Verhoudingen deel III: Mysticisme en theosofie: Difference between revisions
Line 24: | Line 24: | ||
''Und so mein eigen Selbst zu Ihrem Selbst erweiern.'' | ''Und so mein eigen Selbst zu Ihrem Selbst erweiern.'' | ||
Revision as of 11:37, 13 June 2023
Introductie
De vraag, hoe het komt dan men vroeger in het algemeen meer schoonheidsontroering voelde bij het zien van bouwkunst, is al vaker gesteld. Door in het antwoord te verwijzen naar ornamentiek en vakmanschap is men er nog niet. Er moet nog iets anders zijn, wat kenmerkend is voor de oude bouwkunst.
Aangezien kunst een openbaringvorm is van een zielservaring, treedt de innige beschouwing van een kunstwerk over de grenzen van verstandelijk begrijpen, en komt het op terrein van de ziel, waar geloven regel is en denken ophoudt. Op dit gebied hervindt de ziel de band met het Eeuwig Onveranderlijke. Het Eeuwig Onveranderlijke voert tot de oorsprong van het leven.
Geloven is een moeilijk ding voor de mens wiens het redeneren en verstandelijk begrijpen tot basis van het levensinzicht is geworden. Maar, ook in deze mens kan de ziel het verband met de oorsprong van het leven niet kwijt raken. Hij moet in het onderbewustzijn zijn Schepper erkennen. Hij moet Hem herkennen, de Opperbouwmeester van het Heelal wiens werk zich openbaart in de macrokosmos als de microkosmos.
Het menselijk verstand begrijpt logische gedachtegang, beredeneert wiskundige grondslagen en speurt naar de samenhang der dingen welke het oog ziet en het denken vermoedt. De mens is zó op dit gebied doordrongen, dat hij weet hoe maat en getal de grondslagen zijn waarop de constructie van het Heelal van verschijningsvormen berust.
De priester-bouwmeesters van vroeger bezaten deze wetenschap als wijsheid, en gebruikten dit bij het ontwerpen van hun gebouwen. Zij vonden dezelfde wetmatigheid in de levende natuur en verwerkten deze vondsten in de ornamentiek van kapitelen en fialen. Vandaar de nauwe samenhang tussen het bouwwerk en zijn versiering. De eenvoudige mens, die het raadsel van het leven niet redeneerde maar dit aanvaardde als een kostbare gave van zijn Schepper, herkende dit zuiver en duidelijk.
Zou hier misschien het antwoord op in het begin gestelde vraag besloten zijn? Is de tegenwoordige mens onderbewust de mathematische grondslagen van het Heelal te herkennen, en daarin zijn Schepper te ontmoeten, zoals hij dat ook doet in de natuur, welke tot geluksstaat van een schoonheidservaring voert?
Diepere bezinning van mystiek der bouwkunst is noodzakelijk. Dit is de taal van het onzegbare en het onzienlijke. Het loslaten van deze wetten is een van de oorzaken waardoor bouwkunst van deze tijd niet rust en tevredenheid schenkt.
Inleiding
Und was der ganzen Menschheit zugeteilt ist,
Will ich in meinem innern Selbst geniessen.
Mit meinem Geist das Höchst’ und Tiefste greifen,
Ihr Wohl und Weh auf meinem Busen häufen
Und so mein eigen Selbst zu Ihrem Selbst erweiern.
- Goethe’s Faust.
Waar de muziek het idee van het leven weergeeft, en de schilderkunst de ziel van de natuur, daar is de bouwkunst de tolk der cultuur. Zij is de draagster van het universele principe van de Schepping, de weerspiegeling van de achtergrond der dingen. De taak van bouwkunst is om binnen tijd en ruimte te begrenzen wat buiten tijd en ruimte is.
Om dit universele principe uit te drukken zonder het aan te tasten, is het alleen mogelijk om dit in vormenspraak te doen, welke zich in symbolen en proporties uitdrukken. Elk bouwwerk dat op deze basis wordt ontwerpen, zal de kiem der ware schoonheid in zich hebben.
Als wij willen weten waar de grens is tussen schoon en onschoon, dienen wij terug te grijpen naar de oorsprong der cultuur. Welke normen had de primitieve mens over schoonheid?
Aan het begin was geen andere schoonheidsnorm dan de vormgeving van de natuur en de wetmatigheid van het Heelal. De mens zelf stemde zijn oog op deze proporties af. Generatie op generatie zijn deze maatverhoudingen in het onderbewustzijn een vaste proportie-wet geworden.
De menselijke maten dienden zelf ook tot de schoonheidsnorm: zo werden voeten, handen, etc. gebruikt om te meten.
Van de vroegste tijden af zocht de mens naar middelen om uiting te geven aan hetgeen wat in zijn geest leefde. Bouwkunst, dichtkunst, schilderkunst en muziek vertolken die drang.
De piramiden van Gizeh en de tempels van Karnak bewaren in vorm en inscriptie de geheimen van de Egyptenaren. De Griekse tempels zijn als het ware boeken van steen, die een de duizendjarige inwijding verbergen. 'Ken U zelf en ge zult het heelal en de Goden kennen', was het opschrift van de tempel van Delphi. Romaanse basilica en Gotische kathedralen zijn de afschaduwing van de diep religieuze geest die de bouwers beroerde. Piramiden, tempels en kerkgebouwen vertegenwoordigen een bron van schoonheid en harmonie, die zich door de eeuwen heen niet hebben laten verdringen.
Maar, zij hebben ons nog meer te bieden dan schoonheid en harmonie alleen.
Deze bouwwerken zijn de vertolking van een strenge universele wet, waaraan zij in vorm en zinnebeeld getuigden. Dit ideaal heeft de bouwwerken een eeuwige kracht gegeven.
De oude bouwkunst is een ware levende kunst, die iets voor de beschouwer geheim lijkt te houden.
Met de Renaissance werd een poging gedaan deze gedachte opnieuw tot leven te wekken, maar het vond geen diepte tot verdere groei. Het eindigde als flauwe afschaduwing van het ware wezen van de oude Levende Kunst.
De kennis van de ware bouwkunst is vrijwel compleet verdwenen. Het heeft haar waarde verloren. Efficiëntie en utiliteit hebben de plaats ingenomen van de ware schoonheid en harmonie. De architectuur van tegenwoordig ligt in materiële overwegingen, waardoor niets anders dan materialistische architectuur uit voortgebracht wordt. Het is de wijze van bouwen, en niet het bouwen zelf, die architectuur tot kunst verheft. Ware bouwkunst kan alleen groeien als het bouwwerk een middel is, geen doel. Het is een middel tot expressie van de geest der bouwmeesters, naast bruikbaarheid en nuttigheid.
De universele wet die de mens tot het scheppen van zijn bouwwerken inspireerde moet bewust of onbewust leven in de geest van elke architect, zodat hij hierdoor geleidt wordt tijdens het vervullen van zijn taak. Zelfs oppervlakkige kennis van die wet doet starre vormen leven!
De bouwkunst van vroegere culturen getuigt dus in proportie, en naar de kennis van de Universele Scheppingswet. De sierende beeldkunst spreekt van de wetmatigheid der Natuur en van de Kosmos. Beiden zijn te beschouwen als esoterische leer, met daarnaast exoterische eredienst. De priester-bouwmeester bedekte zijn kennis met de drievoudige sluier der symboliek. Alleen op deze wijze zou die kennis eeuw na eeuw bewaard blijven.
Symbols are more true than language, more eloquent than poetry, more suggestive than definitions, and the more valuable because they rather hint at the Unknown than map out the Known.