Bouwstijlen in Nederland: 950 - heden: Difference between revisions

From Bouw wiki
Jump to navigation Jump to search
No edit summary
No edit summary
Line 216: Line 216:
=== Renaissance architectuur in Nederland ===
=== Renaissance architectuur in Nederland ===


== Dordtse gevels | 1584 – 1795 ==
*
 
=== Geschiedenis van de Dordtse gevel ===
 
==== Ontstaan ====
Op 30 januari 1584 werd in het metselaarsgilde besloten dat nieuwkomers in het gilde een zogenaamde ''meesterproef'' van een huis of bepaald type gevel moesten kunnen metselen. Er werd een keurboek aangelegd waarin artikelen met eisen werden vastgelegd. Artikel 11 van dit keurboek luidt:<blockquote>''‘Iedereen die lid wil worden van ons gilde mag niet zelfstandig gaan werken voor een meester, voordat hij een vierkant huis kan maken, in het werk gemaakt zoals dat hoort, of een gevel van twee verdiepingen hoog, met een trapgevel en een overkraging (van de verdieping), in het werk gemaakt, en vensterbogen met tracering (klaverblad) daarin, zoals dat hoort’.''</blockquote>
Vervolgens werd zes jaar later, aan de hand van de woorden ‘zoals dat hoort’ een toevoeging gemaakt aan dit artikel. Dit is van belang om te noemen, omdat dankzij deze latere toevoeging een belangrijk kenmerk van het Dordtse geveltype wordt gedefinieerd.<blockquote>''‘Degene die een gevel maakt als meesterproef zal gehouden zijn twee kruiskozijnen op de onderste waterlijst te zetten, een halve steen naar binnen met een overkraging’.''</blockquote>
 
==== De Dordtse gevel en het calvinisme ====
Het Dordtse geveltype kan niet los gezien worden van de overige ontwikkelingen in de gevelarchitectuur van deze periode. In deze tijd ontstond dankzij de nieuwe calvinistische idealen een behoefte aan sombere architectuur. Het calvinisme is het gedachtegoed van Johannes Calvijn. Hij had voor een nieuwe vertakking gezorgd binnen het gereformeerd protestantisme. Calvijn streefde naar nederigheid over kapitaal en bezittingen, en waarden zoals sober-, zuinig-, en lijdzaamheid. In Dordrecht werden zijn opvattingen doorgevoerd na aanleiding van de Synode van Dordrecht, waarbij wel een half jaar werd vergaderd. Men kan concluderen dat het calvinisme een grote invloed heeft gehad op de zeventiende-eeuwse maatschappij en hiermee ook de architectuur.
 
==== De Dordtse gevel en de Hollandse Renaissance ====
De gotische stijl werd langzamerhand verdrongen door het renaissancesysteem van klassieke regels en ideale verhoudingen. Kenmerken van Nederlandse renaissancegevels zijn:
 
* Horizontale belijning en lijsten;
* Baksteen afgewisseld met natuursteen;
* Eenvoudige trapgevels met een groot aantal regelmatige trappen;
* Dunne, meestal halfcirkelvormige ontlastingsbogen boven de ramen;
* Toepassing van ornamenten.
 
=== Kenmerken ===
 
==== Definitie ====
Om te kunnen analyseren wat een Dordtse gevel is (en omgedraaid: wat een Dordtse gevel ''niet'' is), moet men kijken naar de verschillen tussen deze gevel en andere gevels, maar ook de eigenschappen tussen verschillende Dordtse gevels. Door vergelijking met andere gevels uit dezelfde periode maakt duidelijk dat er één samenstel van elementen is dat onderscheidend is voor de Dordtse gevel. Zoals eerder besproken, staat dit al gedefinieerd in Artikel 11 van het keurboek voor meesterproeven:
 
‘Een gemetselde trapgevel, waarbij de bovenverdieping naar voren komt door middel van dubbel geprofileerde bogen boven de vensters van de eerste verdieping; de binnenbogen lopen door in de neggen; de buitenbogen rusten via lisenen op colonnetten en de kraagstenen (kopjes)’.
 
==== Trapgevels ====
De trapgevel is een Noordwest-Europese vondst die afkomstig is uit de gotiek. In deze regio was er behoefte aan sterk aflopende schuine daken, doordat er veel regenval plaatsvond. De vorm van een trapgevel is ontwikkeld uit een esthetisch oogpunt. Dit is af te leiden uit de vorm van de achtergevel: deze werd uitgevoerd als tuitgevel omdat het uit het zicht was. Het aantal trappen van een trapgevel is afhankelijk van de breedte van de woning, de afmeting van de trappen en de helling van het dak.
 
Het Dordtse geveltype heeft vijf of zes trappen, afgewerkt met geprofileerde zandstenen platen. De top van een trapgevel is voor stabiliteit uitgevoerd met een naar voren uitgemetseld pilaster die rust op een natuurstenen kraagsteen, voorzien van een kopje of ander ornament. Om instortingsgevaar van de top te voorkomen werd aan de achterkant meestal een ijzeren topgevelanker aangebracht, verbonden met een nokbalk van het dak. Helaas hebben de onderhoudsproblemen van de top er in veel gevallen er toe geleid dat de trapgevel is vervangen voor een tuitgevel. Maar ook dankzij veranderend modebeeld werden trapgevels massaal veranderd in lijstgevels.
 
