesterwerk en wordt gezien als het eerste grote Gotische bouwwerk. In Saint-Denis gaat men zich richten op het aantrekken van pelgrims. De architectuur moet de grootsheid van het geloof omvatten, soberheid is hier niet aan de orde. Hemelse rijkdom werd belichaamd door rijkdom in decoratie en het gekleurde licht van de glas-in-loodramen die ontworpen waren in Bijbelse voorstellingen. Sugers ideologie was dat architectuur een materialisatie moest zijn van een visie, hij zag kunst als een spirituele hulp om het Goddelijke te bereiken. Het voorbeeld van Saint-Denis werd enthousiast nagevolgd en verspreidde internationaal steeds verder. De naam ‘Gotiek’ is afkomstig van de Italianen, die de bouwkunst boven de Alpen vervloekten omdat de Noord-Europeanen, de ‘Goten’, hoofdschuldige waren van de ondergang van het Romeinse Rijk. Pas later kwam er waardering voor deze stijl.

Nederland: verspreiding en kenmerken

De vroegste Gotische variant in Nederland is de Scheldegotiek, die vanaf de 13de eeuw langs de Schelde tot ontwikkeling kwam. Gotische architectuur in Nederland kan onderverdeeld worden in Scheldse, Brabantse, Kempense, Kust, Maas en Neder-Rijnse stijl. Er zijn veel Gotische kerken en stadhuizen bewaard gebleven in Nederland.

Door de ‘ontdekking’ van kruisgewelven werd het dus mogelijk om een onderscheid te maken tussen dragende en scheidende wanden. Deze ontwikkeling leidde in de Gotiek naar veel architectonische mogelijkheden zoals gigantische hoogtes met grote glas-in-loodramen en spitsbogen. In de loop van de tijd kregen vormen een meer dynamisch karakter; er waren tenslotte geen enorm dikke wanden meer nodig voor gelijkmatige krachtenafdracht. Er heerst een sterk verticalisme doordat grote hoogtes werden gemaakt. De Gotiek kent ornamentiek dat alsmaar gedetailleerder wordt. De wanden bestaan meestal uit drie onderdelen: een reeks spitsbogen, met daarboven het triforium en daarboven een venster in de vorm van een spitsboog.  In de kerk is het altaar het centrum. In vergelijking met een Romaanse kerk is het koor van een Gotische kerk veel langer. Gotische vensters hebben een verdeling gebaseerd op een geometrisch schema. De tracering bestaat uit smalle, verticale stijlen met glas-in-lood. Tijdens de vroege Gotiek zijn deze eenvoudig. Tijdens de hoge Gotiek is het bovenste deel van een venster geleed door maaswerk, in de vorm van drie- en vierpassen. Tijdens de Flamboyante Gotiek komt het visblaasmotief naar voren. Als we kijken naar de klassieke zuilen, hebben deze in de Gotiek ook een invloed ondergaan. Tijdens de vroege Gotiek bestaan ze nog uit een klassiek schema, met een knop- en bladvormige ornamentiek. Maar in de hoge Gotiek wordt het bladornament rijker, en later tijdens de flamboyante Gotiek maakt het colonnet met het kapiteel plaats voor een pijler dat geflankeerd is met dunne schalken, die zonder onderbrekingen tot aan de gewelven doorlopen. Dit heet ook wel een bundelpijler.

In woonhuizen begon rond 1400 de opkomst van de trapgevel, het is dus een inheemse geveltype uit de tijd van de Gotiek. De trapgevel kwam in die tijd ook voor in Vlaanderen, Frankrijk, Engeland en Duitsland. Dit geveltype is populair gebleven tot in de tijd van de Hollandse Renaissance, vooral tussen 1600 –1650 is het de dominante gevelvorm geweest van Hollandse woonhuizen. De gevel is hoger opgetrokken dan het achterliggende dak, en meestal werd er enkel aan de voorzijde een trapgevel gemaakt waarbij de overige gevelzijden een ander type hadden. In de achttiende eeuw en later zijn veel trapgevels veranderd in een lijstgevel met daarachter een hellend dakvlak.

Regio Kenmerken
Langs de Schelde De vroegste Gotische variant in Nederland is de Scheldegotiek, die vanaf de 13de eeuw langs de Schelde tot ontwikkeling kwam. De kenmerken zijn de zuilen met knopkapitelen, en de achthoekige kruising van schip en dwarsbeuk. Deze stijl kenmerkt zich door aarzelend gebruik van Gotische vormen in grotendeels Romaanse wijze van constructie.
Brabant Karakteristieken van de Brabantse Gotiek-kerkarchitectuur zijn de ronde zuilen met koolbladkapitelen. De hoogte van de Brabantse kerken uit deze periode zijn kleiner in vergelijking met de rest van Nederland. De torens hebben een open architectuur en de hoeken worden benadrukt door twee steunberen. Demer-Gotiek is een variant op Brabantse Gotiek.
Kempen De Gotische kerkarchitectuur in Kempen is de eenvoudige variant van de Brabantse Gotiek-kerkarchitectuur. Deze kleine kerken hebben in bijna alle gevallen een overwelfde opbouw die lijkt op die van een basiliek, uitgevoerd in baksteen met natuurstenen banden. De toren is hierbij meestal het pronkstuk en wordt gekenmerkt door de toepassing van Romaanse details en zware overhoekse steunberen.
Langs de kust De Kustgotiek kenmerkt zich door de breedte en de houten gewelven in plaats van steen. Hierdoor werden luchtbogen overbodig. Een verdere verfijning is het hallentype van de Gotische kerkarchitectuur.
Langs de Maas Langs de Maas vertoonde zich in de ornamentiek een eigenaardig opstaand bladornament en schijntriforia in de vorm van ondiepe nissen. De gebouwen zijn relatief laag en sober uitgevoerd.
Langs de Rijn Deze kerken zijn vaak uitgevoerd als het hallentype. Ook hier waren de luchtbogen overbodig.

Materiaal en bouwwijzen

De kennis werd vooral opgenomen vanuit de Romaanse kerkarchitectuur. Neem bijvoorbeeld de ontwikkeling tot het kruisribgewelf, waardoor met een geconcentreerde krachtenafdracht een onderscheid gemaakt kon worden tussen dragende en scheidende wanden. Zijdelingse druk werd dan opgevangen door steunberen, en luchtbogen zorgden voor deze overdracht van krachten. Dit staat tegenover de stapelbouw uit de Romaanse bouwstijl, want hierbij werd alles gelijkmatig afgedragen aan alle wanden. Het ritme van traveeën is ook een karakteristiek van Gotische architectuur. Waar mogelijk was, werden de kerken in natuursteen uitgevoerd.

Voorbeelden Gotische architectuur in Nederland

Schelde-Gotiek

Brabantse Gotiek

Maas-Gotiek

Rijnse Gotiek

Nederlandse architecten uit deze periode

De fases van de Gotische architectuur

Trefwoorden

Renaissance | 1525 – 1630

Ontstaan

De Renaissance is in de 15e eeuw begonnen in Toscane, Italië. Vanuit daar heeft het zich over de rest van Europa verspreidt. De term ‘renaissance’ betekent wedergeboorte. Bij de Renaissance wordt teruggegrepen op de klassieke bouwkunst van de Grieken en Romeinen. Hierbij werden de boeken van Vitruvius uitgebreid bestudeerd, om zo vertrouwd te raken met de taal van die architectuur. Wat ze ontlenen aan de Grieken zijn bijvoorbeeld de Dorische, Ionische en Korintische zuilen, en van de Romeinse bouwkunst worden elementen als frontons en zuilen toegepast. Als we spreken over de Renaissance, dan hebben we het over een florerende periode vol veranderingen, ontdekkingen en welvaart. Deze periode staat in nauw verband met het Classicisme. De Classicistische denkwijze is in de loop van de eeuwen geleidelijk ontstaan, en tegen de tijd van de Renaissance was het een manier om het universum te begrijpen. Het omvatte kunst, architectuur, filosofie, natuurwetenschappen, astronomie, taal, wiskunde en politiek. De overtuiging was dat waarheden elkaar moesten ondersteunen, en dus niet met elkaar in conflict konden komen; anders kwam het gehele gedachtengoed te vervallen. Gedurende de middeleeuwen en de Renaissance werden Classicisme en Christendom gezien als complementaire aspecten van de Goddelijke waarheid. Er is alles aan gedaan om dit aan te tonen. Ketterij (religieus of wetenschappelijk) werd als grote misdaad gezien. Deze periode wordt geromantiseerd wegens de vruchten die het heeft afgeworpen, maar hierbij heerst dan ook de misconceptie dat het een tijd was zonder oorlogen of godsdienstconflicten. Niets is minder waar.

Nederland: verspreiding en kenmerken

Nadat de Renaissance rond 1420 in Italië opkomt, blijft Nederland nog even achter. Pas een eeuw later zijn Nederlandse bouwmeesters pas begonnen met het experimenteren met Renaissance-versieringen op Gotische gebouwen en traditionele trapgevels. Men spreekt van Hollandse Renaissance, het is een eigen, typerende stijl. Gebouwen in Renaissancestijl bieden soms een heel verschillende aanblik. Ze worden meestal gekarakteriseerd door de smalle woningen op een langwerpige plattegrond met een hooggaand dak. Voor de kenmerken van de late Renaissance geldt dat de motieven en ornamenten werden aangepast aan de Nederlandse traditionele bouwwijze. Bakstenen gevels kregen een laag natuursteen. Rolwerken kwamen toen ook in beeld. In deze periode was het gebruikelijk om de trap- en topgevels rijkelijk te versieren. Versieringen in de vorm van een slinger met planten of fruit (oftewel festoenen of guirlandes) werden veel gebruikt. Vanaf 1565 wordt er naar deze stijl ook wel als Noordelijk Maniërisme verwezen. Het Maniërisme is de laatste fase van de Italiaanse Renaissance. De Renaissance heeft in Nederland tot 1630 geduurd, met een uitloop tot 1565.

De kern van de Renaissance-architectuur is de nadruk op harmonische verhoudingen en symmetrie. Schoonheid werd in die tijd gezien als een manier om het Goddelijke te benaderen, en men geloofde dat het beeld van wat het oog zag, door het netvlies zou gaan en in de ziel zou nestelen. Men geloofde ook dat schoonheid God manifesteerde, het was dus van belang om te weten hoe ware schoonheid er uit zag, en om ervoor te zorgen dat er constante blootstelling aan deze schoonheid zou zijn. De eigenschappen van Renaissance-architectuur of Klassieke Schoonheid zijn:

  1. Geometrie of verhoudingen die in hele getallen kunnen worden uitgedrukt;
  2. Heldere kleuren, veel licht;
  3. Gladde afwerking, een onbeschadigde en perfecte staat.
Regio Kenmerken
Amsterdam Lokale kenmerken zijn de hoge smalle herenhuizen, het gebruik van trapgevels en decoratieve frontons boven de deuren en ramen waarbij de top in vergelijking met het profiel van de gevel veel sterker stijgt dan in de overige Renaissance-architectuur.
Luik

De stijl is een aanpassing van eerdere lokale methoden van houtskeletbouw, maar met steen in plaats van hout. Rechthoekige ramen met stenen omlijsting, deuropeningen met ronde bogen en soms versierde architraven, allemaal op muren van baksteen, zijn kenmerkend voor de stijl. Stenen kozijnen, raamstijlen en lagen, die in kleur contrasteren met de achtergrond van rode baksteen, creëren sterke patronen aan de buitenkant. Effen stenen vierkanten kunnen worden toegevoegd om het patroon te vullen. Waar kolommen zijn, meestal in arcades, zijn de kapitelen meestal heel eenvoudig. In grotere gebouwen kan het interieur gewelfde zalen omvatten, en de buitenkant "vierkante paviljoens met sierlijke dakspitsen, kruisvensters en kroonlijsten". Over het algemeen steekt de versiering op buitenmuren weinig uit, maar op daken kunnen er ornamenten in verschillende vormen uitsteken.

Maasland De Maaslandse renaissance kan gezien worden als een variant van de klassieke Luikse renaissance, een bouwstijl die nauw aansloot bij de Italiaanse en Franse renaissance. De meeste bouwwerken die tot de stijl van de Maaslandse Renaissance gerekend worden, zijn gebouwd volgens traditionele bouwmethoden, waarbij vaak gebruikgemaakt wordt van speklagen, hardstenen raamomlijstingen, waterlijsten, hoge daken en geprononceerde daklijsten onder de dakrand vaak met gebeeldhouwde consoles. De gebruikte materialen zijn meest inheems: Naamse steen, baksteen en Limburgse mergel.

Materialen en bouwwijzen

In de richting van de Late Renaissance werd vooral kalksteen gebruikt, en het decoratie werd uitgevoerd in zandsteen. De constructie van de gebouwen werden nog bepaald door traditionele bouwwijze. Voor grote projecten waren er twee mogelijkheden voor de bouwwijze: evenwijdig aan de straat, met in het midden een iets uitstekende façade, of twee smalle panden voorzien van één gevel.

Voorbeelden Renaissance architectuur in Nederland

Amsterdam

Zie: Lijst gebouwen in Amsterdamse Renaissance-stijl

Luik

Maasland

De fases van de Renaissance architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Barok | 1600 – 1750

Ontstaan

De Barok volgde de Renaissance en ging vooraf aan de Rococo (ook wel laat-Barok genoemd). Het verscheen allereest in Italië en verspreidde zich geleidelijk over Europa. Het werd door de katholieke kerk aangemoedigd als een middel om de eenvoud en soberheid van de protestanten tegen te gaan. Barokke architectuur is zeer decoratief en theatraal, net zoals de schilderijen uit deze periode. Barokke architecten namen de basiselementen van de Renaissance, waaronder koepels en colonnades. Ze maakten ze hoger, grootser, meer gedecoreerd en dramatischer.

Nederland: verspreiding en kenmerken

De Barokstijl is in (de Noordelijke) Nederlanden niet populair geweest. Dit kwam door het gedachtegoed van de stijlontwikkeling van de Barok: het was een beweging van katholieken tegen de bouwkunst die protestanten hanteerden in hun kerken. In de Zuidelijke Nederlanden en Nederlandse plaatsen die katholiek waren gebleven omdat ze niet onder het gezag van de Staten-Generaal stonden, kwamen Barokkerken tot stand. Deze kerken zijn te vinden in onder meer Maastricht, Sittard en Ravenstein. Ook rooms-katholieke schuilkerken werden soms ingericht in Barok, zoals bij Ons’ Lieve Heer op Solder in Amsterdam.

In de België, wat voorheen werd gezien als de Zuidelijke Nederlanden, zijn een groot aantal Barokkerken te vinden. In de Zuidelijke Nederlanden werd dankzij de katholieke kerk Barok geïntroduceerd in de context van de contrareformatie en de Tachtigjarige Oorlog. Na de afscheiding van Nederland verrezen zo door het hele land Barokke kerken.

Materialen en bouwwijzen

Plafonds van kerken hebben clusters van gebeeldhouwde engelen en geschilderde figuren. Tijdens de Barok werd er in de schilderkunst veel ontdekt omtrent licht- en schaduwgebruik, en in architectuur speelde lichtinval ook een grote rol. Licht werd ook gebruikt voor het dramatiserende effect; het stroomt vanuit de koepel naar beneden en werd van alle kanten weerspiegeld door een overvloed aan verguldsel. Gedraaide kolommen werden gebruikt om de illusie van opwaartse beweging en dynamiek op te wekken. Elk beschikbaar stukje ruimte werd gedecoreerd met cartouches en andere decoratieve elementen. Tijdens de Barok hebben decoratieve ornamenten veel verschillende, nieuwe, vormen aangenomen. Wat ook opvalt is dat in Barokke paleizen grote trappen een centraal element waren in het interieur.

  • Koepels: dit is een belangrijk kenmerk van barokarchitectuur. Het plafond van de koepel is vaak beschilderd naar het beeld van een hemel, gevuld met verschillende figuren en engelen, met gebeeldhouwde zonnestralen.
  • Quadratura: schilderingen gecombineerd met stucwerklijsten en decoratie die de illusie geven van drie dimensies. Illusionistische plafondschilderingen maken ook de illusie van drie dimensies.
  • Grote trappen: trappen namen een centrale plaats in en werden gebruikt voor het dramatische effect. Kronkelend naar boven, weergeeft het aanzicht vanaf de trap veranderende perspectieven van het Barokinterieur. De grote trappen waren een setting voor ceremonies.
  • Cartouche: uitgewerkte vormen en gebeeldhouwde frames geven duizelingwekkende effecten aan de muren.
  • Spiegels: spiegels geven de indruk van een grotere ruimte vooral in combinatie met ramen.
  • Clair-obscur: dit is het woord voor het gebruik van sterke contrasten van licht en donker/schaduw. Door dit effect toe te passen, in zowel schilderkunst als architectuur, wordt de sfeer zeer dramatisch.
  • Sculpturen: verschillende figuren op of net onder het plafond, gemaakt van verguld hout, marmer of andere afwerking, waardoor de indruk wordt gewekt dat het in de lucht zweeft.
  • Salomonszuilen: zuilen die een dynamisch aanblik hebben, waardoor de illusie van beweging ontstaat.
  • Elliptische of ovale ruimtes: rechte hoeken worden geëlimineerd.

Voorbeelden Barok architectuur in Nederland

De fases van de Barok architectuur

  • Vroege Barok (1584 – 1625): De Vroege Barok wordt gedomineerd door Romaanse architecten. De eerste architect die vorm gaf aan de Barok was architect en beeldhouwer Gianlorenzo Bernini met zijn baldakijn boven het altaar van de Sint-Pietersbasiliek. Hij verbrak de grens tussen architectuur en beeldhouwkunst, en dit werd talloze keren nagevolgd worden.
  • Hoog Barok (1625 – 1675): Het hoogtepunt was de Hoge Barok, toen werd het gebruikt om kerken en paleizen te verwezenlijken in landen zoals Italië en Spanje.
  • Laat Barok (1675 – 1750): In de Late Barok reikte het tot aan Rusland, het Ottomaanse Rijk en de Spaanse en Portugese koloniën in Latijns-Amerika. In 1730 ontwikkelde in Centraal-Europa de Barok zich naar Rococo, een nog decoratieve variant van de Barok.

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Classicisme | 1630 – 1700

Ontstaan

Het Classicisme behoort qua tijd tot de stijlperiode van de Barok, hoewel het zich daar tegen afzet. De 18e eeuw word ook wel de Eeuw van de Rede of De Verlichting genoemd. In deze periode stond rede centraal. Deze periode wordt gekenmerkt door bevordering van de wetenschap en intellectuele uitwisseling. Onder invloeden van Italiaanse inzichten ontstond de stijl Classicisme. De vormen uit de Renaissance werden tijdens het Classicisme op strikte en zuivere wijze toegepast. De strenge orde van de Griekse en Romeinse vormentaal sloot namelijk goed aan bij de filosofie van de Verlichting, waarin de rede werd verheerlijkt. Anders dan bij het Maniërisme, lag bij het Classicisme de nadruk minder op zingeving van decoraties en orden, maar meer op benadrukking van symmetrie en proportie. Classicistische architectuur is herkenbaar door een eenvoudige hoofdvorm en goede verhoudingen. Belangrijke Italiaanse figuren van deze nieuwe ontwikkelingen waren Palladio (1505 – 1580) en Scamozzi (1548 – 1616). Palladio kreeg tijdens het Classicisme ook zijn eigen stijl toegewezen, het Palladianisme. Zowel het Classicisme als het Palladianisme worden gekenmerkt door eenvoud en harmonie.

Nederland: verspreiding en kenmerken

In Nederland hebben we gebouwen in deze stijl. Classicistische gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm, goede verhoudingen en weinig decoratie. Een Classicistisch gebouw is te herkennen aan een symmetrische voorgevel en indeling, pilasters, een driehoekig fronton boven de vensters en een middenrisaliet. Het doet vaak denken aan een tempel. Aan het begin van het Classicisme werden er pilasters toegepast die doorlopen over meerdere verdiepingen, maar aan het eind van deze stijl verdween dit kenmerk.

Het Hollands Classicisme was een zeer belangrijke bouwstijl in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in de 17de-eeuw, die in die periode ook de Gouden Eeuw doormaakte.

Tijdens het Hollands Classicisme wordt er een eind gemaakt aan de Maniëristische bouwkunst, en er wordt enkel op strenge wijze de klassieke orden nageleefd. Hierbij ontstaat dan ook de variant van het Hollands Classicisme: de Strakke Stijl. De Strakke Stijl is de laatste fase van het Hollandse Classicisme in Amsterdam. Rond 1660 verdwijnt de pilasterarchitectuur, en er komt een stijl van soberheid tot ontwikkeling. Gevels zijn vlak, gesloten en gesloten. Grote ongebroken vlakken en strakke verhoudingen nemen het roer over.

Adriaan Dortsman is de belangrijkste architect in deze periode, maar het eerste voorbeeld is van Philips Vingboons: Herengracht 450. De architectuur wordt dan bepaald door de ritmische verdeling van de vensters en de verhoudingen, die nog geheel klassiek zijn, terwijl de klassieke vormentaal beperkt blijft tot de gevelbeëindiging met een kroonlijst met attiek of balustrade en een geaccentueerde middenas met ingangspartij.

Eigenlijk blijft deze klassieke architectuur ook in de 18de eeuw bestaan, maar dan wordt de vormentaal bepaald door de stijl die op dat moment de toon aangeeft, zoals de Lodewijk XIV of XV.

Er blijkt dat er wel een problematiek optrad bij het ontwerpen van woonhuizen die aan deze klassieke orden en daarmee afmetingen moesten voldoen. Zuilen- en pilasterstellingen hebben volgens deze orden een behoorlijke breedte nodig om tot hun recht te komen. Na 1665 neemt het gebruik van pilastergevels dan ook sterk af. In de periode tussen 1665 en 1700 wordt hiermee de Strakke Stijl geïntroduceerd; de laatste fase van het Hollands Classicisme. Gevels bestonden tijdens deze stijl enkel uit een strak ritme van gevelonderdelen: kale vlakken en scherp uitgesneden vensteropeningen. Slechts bij enkele elementen is decoratie te vinden. De strakke stijl wordt vooral toegepast bij grote herenhuizen, maar smalle woonhuizen worden er ook door beïnvloed: ze krijgen een halsgevel zonder pilasters (deze toepassing verscheen voor het eerst bij een gevel van Philip Vingboons in 1638), waarbij de enige versieringen bij de top te vinden zijn.

Materialen en bouwwijzen

De aandacht voor de bouw verschoof naar aandacht voor het ontwerp. De gewenste totaalvorm van Classicistische gebouwen leidde echter tot minder functionele constructies. Plattegronden waren voornamelijk vierkant. Topgevels werden verafschuwd, daken kregen in deze periode alleen omlopende dakschilden met op de hoek geplaatst een schoorsteen. In de loop van de 17e eeuw ontstond er een grote vraag naar kerken, geschikt voor de protestanten. Deze kerken kregen een aanleg met een kruis- of rotondevorm.

Classicistische architectuur in Nederland

De fases van Classicistische architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Lodewijkstijlen | 1700 – 1810

Lodewijkstijlen is een verzamelnaam voor de stijlen die vernoemd zijn naar drie generaties van Franse Koningen: Lodewijk XIV (de Veertiende), Lodewijk XV (de Vijftiende) en Lodewijk XVI (de Zestiende). Ook deze stijlen worden toegerekend tot de stijlperiode van de Barok.

Overzicht alle Lodewijkstijlen

  • 1643 – 1715: Lodewijk XIV-stijl
    • 1643 – 1660: Eerste periode
    • 1660 – 1690: Tweede periode
    • 1690 – 1715: Derde periode
    • ±1725: Régence (overgangsstijl naar Lodewijk XV-stijl)
  • 1715 – 1774: Lodewijk XV-stijl
    • 1750 – 1774 Pompadour-stijl (overgangsstijl naar Lodewijk XVI-stijl)
  • 1774 – 1793: Lodewijk XVI-stijl

Lodewijk XIV-stijl

Lodewijk XIV, door Hyacinthe Rigaud in 1701
Lodewijk XIV, door Hyacinthe Rigaud in 1701

Ontstaan

Hij regeerde van 1643 tot 1715. Hij was een van de belangrijkste koningen in de geschiedenis van Frankrijk. Hij wilde een specifieke Franse kunst creëren, een voorbeeld hiervan is het Louvre. De Lodewijk XIV-stijl heeft een aantal kenmerken:

  • Reusachtige afmetingen, uitgestrekte zalen met hoge plafonds;
  • Rijkelijk en alles wordt gemaakt van kostbaar materiaal;
  • Decoratieve figuren geïnspireerd door de Grieks-Romeinse oudheid;
  • Veel toegepast acanthusmotief;
  • Machtig en indrukwekkend gevoel.

Nederland: verspreiding en kenmerken

Tijdens de 18de eeuw overheerste in Amsterdam de Franse archit

ectuur. In de Noordelijke Nederlanden en Engeland werd de Lodewijk XIV-stijl geïntroduceerd door architect Daniël Marot (1661 – 1752). Hij was de zoon van een Franse hofarchitect. Hij was als Fransman geboren, maar werd tot Hollander geneutraliseerd. Er is in Amsterdam slechts één gebouw (met zekerheid) aan hem toe te schrijven: het Van Brants-Rushofje aan de Nieuwe Keizersgracht 28-44.

De Lodewijk XIV-stijl in Nederland is te herkennen aan de Barokke vormentaal, in zware symmetrische krullen waarin met veelvoorkomend het acanthusblad als ornament wordt gebruikt. In de periode 1700 – 1740 werd de Lodewijk XIV-stijl in Amsterdam op zware en Classicistische wijze toegepast. Circa 1725 werden elementen van de Regencé-stijltoegepast, dit is een overgangsstijl tussen Lodewijk XIV en Lodewijk XV. Een kenmerk van deze stijl is dat ruimtes tussen randen en krullen worden opgevuld met ruit- en schubmotieven. In Amsterdam komen veel gevels in deze stijl voor. De periode hierna, van 1740 – 1770, is licht en zwierig. In Frankrijk werden de Lodewijkstijlen vooral toegepast op interieurarchitectuur en bleven de gevels nog redelijk Classicistisch, maar in Amsterdam werd de typische ornamentwerk van de Lodewijkstijlen ook aan de gevels zichtbaar.

Materialen en bouwwijzen

De gevel bevat grote schuifvensters, onderverdeeld in vele ruitjes. Een bepleisterde gevel met stucwerk komt vaak voor. De ornamentiek is groot en zwaar, en bevinden zich meestal voor bij portalen en daklijsten. Ornamentiek vertoont zich in verschillende vormen:

  • Fruit- en bloemenslingers;
  • Maskers en mascarons;
  • Palmettes in bestraalde maskers;
  • Lambrequins;
  • Acanthus bladeren;
  • Leeuwenkoppen, leeuwenpoten;
  • Lelie;
  • Schelpen;
  • Laurier;
  • Dolfijnen;
  • Trofeeën;
  • Diamantvormige achtergronden op meubels.

Voorbeelden Lodewijk XIV-stijl in Nederland

  • Van Brants-Rushofje, Nieuwe Keizersgracht 28-44, Amsterdam

De fases van de Lodewijk XIV-stijl

  • Eerste periode (1643 – 1660): In de eerste periode, gestrekt over de eerste 17 jaar van zijn koningschap, werd de bouwstijl sterk beïnvloed door de vroegere stijl van Lodewijk XIII (de Achtste) en Italiaanse Barok. Gedurende deze periode ontstond ook het Franse Classicisme.
  • Tweede periode (1660 – 1690): Tijdens de tweede periode die maar liefst 30 jaar duurde, werd de stijl klassieker en meer triomfantelijk. Dit uit zich in de bouw van het Kasteel van Versailles. De Lodewijkstijlen staan ook bekend om de interieurarchitectuur. Tot 1680 waren de meubelen gigantisch, versierd met een overvloed aan beeldhouwkunst en verguldsel.
  • Derde periode (1690 – 1715): In de laatste periode werd Lodewijk XIV beïnvloed door de architect Jules Hardouin-Mansart en de ontwerper van zijn feesten en ceremonies, Jean Bérain. De derde periode van de Lodewijk XIV-stijl was lichter en vrijer van vorm, de smeedijzeren decoraties waren luchtiger in lijnen en er heerst een groter gebruik van arabeske, groteske en coquille-ontwerpen. Het interieurontwerp, met name de meubels, veranderde in de derde periode. Dankzij de ontwikkeling van inlegwerk werden de meubels versierd met verschillende kleuren en variërende houtsoorten. Pas halverwege de derde periode van de Lodewijk XIV-stijl werd deze stijl toegepast in Nederland.
  • Régence (±1725): Deze overgangsstijl van de Lodewijk XIV-stijl naar laat de klassieke inspiratie los, die sinds de Renaissance heerste. Het focust zich meer op de Barok.

Nederlandse architecten uit deze periode

  • Daniël Marot

Trefwoorden

  • Acanthusmotief
  • Barokstijl
  • Hoge plafonds
  • Grieks-Romeinse ornamentiek
  • Vergulden

Galerij

Lodewijk XV-stijl

Ontstaan

Lodewijk XV, door Louis-Michel van Loo in 1763
Lodewijk XV, door Louis-Michel van Loo in 1763

Hij regeerde van 1715 tot 1774. Hij was de achterkleinzoon van Lodewijk XIV. Hij werd op vijfjarige leeftijd de jongste koning van Frankrijk. De Lodewijk XV-stijl is een stijl die lijkt op de Late Barok, en sterk verwant met Rococo. Deze stijlvorm gaat voornamelijk over de beschrijving van interieurarchitectuur, met name voor meubels. Terwijl de interieurs in de loop van de regering van Lodewijk XV rijkelijk werden versierd, werden de gevels geleidelijk eenvoudiger, minder versierd en meer klassiek. De gevels worden in evenwicht gehouden door rijen van ramen en kolommen. Op grote gebouwen hebben ze vaak grote arcades op straatniveau, en klassieke frontons of balustrades op de daklijn. Decoratieve kenmerken bevatten soms gebogen smeedijzeren balkons met golvende rocaille-ontwerpen, vergelijkbaar met het rocaille-versieringen in het interieur. Religieuze architectuur uit deze periode is ook sober en monumentaal.

De Lodewijk XV-stijl ontwikkelde zich vooral tussen 1723 en 1750. De Lodewijk XV-stijl werd als gedurfd beschouwd, dit was het resultaat van grote technische vooruitgangen. Door deze vooruitgangen is volledige beheersing van het materiaal mogelijk. Dit is voornamelijk te zien in de interieurarchitectuur: er werden bijvoorbeeld gebogen benen gebruikt voor de stoelen. De bewerking van materialen zoals steen, hout en metaal ondergingen veel ontwikkelingen. De Lodewijk XV-stijl heeft een aantal kenmerken:

  • Speels en licht;
  • Asymmetrisch;
  • Gebogen lijnen;
  • Uitbundige en krullerige versieringen;
  • Toepassing van rocailles-ornamenten.

Nederland: verspreiding en kenmerken

De Lodewijk XV-stijl werd in de Nederlanden toegepast in de periode van ± 1740 – 1770.

Materialen en bouwwijzen

Het is voornamelijk een interieurkunst met stucwerkplafonds en wandbekleding. Het heeft vaak wat lichte, speelse decoratie. En er was een voorliefde voor pastelkleuren. De belangrijkste decoratie was de rocaille; een asymmetrische versiering in de vorm van een schelp. Je ziet de versiering bijvoorbeeld in geveltoppen of ingangspartijen.

Voorbeelden Lodewijk XIV-stijl in Nederland

.

De fases van de Lodewijk XIV-stijl

.

Nederlandse architecten uit deze periode

.

Trefwoorden

Lodewijk XVI-stijl

Lodewijk XVI, door Antoine-François Callet in 1779
Lodewijk XVI, door Antoine-François Callet in 1779

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Lodewijk XIV-stijl in Nederland

De fases van de Lodewijk XIV-stijl

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Empirestijl | 1800 – 1820

Ontstaan

De Empirestijl is in Parijs ontstaan, na de Franse Revolutie. Napoleon Bonaparte heeft hierbij de hoofdrol. De herkomst van de naam van deze stijl is aan hem te danken. Napoleon won veldslag na veldslag en kende enorme populariteit. Hij verkreeg het imago van een veldheer en liet zich omringen met kostbaarheden in ‘zijn’ stijl. Ondanks dat zijn keizerrijk maar kort bestaat, heeft zijn stijl een lange nasleep; nog lang nadat Napoleon verslagen is, verreizen er paleizen en andere publieke gebouwen in zware en streng classicistische stijl. De stijl verspreid zich op zijn eigen wijze naar verschillende landen. Zo zijn er in sommige landen gebouwen met zuivere Empire-vormen, maar in de meeste andere landen wordt de stijl langzamerhand meer sober en kaal.

Nederland: verspreiding en kenmerken

In Nederland heerst er in deze periode armoede. Er wordt heel weinig gebouwd, en wat er ook gebouwd wordt heeft maar weinig versieringen. Er zijn niet veel Empirestijl gebouwen te vinden in Nederland. Maar, in die tijd zijn er heel veel bestaande gebouwen aangepast aan deze heersende stijl. Aan de Amsterdamse grachten zie je dat de Empirestijl en de Lodewijk XVI-stijlen sterk overheersen. De kolossale huizen aan de Herengracht in Amsterdam zijn ook een goed voorbeeld.

Materialen en bouwwijzen

Napoleon bewonderde de Egyptische cultuur, dit is terug te zien in de elementen en patronen van de Empirestijl. Hij deed inspiratie op tijdens zijn veldslagen en roofde veel kunstschatten uit de landen om ze naar Parijs te brengen. De stijl is verwant aan de Classicistische Lodewijk XVI-stijl.

De Empirestijl wordt gekenmerkt door gevels die zwaar en massaal lijken, met brede muurdammen. Ook ornamentiek word ‘verzwaard’, de verfijnde ornamentiek van voorgaande stijlen wordt heel stevig en massief gemaakt. Brede, zware daklijsten met fijn-gedetailleerde versieringen. Elementen werden verguld en er werd ook gebruik gemaakt van felle en rijke pastelkleuren. Er wordt gebruik gemaakt van (smeed)ijzerwerk voor bijvoorbeeld balkonhekken. Lage vensterbanken zodat de ramen langer zijn met raamhekjes (soms zijn de ramen zo langwerpig dat het eerder deuren zijn!). Stoephekken bestaan uit smeedijzeren figuren met een vormgeving die strakker is dan de voorafgaande stijlperioden. Deze stoephekken steunen vaak op drie voeten.

Voorbeelden Empirestijl in Nederland

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden


Neostijlen | 1800 – 1915

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Neostijlen in Nederland

De fases van de Neostijlen

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Eclecticisme | 1840 – 1910

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden xyz architectuur in Nederland

De fases van de xyz architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Art Nouveau |1895 – 1915

Art Nouveau - Bouw wiki

Rationalisme | 1900 – 1920

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Rationalisme architectuur in Nederland

De fases van de Rationalistische architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Sociale woningbouw | 19de en 20ste eeuw

Ontstaan

Aan het begin van de 20ste eeuw waren er veel ontwikkelingen op het gebied van sociale woningbouw. In de loop van de 19de eeuw werden er steeds meer woningblokken gemaakt voor de mensen die het financieel niet breed hadden. Dit werd gedaan in opdracht van rijke filantropen. Deze woningblokken worden ook wel ‘arbeiderswoningen’ genoemd. Deze woningen zijn eenvoudig, zakelijk en eerlijk. Ze hebben traditionele vormen, maar zijn soms ook versierd met de gebruikelijke ornamenten uit die tijd. In 1901 werd de Woningwet aangenomen en twee jaar later werd de eerste coöperatieve Amsterdamse woningbouwvereniging, Rochdale, opgericht. Het eerste woningcomplex van Rochdale wordt in 1909 voltooid, en in de jaren hierna volgen er nog meer van zulke woningcomplexen. Er verschijnen zo steeds meer betaalbare woningcomplexen met aantrekkelijke architectuur. Dit is echter niet de richting waarop woningen in Amsterdam zich zullen ontwikkelen, want inmiddels was de Amsterdamse School in opmars.

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Neostijlen in Nederland

De fases van de Neostijlen

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Introductie Nederlandse lokale stijlontwikkelingen in de 20ste eeuw

Amsterdamse School | 1910 – 1930

Ontstaan

In 1910 ontstaat de Amsterdamse School door aanzet van Eduard Cuypers. Zijn ontwerp- en werkwijze was combineren van allerlei stijlen uit verschillende perioden en verschillende landen. Hij zette zijn leerlingen en architectenbureau aan om hetzelfde te doen. Samen met zijn leerlingen komt de Amsterdamse School uiteindelijk tot stand. Drie van deze leerlingen, Piet Kramer, Joan van der Mey en de Michel de Klerk, volgen voor het verwezenlijken van de Amsterdamse School het principe van de Jugendstil: zo min mogelijk vormen gebaseerd uit het verleden toepassen. De Amsterdamse School is niet sierlijk, maar stevig en massief. Doordrenkt van socialistische idealen werd de Amsterdamse School-stijl vaak toegepast op arbeiderswijken, lokale instellingen en scholen. Voor veel Nederlandse steden ontwierp Hendrik Berlage de nieuwe stedenbouwkundige plannen, terwijl de architecten van de Amsterdamse School verantwoordelijk waren voor de gebouwen. De Amsterdamse School-beweging maakt deel uit van de internationale expressionistische architectuur, soms gekoppeld aan het Duitse baksteenexpressionisme.

In 1913 is de grote doorbraak. Van der Mey kreeg de opdracht voor het ontwerp van het Scheepvaarthuis, en hij vroeg hierbij Kramer en van der Klerk om hulp. Het Scheepvaarthuis is het eerste gebouw dat compleet ontworpen is in de Amsterdamse School. Het trok veel aandacht en zette de stijl in één klap op de kaart. Bij de bouw van het Scheepvaarthuis speelde de Eerste Wereldoorlog ook een rol. Nederland was in die periode afgeschermd van de buitenwereld, hierdoor kon de stijl zich ontwikkelen zonder invloeden van het buitenland. In de jaren van de oorlog stond de bouw echter wel stil.

De expressionistische architectuur van de Amsterdamse School was de meest succesvolle stijl van de jaren twintig. Voor veel buitenlandse architecten was Amsterdam het voorbeeld voor nieuwe stadsuitbreidingen. Maar de traditionalistische beweging duurde langer, tot de jaren vijftig, dankzij de Delftse School. In de jaren zestig was de rationalistische beweging dominant. Rond het einde van de jaren 20 begint de Amsterdamse School langzamerhand haar sterke positie op te geven. Dit had een aantal oorzaken, waaronder het overlijden van de Klerk. Hij was de ware drijvende kracht achter deze stijl. Maar ook de heersende armoede speelde een grote rol, er werd steeds minder gebouwd en er was minder geld voor ornamenten, terwijl die een grote rol speelden in de architectuur van de Amsterdamse School. Hierdoor ontstonden ook gebouwen in de Amsterdamse Stijl met weinig ornamenten; ook deze stijl had dus een fase van verstrakking en versobering. Deze fase wordt de ‘Late Amsterdamse School’ genoemd. Overigens bereikten na de oorlog buitenlandse bouwstijlen ons weer, die meer in smaak vielen bij de architecten en hun klanten. In een bekende toespraak noemde de Nederlandse rationalist Willem van Tijen de Amsterdamse School een waarschuwend voorbeeld voor architecten (gepubliceerd in Forum 9 editie 1960-61). Na de dood van Kramer in 1961 was geen enkele architectonische instelling of museum meer geïnteresseerd in zijn expressionistische werk. Om die reden werden al zijn tekeningen, blauwdrukken en modellen verbrand.

De Amsterdamse School en het Functionalisme zijn elkaars tegenpolen. Bij het Functionalisme draait het om functionaliteit en doelmatigheid. Versieringen werden gezien als volstrekt overbodig. Bij de Amsterdamse School staat schoonheid voorop, en functionaliteit deed er niet toe. Een goed voorbeeld hiervan is Het Schip, het heeft nutteloze balkons, loze ruimtes en een grote toren zonder enige functie.

Van 1920 tot 1930 ontwikkelden zich in Nederland verschillende parallelle bewegingen:

Stijlen Architecten Bijzonderheden
Traditionalisme Kropholler, deels Berlage
Expressionisme De Klerk, Kramer
De Stijl Rietveld, Oud, van Doesburg Met manifest van groep 'De Stijl', 1917, tegen de 'Moderne Barok' van de Amsterdamse School
Functionalisme/Rationalisme Van Eesteren, van Tijen, Merkelbach Met manifest van groep 'De 8', 1927, tegen de Amsterdamse School. Zie Functionalisme
Constructivisme Duiker
Baksteenkubisme Dudok, Berlage

Nederland: verspreiding en kenmerken

In 1917 wou de gemeente van Amsterdam een groot uitbreidingsplan beginnen, Plan Zuid van Berlage. De architecten van de Amsterdamse School hadden juist in dit jaar een belangrijke positie in Amsterdam. Ook voor dit project werden deze architecten ingezet, en dit leidde er toe dat ze een zeer leidende rol kregen in allerlei opdrachten en ontwerpen van andere architecten die niet bij de Amsterdamse School hoorden. Vanaf dit jaar domineren zij de bouwactiviteiten, van publieke gebouwen tot aan bruggen en tramremises, maar vooral voor de sociale woningbouw die bijna volledig in Amsterdamse School is uitgevoerd. Wat betreft de bouwstijl had de Klerk een andere visie dan Berlage. In het tijdschrift "Bouwkundig Weekblad 45 editie 1916" bekritiseerde de Klerk de recente gebouwen van Berlage in de stijl van het Hollands Traditionalisme. In deze context kan de Beurs van Berlage uit 1905 worden gezien als het startpunt van de traditionalistische architectuur.

Gebouwen uit de Amsterdamse Schoolperiode zijn met name grote (sociale) woningbouwprojecten, scholen en enkele utilitaire werken. Door de plastische gevels en de speelse indeling hiervan is er binnen deze stijl zelden sprake van massiviteit in de gebouwen. Zij zijn wel groot, maar ogen toch menselijk.

Materialen en bouwwijzen

In deze periode worden woningblokken opgevat als één geheel, in plaats van een samenstelling van variërende huizen. Een methode die de architecten hierbij gebruikten was het maken van een model in klei: dit was het perfecte materiaal om een samenhangend massa handmatig te vervormen. Amsterdamse School is zwaar, massief en gesloten. Dit hangt ook samen met de grote vlakken baksteen. Bakstenen worden in allerlei verschillende patronen gemetseld. Ook de toepassing van de ramen en deuren worden verzwaard en massiever gemaakt: ze zijn breed, hebben zware kozijnen en zijn verdeeld in kleinere raampjes. De raamopeningen en portieken zijn vaak ellips- of trapeziumvormig. Er worden veel versieringen aangebracht in nieuwe en vrij strakke vormen. Met natuursteen worden beeldhouwwerken gemaakt van mannelijke arbeiders en stevige vrouwen. Smeedijzer, glas-in-lood en tegels zijn populair. Wat ook opvalt is dat er weer een opkomst is van horizontalisme. Er worden horizontale lijsten toegepast en ramen zijn in horizontale ‘banen’ met elkaar verbonden. Het doel van de Amsterdamse School was om een totale architecturale ervaring te creëren, zowel binnen als buiten.

Voorbeelden

De fases van de Amsterdamse School-architectuur

  • Amsterdamse School
  • Late Amsterdamse School

Door het overlijden van de Klerk, de economische recessie en buitenlandse stijlinvloeden ging de zuivere stijl van de Amsterdamse School langzaam ten onder. Aan het einde van deze stijl, belandde de Amsterdamse School in haar laatste fase, de Late Amsterdamse School. Er zijn nog veel kenmerken van de stijl nog steeds aanwezig, maar het is soberder en strakker dan voorheen. Zware ramen met ingewikkelde ruitjes worden vanuit de zuivere stijl nog doorgezet. Maar, het glas-in-lood dat in veel ramen zit heeft minder kleur dan vroeger, en soms helemaal geen kleur. De grootste veranderingen zijn te zien in de opbouw van de gevel in de woningblokken. We hebben al gezien dat woningblokken behorend tot de Amsterdamse School werden opgevat als één geheel, wat ertoe leidde dat gevels met de afzonderlijke woningen daarin nauwelijks meer te herkennen zijn.

Representanten

Trefwoorden

Nieuwe Haagse School | 1920 – 1940

Ontstaan

In 1920 ontstond er in Den Haag een wat luxere variant op de Amsterdamse School. Haagse architecten gebruikten in die tijd ook veel baksteen en hielden van versieringen, maar in Den Haag werden deze juist hoekig en kubistisch. Dit doet denken aan Functionalisme, dat bekend staat om zijn rechte lijnen. Echter was de Amsterdamse School een tegenpool van het Functionalisme. Bij de Amsterdamse School stond schoonheid voorop, en functionaliteit deed er niet toe. Bij het Functionalisme is het ontwerp doelmatig gericht op de functie, versieringen waren volstrekt overbodig. De definitie van de stijl van de Nieuwe Haagse School kan op veel verschillende manieren worden uitgelegd. Laten we zeggen dat de Nieuwe Haagse School in essentie de variant is op de Amsterdamse School met een vormentaal dat geïnspireerd is op het Functionalisme. Elementen uit de architectuur van De Stijl, Frank Lloyd Wright en Berlage kwamen in de Nieuwe Haagse School bij elkaar. De strakke lijnen en geometrische volumes van de Nieuwe Haagse School vormden de aanzet van de moderne architectuur. De stijl komt in alle klassen van de woningbouw voor: in luxewoningen, woningen voor de middenklasse en in de goedkopere volkshuisvesting.

De bloeiperiode van de Nieuwe Haagse School ligt tussen 1925 en 1940. Rond 1918 verdwenen stijlinvloeden van buitenaf in het Haagse stadsbeeld. Dit was ook de periode dat de Nieuwe Haagse School zich langzamerhand begon te ontwikkelen, tot haar 'ware' totstandkoming in 1920. Na enkele jaren had Den Haag haar eigen bouwstijl in de armen gesloten die paste bij haar karakter. Met het tot bloei komen van de bouwstijl gingen stedenbouwkundige planvorming, architectonische vormgeving en bouwkundige detaillering steeds soepeler hand in hand. Het creëren van een mooie eenheid door samenhang te vormen tussen alle domeinen binnen de gebouwde omgeving was het diepere streven. Hierin speelde de in 1918 opgerichte dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting een sturende rol. Onder leiding van Piet Bakker Schut werden voor al deze domeinen 'spelregels' opgesteld, dit was noodzakelijk om grip te krijgen op de Haagse bouwnijverheid.

De Haagse buurt Marlot werd een experiment om het Haagse streven naar een samenhangende eenheid binnen de gebouwde omgeving te verwezenlijken. Henk Suyver maakt in 1923 het stedenbouwkundig plan, en toonde met dit ontwerp aan dat er binnen de 'spelregels' van Schut voldoende ruimte bleef voor individuele architectonische expressie. Hierdoor zijn de architecten van de Nieuwe Haagse School te onderscheiden, dit maakt de bouwstijl veelzijdig en rijk. De 'methode Marlot' werd vaak herhaald, stedenbouw werd in Den Haag op deze manier een volwaardige discipline, en het was de bouwstijl van de Nieuwe Haagse School die vorm gaf aan de stel groeiende stad.

Omstreeks 1920 werd door onder andere Jan Wils en Willem Verschoor een nieuwe woonvorm ontwikkeld, woonhotels. Deze woonhotels waren ontworpen met een 'Amerikaanse benadering', die vooral bij de hogere klasse Hagenezen in de smaak viel. Het was een moderne, maar niet al te radicale woonvorm. Deze grote wooncomplexen bestonden uit tientallen appartementen met allerlei moderne voorzieningen die erop gericht waren dat de bewoners geen inwonende dienstpersoneel nodig hadden. Er was zelfs een restaurant aanwezig, en de maaltijden konden ook bij je appartement geleverd worden. Voorbeelden hiervan zijn Zorgvliet en Oldenhove. Ook opmerkelijk is de introductie van de Haagse portiekwoning. Bij woningblokken van drie bouwlagen hadden alle woningen de voordeur aan de straat. Woningen op de begane grond hadden het entree op het straatniveau, en overige verdiepingen hadden het entree op de eerste verdieping. Dit woningtype is ook in andere steden gerealiseerd. Er verschenen ook twee-onder-een-kapwoningen in de Nieuwe Haagse School.

Tot 1940 verschenen zo veel bouwwerken in de Nieuwe Haagse School dat na de Bevrijding de bijzondere kwaliteiten van de bouwstijl niet werden gewaardeerd en nauwelijks op waarde werden geschat. De Nieuwe Haagse School verdampte tijdens de jaren van wederopbouw en prioriteit van woningnood. Tevens hadden de architecten van de Nieuwe Haagse School tekortgeschoten in publiciteit, ze maakten op enkelen na geen deel uit van architectuurdebatten en bleven door deze bescheidenheid uit de schijnwerpers, waardoor de Haagse stijl luchtig als 'lokale stijl' werd omschreven en niet werd toegerekend aan de Nederlandse architectuurgeschiedenis. Dit was ten onrechte, de Nieuwe Haagse School was immers verankerd in de ontwikkeling van de moderne architectuur. Aan het einde van de jaren tachtig kwam er weer waardering voor de stijl, en dit is tot op de dag van vandaag nog steeds zo. De Nieuwe Haagse School is synoniem met de Haagse identiteit en werd een inspiratiebron voor velen. Een groot aantal iconische gebouwen en monumentale stadsbeelden van hoge kwaliteit in deze stijl zijn karakteristiek voor Den Haag. De innovatieve woonhotels en de manier waarop de gemeente zorgde voor een harmonieus samenhangend stadsbeeld, zijn een inspiratiebron voor de huidige ontwikkeling van Den Haag. De bouwwerken in de Nieuwe Haagse School behoren tot het Haagse erfgoed en worden op juiste waarde geschat.

De term 'Nieuwe Haagse School' wordt voor het eerst gebruikt in 1920 door de Amsterdamse School-architect Cornelis Blaauw, in een artikel over de ontwikkelingen binnen de moderne architectuur. Hij schreef dit artikel met een negatieve lading over de Nieuwe Haagse School. De Nieuwe Haagse School heeft zijn naam verkregen om verwarring te voorkomen met de impressionistische kunststroming 'Haagse School' te voorkomen. Bekend kunstenaar van deze kunststroming is Hendrik Willem Mesdag, bekend om zijn Panorama.

Kenmerken

De Nieuwe Haagse School behoort tot een stijlvariant van het Expressionisme. De gevelcomposities bestaan uit horizontale en verticale vlakken en lijnen. Horizontale elementen zoals lateien, waterslagen en kozijnen worden benadrukt door zwart geteerd metselwerk dat meestal verdiept óf uitkragend in het gemetselde vla werd uitgevoerd. Verdiepte lintvoegen in combinatie met platvolle stootvoegen werken toegepast door de horizontale lijnen van het metselwerk extra te accentueren. Maar ook door de uitgestrekte overstekende daken werd de horizontaliteit benadrukt. Schoorstenen zorgen voor verticale accenten.

De kracht van de Nieuwe Haagse School ligt niet (alleen) in de volumes waarin de bouwwerken zich vertonen, maar ook in de kleinste details. Glas-in-lood, gootbetimmering en unieke voordeuren geven deze stijl karakter. Herkenbare bouwdelen zijn erkers, balkons, schoorstenen, luifels, terrassen en bovenlichten met glas-in-lood.

De toegepaste kleuren en materialen zijn voornamelijk traditioneel. Veel groen, en wit schilderwerk, met naturel geverniste voordeuren. Het valt wel op, ondanks dat ze toen de techniek van constructies in beton nog niet beheersten, de architecten wel beton wilden toepassen. Doordat beton dus niet dragend was, werd het wel eens als 'schijn'-constructieonderdeel geïntegreerd in de gevels. Denk bijvoorbeeld aan betonnen afdakjes boven voordeuren, op deze manier werd gesuggereerd dat beton een (dragende) functie had.

Stedenbouwkundige samenhang en symmetrie zijn ook karakteristieken van de Nieuwe Haagse School. Bijzonder is dat grote woningcomplexen, net zoals de Amsterdamse School, als één geheel worden opgevat waardoor er eenheid ontstond in het straatbeeld. Aan het straatbeeld werd veel aandacht besteed, door betegelde terrassen en gemetselde tuinmuurtjes krijg het entree van de woning een aangenaam aanzicht.

Representaten

Voorbeelden Nieuwe Haagse School-architectuur in Nederland

Trefwoorden

De Delftse School | 1930 – 1950

Ontstaan

De Delftse School valt onder het Traditionalisme, wat door de Delftse hoogleraar Marinus Jan Granpré Molière nieuw leven wordt ingeblazen. Hij streeft bij woonhuizen naar nederige architectuur, gebaseerd op wat hij beschouwde als ‘universele’ normen en waarden. Hij vindt dit vooral in de traditie van Nederlandse plattelandsbouw, maar ook in de werken van Berlage. Molière wilt in publieke gebouwen (zoals kerken en kantoren) wel monumentaliteit laten uitdrukken, zodat de functie en essentie van het gebouw zo benadrukt wordt. Aan het begin van de 20ste eeuw houden architecten zich lang vast aan de vertrouwde vormen van de 19de eeuw. Vooral als het om warenhuizen gaat, is de 19de-eeuwse Internationale Stijl een favoriet.

Nederland: verspreiding en kenmerken

De Delftse School wordt veel gecombineerd met andere stijlen, waardoor er soms verwarring ontstaat. De ene bron stelt dat een bepaald gebouw in de Delftse stijl is gebouwd, daar waar een andere bron spreekt van de Amsterdamse School. Naarmate de tijd verstrijkt en de Delftse School zich steeds meer verspreidt, ontwikkelt zich geleidelijk tot de opvolger van de Amsterdamse School. De Delftse School heeft wel een ander concurrent: Functionalisme maar houdt hierbij in de beginnende jaren wel de overhand. Dit had ook te maken met de materialen die gebruikt werden in de Delftse School, baksteen werd op grote schaal toegepast, en was erg goedkoop in die tijd. In de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog speelt de Delftse School de hoofdrol. Pas na 1950 zal het Functionalisme uiteindelijk toch meer overheersen.

Materialen en bouwwijzen

Bakstenen gevels, met natuurstenen aanvullingen op ‘constructieve plaatsen’ en omlijstingen zoals Berlage dat deed. Moderne materialen, zoals beton, worden zo min mogelijk gebruikt. Als moderne materialen wel worden gebruikt worden ze verhuld door een ander, meer traditioneel, materiaal. Er wordt overvloedig smeedijzer gebruikt, zowel buiten als binnen. Het smeedijzer vertoont zich in sierlijke krullende vormen. Gevels zijn meestal vrij gesloten, ze hebben kleine ramen die onregelmatig over de gevel zijn verspreid. Soms wordt er juist veel glas gebruikt, zoals bij erkers. Kerken en woonhuizen hebben bijna altijd schuine daken, en er worden soms torens toegevoegd aan gebouwen.

Voorbeelden de Delftse School in Nederland

Representanten

Trefwoorden

Bossche School | 1946 – 1974

Ontstaan

De Bossche School valt onder het Traditionalisme. Mede doordat in Noord-Brabant tijdens de Tweede Wereldoorlog kerken waren beschadigd en verwoest, ontstond tijdens de Wederopbouw behoefte aan architecten die deze kerken konden herstellen, maar ook nieuwe kerken konden ontwerpen. Met die achterliggende motivatie werd de cursus Kerkelijke Architectuur gegeven in 's-Hertogenbosch. Architect en benedictijner monnik Hans van der Laan was een van de docenten binnen deze cursus. De Bossche School is dan ook gebaseerd op een gedachtegoed en zeer gespecificeerde benadering die hij hanteerde tijdens zijn ontwerpprocessen. Hierin speelde religie een zeer grote rol; het getal zeven is in het kloosterorde waar hij tot toebehoorde een heilig getal. Monniken zouden volgens Italiaanse kluizenaar Benedictus 7 maal per dag moeten bidden, deze regel stelde hij vast in het jaar 529. Hij verwerkt dit getal ook in zijn ontwerpen. Dit getal had dus een significante betekenis voor hem.

Hans van der Laan werkte graag samen met zijn broer. Nico van der Laan was door de aartsbisschop van Utrecht aangesteld als de directeur en cursusleider. De belangrijkste docenten van de cursus waren de gebroeders van der Laan en Cornelis Pouderoyen. Vanaf 1953 werden steeds meer lessen verzorgd door Hans van der Laan, en zo nam zijn invloed op de cursus toe. Voor hem was zijn positie binnen deze cursus een manier om zijn kennis en ideeën over te dragen aan andere architecten. Door de katholieke achtergrond van de organisatoren en docenten kwam de Bossche School voornamelijk in uiting in de katholieke kerkenbouw.

,,De ruimte van de natuur heeft drie aspecten, waar wij geen raad mee weten: ze is onbegrensd, ze is zonder vorm en ze is onmetelijk. Architectuur is niet anders dan hetgeen aan die ruimte toegevoegd moet worden om ze bewoonbaar, zichtbaar en meetbaar te maken.'' – Citaat uit een lezing van de Bossche School

De eerste bouwwerken waren in basilieken en kerken die ontworpen waren naar Italiaanse vroegchristelijke kerken. Hans van der Laan vermoedde dat aan deze gebouwen een soortgelijk maatsysteem ten grondslag lag als aan zijn plastische getal. Bossche School-kerken waren aanvankelijk verwant aan de bouwwerken van de Delftse School totdat er enkele ontwikkelingen kwamen in de stijl door vernieuwende kerkontwerpen, waardoor een sterkte versobering in de vormgeving optrad. Religie stond hierbij ook weer centraal; de veranderende liturgische opvattingen speelden een rol hierbij. Zo werd er geëxperimenteerd met een meer centraal geplaatst altaar, en werd bij grote hallenkerken de kerkvloer opgevat als een stadsplein, als een soort ontmoetingsplek voor gelovigen.

Het hoogtepunt van deze stijl ligt in de periode vlak vóór dat de cursus werd beëindigt. De cursus van de Kerkelijke Architectuur heeft tot 1973 geduurd, met uiteindelijk 260 architecten die zich hadden aangesloten. Na de beëindiging van de cursus werden de bijeenkomsten echter wel voortgezet, onder andere op de bureaus van Hans van der Laan en zijn broer, Nico van der Laan. Tegenwoordig worden er nog steeds gebouwen ontworpen die min of meer geïnspireerd zijn door de (benadering van) Bossche School-architectuur.

Kenmerken

De kenmerken van de Bossche School bevinden zich voornamelijk onder het 'oppervlak'. Heldere geometrie dat gebaseerd is op specifieke maatvoering staat centraal. De toepassing van een strikt verhoudingssysteem dat gebaseerd is op het plastische getal is zeer belangrijk in het ontwerp. Bijna alle ontwerpmethodieken werken vanuit het getal 10, of een veelvoud daarvan. Dat deel je al gauw in tweeën, tot 5 en 5, waardoor er vierkante en symmetrische composities ontstaan. Over de decennia ontdekt Van der Laan dat een ontwerpmethodiek dat gebaseerd was op het getal 7 misschien wel veel ‘natuurlijker’ was, en de verhouding 3 tot 4, of 1 tot 7, een grote vanzelfsprekendheid kende. Hij noemde dit het plastisch getal. Het plastische getal met de proporties 1:1, 3:4, 4:7, 3:7, 1:3, 1:4, 3:16 en 1:7 is in de Bossche School te beschouwen als een driedimensionale uitwerking van de gulden snede. Architecten van de Bossche School zijn bezig met universele proporties. Een ander belangrijk concept voor de Bossche School is de kleinste kamer in het gebouw dat ontstaat tussen vier wanden. De grote van deze kamer, de cella, moet direct gerelateerd zijn aan de muurdikte. Deze kamer is de belichaming van de basis van het gehele ontwerp. Vaak wordt de regel aangehouden dat de grootste lengte of breedte van de cella maximaal zeven keer de muurdikte mag bedragen.

In de Bossche School worden er geen gespecificeerde stijlelementen gehanteerd, maar er zijn wel enkele kenmerken die karakteriserend zijn voor de stijl. Zo wordt horizontaliteit benadrukt door het toepassen van speklagen, of zichtbare lateien boven deur- en raamopeningen. De dikte van wanden worden geaccentueerd; zo worden ramen diep geplaatst waarbij met duidelijk zichtbare dagkanten de dikte van de muren wordt benadrukt. Dit zet zich ook door tot het voegwerk van de gevels, deze worden vol uitgevoerd. Bouwmaterialen worden op een manier afgewerkt dat de constructie van het gebouw nog te zien is, vloeren zijn vaak uitgevoerd in gewassen grind in cement. Buitenmuren worden ook wel een aangesmeerd met cement. Er wordt ook geëxperimenteerd met de overgangen tussen de binnen- en buitenruimtes. Wat ook vaak voorkomt is dat platte daken worden afgewerkt met een rij holle en bolle dakpannen langs de dakranden.

Belangrijke onderwerpen waar Hans van der Laan bij stil stond tijdens zijn ontwerpprocessen:

  • Hoe men door middel van het gebouw de architectonische ruimte afgebakend kon worden van de natuurlijke ruimte, en aandacht schenken aan dat mensen zich vanzelf thuis voelen in die ruimte;
  • Een maatstelstel, wat de ideale verhoudingen zijn als basis van orde en harmonie;
  • Een vast ritme;
  • Historische referenties, ornamentiek en sierlijke vormen worden achterwege gelaten;
  • Driedimensionale proporties.

Representanten

Voorbeelden

Expressionisme | 1910 – 1930

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Expressionistische architectuur in Nederland

De fases van de Expressionistische architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Traditionalisme | 1925 – 1965

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Traditionalistische architectuur in Nederland

De fases van de Traditionalistische architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Brutalisme | 1950 – 1970

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Brutalisme architectuur in Nederland

De fases van de Brutalisme architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Hedendaags | 1965 – heden

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden hedendaagse architectuur in Nederland

De fases van de hedendaagse architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Functionalisme | 1915 – 1965

Ontstaan

Ook wel: Het Nieuwe Bouwen of de Nieuwe Zakelijkheid genoemd.

In de vroege twintigste eeuw heerste de Amsterdamse School in de Nederlandse architectuur. Architecten van deze stijl waren op zoek naar oplossingen met 'eerlijke' materialen als baksteen, hout, natuursteen waarbij in de uitvoering ware vakmanschap en ambachtelijkheid centraal staat. In de jaren twintig ontstond er echter een (internationale) stroming die ernaar streefde om het bouwproces te aanschouwen als een industrieel proces met rationele methoden en met toepassing van industriële materialen zoals beton. Het Functionalisme verschilt dus fundamenteel van voorafgaande bouwstijlen. Architecten van het Functionalisme zijn er van overtuigd dat de juiste vorm van een gebouw vanzelf komt als bij het ontwerpproces wordt gericht op doelmatigheid. Efficiëntie is voor deze stijl een belangrijk kernwoord, moderne materialen werden snel geproduceerd en zo konden er in een rap tempo ontwerpen verwezenlijkt worden. Architecten van het Functionalisme halen hun inspiratie uit de Bauhaus-stijl en architecten als Le Corbusier en Frank Lloyd Wright.

Nederland: verspreiding en kenmerken

In Nederland werden de Functionalistische ideeën uitgedragen door de groep 'Opbouw' en later door de Amsterdamse groep 'De 8'. De 8 en Opbouw zijn

Met a-kubistisch doet De 8 een aanval op een meer directe concurrent dat ook van de Amsterdamse School was afgeleid, namelijk de in 1917 opgerichte De Stijl. De 8 was gekant tegen het gevoel en het individuele en hielden een pleidooi voor een rationalistische en universele kunst. De 8 streefde naar een bouwkunst die uitging van de behoeften van de samenleving, en benadrukte zo de dienende functie van de architectuur. Men probeerde architectuur te maximaliseren met een minimum aan middelen. De 8 kon daarom ook onder het functionalisme gerekend worden.

Het eerste gebouw in Amsterdam dat gebouwd is volgens de strikte principes van het Functionalisme, is het administratiekantoor van de Theosofische Vereniging. Het dateert uit 1926, wanneer de Amsterdamse School nog overheersend is. De ontwerpers van het administratiekantoor werken dan ook al aan de Van Nelle Fabriek in Rotterdam. In de laatste jaren voor de Tweede Wereldoorlog wijken steeds meer architecten af van de strenge regels van het Functionalisme. Een voorbeeld van deze afwijkingen is het Amstelstation uit 1939. Het heeft een geknikt dak met niet-constructieve pilaren op de voorgevel. Er wordt weer teruggegrepen naar ouderwetse vormen.

Materialen en bouwwijzen

Het credo is 'licht, lucht, ruimte'. Architecten van het Functionalisme willen lichte constructies en grote ramen: zonlicht en frisse lucht zijn onmisbaar voor een gezond lichaam. Er moest zo goedkoop mogelijk gebouwd worden, en ornamenten worden strikt afgekeurd. Constructies konden blootgesteld worden, in plaats van dat ze ingepakt werden zoals bij voorgaande stijlen. Gevels worden wit bepleisterd of wit betegeld. Ronde ramen komen ook steeds meer voor.

Voorbeelden Functionalisme architectuur in Nederland

Nederlandse architecten uit deze periode

en meer...

Trefwoorden

  • De 8

Introductie Nederlandse architectuurbewegingen van de 20ste eeuw

Beweging: De Stijl | 1917 – 1931

Ontstaan

In 1917 ontstond de kunstenaarsbeweging De Stijl onder leiding van Theo van Doesburg, vernoemd naar het tijdschrift. De leden van De Stijl streefden naar een radicale hervorming binnen de kunstwereld. De aspiratie van De Stijl was om het fenomeen van de onveranderlijke wetten van het heelal te vertolken, en dit deden ze met de toepassing van de primaire kleuren en niet-kleuren (zwart, wit, grijs) en eenvoudige vormgeving. De Stijl is hiermee een sterke tegenpool van Art Nouveau, die haarzelf laat inspireren door de organische en onvoorspelbare vormen van de natuur.

De totstandkoming van De Stijl heeft een geladen voorgeschiedenis. Net zoals andere bouwstijlen en bewegingen ontstond ook De Stijl als een reactie na opeenvolgingen van gebeurtenissen.

De aanloop begon in de periode vlak vóór de Eerste Wereldoorlog, in ongeveer 1914. In deze periode hielden Nederlandse kunstenaars zich al bezig met abstractie. Met abstractie volgde ook het kubisme en futurisme. Vooral Kandinsky was geliefd in Nederland. Toen in 1917 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, bleef Nederland neutraal. De aankomende vier jaar zou Nederland behoorlijk afgesloten worden van de buitenwereld, en zo gingen Nederlandse kunstenaars zich onafhankelijker ontwikkelen, daarvoor had Parijs vooral de heersende hand. In deze vier jaar was Nederland op het gebied van kunst een bloeiende plek geworden, zo waren er veel Belgen gevlucht naar Nederland, waaronder veel kunstenaars. Ook was Piet Mondriaan in die periode in Nederland, omdat hij niet terug kon naar zijn woonplaats in Parijs.

Theo van Doesburg die toen begin zijn dertigen was, kreeg een verlangen om een onafhankelijk tijdschrift op te richten om zo 'een nieuwe kunstuitdrukking te propageren en te verdedigen'. Van Doesburg was kunstschilder, schrijver, dichter en recensent. Hij had meer succes met het schrijven over kunst, dan als zelfstandig kunstenaar. Hij wist dat als hij succesvol zijn boodschap wou overbrengen met zijn tijdschrift, hij zou moeten samenwerken met andere gelijkgestemde kunstenaars. Na enkele jaren 'voorbereiding' kwam van Doesburg Piet Mondriaan, Vilmos Huszár en Bart van der Leck tegen. Vanaf deze ontmoetingen zou het lot van het tijdschrift ingrijpend veranderen, waarmee de beweging De Stijl uiteindelijk ook tot stand zou komen. De vier gelijkgestemde kunstenaars waren op de hoogte van elkaar en beïnvloedden elkaars werk. Zo is de voorkeur van primaire kleuren voortgekomen uit invloed van van der Leck. De Stijl bracht van 1917 tot 1928 hun tijdschrift De Stijl uit.

Ondernemer Frits Meyer-Fierz stelde 600 gulden vrij om zo Van Doesburg de kans te geven om het tijdschrift op te richten. Van Doesburg gebruikte dit geld om een aterlier op te zetten, waaruit hij mensen begon te werven om te schrijven voor het tijdschrift. In november 1917 kwam de eerste editie uit. Maar nog vóórdat de eerste editie verscheen lag de beweging al onder vuur. Zo werd beweerd dat De Stijl werd ingezet als middel om de Duitse cultuur in Nederland te bevorderen, ten koste van de neutraliteit in Nederland. Oud reageerde hierop, en maakte duidelijk dat er geen buitenlandse steun was gezocht of ontvangen. Buitenlandse leden werden niet geplaatst om nationalistische ideeën te ventileren, maar om het internationale karakter van de moderne kunst te bevorderen.

Naast Van Doesburg, Mondriaan, Huszár en Van der Leck behoorden ook de architecten J.J.P. Oud en Jan Wils en de Italiaanse futurist Gino Severini tot de eerste leden van De Stijl. Vervolgens sloten architect Robert van 't Hoff, beeldhouwer Geoges Vantongerloo en meubelmaker Gerrit Rietveld zich ook aan.

De samenstelling van de groep wisselde, sommige leden waren juist kort of langdurig bij De Stijl betrokken. Ook schijnt het dat twee van de belangrijkste leden, Piet Mondriaan en Gerrit Rietveld, elkaar nooit hebben ontmoet.  In 1931 kwam er na het overlijden van Van Doesburg een einde aan De Stijl. Veel leden werkten nog individueel verder volgens de kenmerken van De Stijl, maar ze traden niet meer als groep naar buiten.

De Stijl had een zeer grote invloed op Nederlandse kunst, maar wierp ook zijn vruchten af in het buitenland.

Kenmerken

Architectuur moest in de ogen van De Stijl economisch, functioneel en praktisch zijn. Van Doesburg stelde namelijk dat 'architectuur zich ontwikkelt uit de elementen van de bouw', dus hiermee de bindende elementen als functie, massa, vlak, tijd, ruimte, licht, kleur, materiaal, et cetera. De bouwwerken die toebehoren tot deze beweging zijn abstract kubistisch. Het structuur van de materialen moest bovendien niet herkenbaar zijn. De toepassing van de primaire kleuren en niet-kleuren werden ook in de (binnenhuis)architectuur gehanteerd.

De architecten van De Stijl moesten zich aan allerlei richtlijnen houden voor de standaard van De Stijl.

Piet Mondriaan hield zich aan rechte lijnen en hoeken en de primaire kleuren en de niet-kleuren, maar van Doesburg implementeerde het elementarisme in de verschijning van de schuine lijn.

Beweging: Opbouw | 1920 – 1956

Ontstaan

In 1920 werd door architect Willem Kromhout de Opbouw opgericht. Deze architectengroep pleitte voor licht, lucht en ruimte. Het is een functionalistische/rationalistische beweging; de Opbouw was van mening dat een goed geconstrueerd huis beter was dan een mooi huis. De architecten van deze beweging voegden geen extra materialen toe en probeerde zo alles goedkoop te houden. In bouwwijzen vertoont zich dit in de toepassing van montagebouw. Zo werd er veel glas gebruikt om montagebouw en veel lichtinval mogelijk te maken, dit zorgde echter voor hoge stookkosten.

De architect Jacobus Johannes Pieter Oud paste deze principes toe als directeur Gemeentewerken Rotterdam. Het product hiervan zijn de in 1925 gebouwde woningen van De Kiefhoek, Rotterdam. Deze arbeiderswijk in het zuiden van Rotterdam is het laatste grote werk geweest van J.J.P. Oud. Met dit werk heeft hij al zijn ervaring samengevat; iets wat hij 'poëtisch functionalisme' noemde. Oud was één van de pioniers van de Nederlandse moderne bouwkunst.

Kenmerken

  • Functionalistisch
  • 'Licht, lucht en ruimte'
  • Goedkope, snelle bouwwijzen
  • 'Beter lelijk en doelmatig, dan hoogstaand en onderliggend slecht'

Voorbeelden gebouwen

Representanten

en meer...

Beweging: De 8 | 1927 – 1956

Ontstaan

In 1927, 7 jaar na het ontstaan van de Opbouw, werd door een groep jonge architecten De 8 opgericht onder leiding van Benjamin Merkelbach. Deze architecten waren opgegroeid met de Amsterdamse School, en wouden zich hier tegen verzetten, en in hun manifest doen ze ook een aanval op beweging De Stijl. De architecten waren nog jong en onervaren, maar naarmate de beweging zich uitbreidde sloten ook ervaren architecten zich aan. Net als de andere bewegingen was hun aanhang niet beperkt tot enkel architecten, zo waren er ook fotografen en kunstenaars die zich aan sloten bij De 8. De groep zou vanaf de oprichting tot aan 1940 de belangrijkste drijvende kracht binnen het Functionalisme en Nieuwe Bouwen in Nederland zijn.

De 8 vond dat gebouwen tekort schoten als functioneel bouwwerk; dorpen en steden moesten in dienst staan van de functies en behoeften in de samenleving. De beweging wordt dan ook sterk geassocieerd met het Functionalisme. Men probeerde architectuur te maximaliseren met een minimum aan middelen. De 8 verklaarde:

,,Het is niet uitgesloten schoon te bouten, maar het ware beter voorhands lelijk te bouwen en doelmatig dan parade-architectuur op te trekken voor slechte plattegronden.''

Manifest

foto invoegen

Voorbeelden

Representanten

De beweging beperkte zich niet tot alleen architectuur. Er waren ook enkele fotografen en kunstenaars aangesloten bij het collectief. Van 1934 tot 1938 sloot Groep '32 zich onder aanvoering van Albert Boeken korttijdig aan bij De 8. Hierover is meer te lezen in link.

en meer...

Beweging: samenwerking De 8 en Opbouw | 1927 – 1943

In 1927 gingen de 8 en Opbouw samenwerken. De 8 was voornamelijk georiënteerd op Amsterdam, en de Opbouw op Rotterdam. Het was een goede samenwerking, en ze startten vanaf 1932 met het gezamenlijk tijdschrift De 8 en Opbouw.

Dit tijdschrift werd de belangrijkste media voor het Functionalisme in Nederland. Door hun samenwerking zou het collectief zich uitbreiden tot maar liefst 138 leden. Dit had ook te maken met de toetreding van Groep '32. Helaas werkte deze groei averechts op de saamhorigheid van de groep, door de principiële verschillen werd de voortgang van het architectuurdebat geremd. De kwaliteit van het tijdschrift begon ook te lijden onder de onenigheden.

Aan de samenwerking kwam in de Tweede Wereldoorlog een einde toen het tijdschrift werd opgeheven door de Duitse Bezetting. Uiteindelijk is wegens omstandigheden de samenwerking gaan verwateren. De Opbouw werd opgeheven en heropgericht, terwijl De 8 zonder onderbreking verder bestond. Er kwam een definitief einde aan beide collectieven toen in 1956 bekend werd dat het architectenplatform CIAM (Congrès Internationaux d'Architecture Moderne) werd opgeheven. Dit platform was van zeer groot belang voor het Functionalisme.

In Nagele, een klein dorp in Noordoostpolder, Flevoland, bevinden zich veel gebouwen en woningen door de architecten van De 8 en Opbouw (overigens niet gedefinieerd als uit de periode van hun samenwerking). Dit zie je elders in Nederland nergens. Wat ook opvalt is dat alle gebouwen een plat dak hebben. Er is zelfs een museum toegewijd aan de ontstaans- en inrichtingsgeschiedenis en realisatie van dit dorp, Museum Nagele. Ondanks dat het een insignificant dorpje is, is het wel van historisch, sociaal-cultureel en architectonisch belang, zowel in nationaal als in internationaal opzicht. Naast bouwwerken van De 8 en Opbouw is er ook veel bewaard gebleven van Het Nieuwe Bouwen.

Beweging: Groep '32 | 1932 – 1950

Ontstaan

In 1932 ontstond onder leiding van architect Arthur Staal Groep '32, bestaande uit architecten uit de stroming van het Nieuwe Bouwen. Zij onderscheiden zich van de andere groepen die destijds bestonden. Groep '32 is meer genuanceerd dan De 8 en Opbouw. Met hun zuiver Functionalistische benadering en aandacht voor architectonische esthetiek blazen ze moderne bouw een nieuw leven in. Groep '32 was van mening dat het Nieuwe Bouwen was vastgelopen door ouderwetse regels waardoor het zich niet meer verder kon ontwikkelen. In De 8 en Opbouw konden zij zich ook niet vinden, omdat zij te wetenschappelijk te werk gingen. Groep '32 had juist de ambitie om classicistische Barok te verwerken in de moderne bouwkunst. Architecten Albert Boeken, Arthur Staal, Sybold van Ravensteyn waren de grootste drijfveren achter de groep. Zo verzorgde van Ravensteyn het complete ontwerp voor diergaarde Blijdorp in Rotterdam. Van Ravensteyn werkte aanvankelijk in de richting van De Stijl, maar later werkte hij steeds meer met de inslag van Groep '32.

In grote lijnen kwam de filosofie van Groep '32 overeen met die van De 8: wanneer er aandacht wordt besteed aan de functie van het gebouw, het vanzelf een mooi gebouw wordt ('vorm volgt functie'). Maar, Groep '32 hechtte zich meer aan het esthetische aspect dat met architectuur komt. Dit subtiele verschil leidt uiteindelijk in 1938 tot een breuk.

,,Voor de oude generatie functionalisten was architectuur een kwestie van ontwerpen van zuivere constructies voor zuivere functies. Wij vonden dat ook de schoonheid van de vorm belangrijk was. 'Form follows function' is waar, maar niet helemaal waar.'' – architect Piet Zanstra over de breuk

Manifest

,,De architect heeft zijn beroep te zien als een medewerken aan de vervulling van materiële en culturele behoeften en wensen van den hedendaagse mens en samenleving. Met vermijding van ledig formalisme, verouderde tradities en schadelijke individuele werkwijzen, zonder in enig opzicht de bestemming ondergeschikt te maken aan de uiterlijke verschijning van zijn werk, heeft hij‐ uitgaande van een analyse van de behoeften en wensen van den veranderend mens, individueel en als deel van de veranderende samenleving, en door synthese deze voorkomende,‐ door ordening en klaarheid te brengen, met gebruikmaking van de middelen die de hedendaagse wetenschap, techniek en productiemiddelen bieden, zoo veel mogelijk rechtstreeks aan deze te voldoen.''

Kenmerken

De architecten van Groep '32 lieten zich inspireren door de bouwkunst uit het verleden, met name de Nederlandse classicistische barok. Hun bouwwerken zijn te herkennen aan gebogen muren en kromme lijnen en andere kenmerken van de barok.

Voorbeelden

Representanten

Groep '32 heeft veel bekende architecten als lid gehad. Na een paar jaar samenwerking trad in 1938 een scheiding op tussen De 8 en Groep '32, waarbij een deel van de oorspronkelijke Groep '32 leden in De 8 achterbleven, en een enkele De 8'ers juist in Groep '32 opgingen.

en meer...

Beweging: samenwerking De 8 en Groep '32 | 1934 – 1938

De toetreding van Groep '32 tot De 8 en daarmee tot de samenwerking tussen De 8 en Opbouw ging niet zonder problemen. De opvattingen van Groep '32 omtrent het gebruik van decoratieve elementen leek niet te stroken met die van de andere twee verenigingen. De continue discussies hieromtrent leidden tot een frontale botsing gedurende een vergadering in 1938. Het merkwaardige was dat loyaliteit van meerdere leden van alle verenigingen ten aanzien van de architecturale principes hadden verschoven, en dus de bezettingen van de drie verenigingen van voor 1932 en die van na 1938 veranderd waren: enkele Groep '32'ers waren 8'ers geworden en vice versa.