==== Bakstenen ====
In de late middeleeuwen was het om branden te voorkomen niet meer toegestaan om rieten daken toe te passen in de hoofdstraten. Jaren later, na de grote stadsbrand van 1457, werden de voorschriften nog gedetailleerder. Op deze manier werd baksteen steeds meer gebruikt. Elke steenbakkerij had in die tijd een eigen formaat die in de loop der tijd steeds kleiner werden, zodat ze in grotere aantallen in de oven pasten. Deze kleine stenen zorgden echter voor slechtere kwaliteit van metselwerk. Aan het einde van de 15<sup>de</sup> eeuw gingen steenbakkerijen allemaal hetzelfde formaat steen bakken. Dit type baksteen kan gedefinieerd worden als de Dordtse baksteen. De kenmerken van de Dordtse baksteen:
 
* Gemaakt van een kalkhoudende grondstof;
* Warmgele kleur, ook wel ''appelbloesem'' genoemd;
* Formaat van 185 x 90 x 45 mm.
 
Sommige versieringen zijn uitgevoerd in rode baksteen. Naast esthetisch oogpunt hebben rode bakstenen voordelige eigenschappen. De benodigde grondstof voor de rode kleur is ijzerhoudende klei een hierdoor worden de bakstenen minder bros vergeleken met de andere soorten. Het bewerken van rode bakstenen is ook gemakkelijker door de zachtheid. Het gebruik van rode bakstenen werd daarom voortgezet. Eigenlijk is de toepassing van rode bakstenen opmerkelijk, in Dordrecht werden ze namelijk niet geproduceerd omdat ijzerhoudende klei niet te verkrijgen was in deze regio. De rode stenen en ornamenten werden dus van ver aangevoerd.
 
==== Geprofileerde stenen ====
In de rondbogen zijn bakstenen geprofileerd en hebben een tapse vorm. In de neggen hebben de bakstenen een ingewikkeld profiel en kun je groeven van frijnslag zien. Frijnslag is een bewerking van het oppervlak, waarbij evenwijdige lijntjes worden gecreëerd. Profielstenen in bogen en neggen worden afgewisseld met natuursteenblokken, die dezelfde vorm en frijnslag hebben. De klaverbladdecoraties in de boogvullingen hebben een ingewikkelde rand, waarbij soms zéér kleine steentjes gebruikt zijn. Na onderzoek is gebleken dat deze profielstenen vóór het bakproces hebben meegekregen, maar dat deze stenen naderhand door de metselaar werden bijgewerkt om ze precies passend te maken.
 
==== Metselverbanden ====
Het gevelvlak van de Dordtse gevels is gemetseld in kruisverband. Dit is een metselverband ontwikkeld rond het begin van de 16<sup>de</sup> eeuw.
 
==== Overkragingen, rondbogen en korfbogen ====
Dubbele rondbogen zijn het onderscheidende kenmerk van de Dordtse gevel. Door middel van deze dubbele rondbogen kraagt de tweede verdieping een halve steen uit buiten het metselwerkvlak van de eerste verdieping. De rondbogen zijn opgebouwd uit twee geprofileerde steenkoppen boven elkaar. De vulling van de rondboog heeft verschillende verschijningen, maar het klaverbladmotief werd het vaakst toegepast. Boven het venster van de tweede verdieping werd geen rondboog toegepast, maar een korfboog. Dit is een complexe vorm, dus het was een goede oefening voor de leerling-metselaar die zijn proefgevel maakte. De vulling van de korfboog bestaat uit vlak metselwerk of zelfs metselmozaïek.
 
==== Driepas met Franse lelies ====
Een driepas is een uit drie cirkeldelen bestaande boog, waarbij de middelpunten van de cirkels een gelijkzijdige driehoek vormen en de cirkelsegmenten elkaar zo raken dat er een klaverbladmotief ontstaat. Het is een geometrisch motief. Eerst werd dit motief uitgevoerd in natuursteen en vervolgens in rode steen, ter gevolg van schaarste. Er is geen frijnslag bewerkt in de stenen omdat er geen overlooppatroon nodig was aan naastliggende stenen. De driepas werd tot laat in de 18<sup>de</sup> eeuw gemaakt. De reden dat het klaverbladmotief het zo lang heeft volgehouden ondanks verschuivingen van smaak, is omdat het een belangrijk onderdeel was van de meesterproef. Dit motief was al erg populair tijdens de gotiek, en werd veel uitgevoerd als maaswerk. Ook de drieblad en driesnuit werden tijdens de gotiek toegepast als varianten van de driepas. Aan de uiteinden van het klaverbladmotief werden zandstenen Franse lelies gebruikt. Deze steken ongeveer 1,5 cm buiten het achterliggende metselvlak uit.
 
==== Lisenen, colonneten en kraagstenen ====
Lisenen zijn de boogeinden van de rond-/korfbogen. Inde 16<sup>de</sup> eeuw hadden de lisenen een hoekige vorm en vanaf de 17<sup>de</sup> eeuw werden juist afgeronde vormen toegepast. Colonnetten vingen deze lisenen op, en omdat er ruimte voor rijkelijke decoratie was werden deze colonnetten uitgebreid uitgevoerd. Er was een korte periode waarbij de lisenen niet werden opgevangen door colonneten maar door kraagstenen (kopjes),
 
==== Waterlijsten en speklagen ====
Een duidelijke invloed van de renaissance op de vormgeving van de Dordtse gevel is zichtbaar in de horizontale waterlijsten. Zoals eerder besproken zijn horizontale lijnen belangrijk in renaissancearchitectuur en worden ze maximaal benadrukt. Er zijn zelfs Dordtse gevels die bestaan uit meerdere horizontale natuursteenbanden, oftewel ''speklagen''. Waterlijsten dienen om regenwater af te weren van het onderliggende gevelgedeelte. Hiervoor werd een schuin gemetslede, met frijnslag bewerkte lijst toegepast met aan de uiteinden en in het midden natuursteenelementen. Vaak bestaat het natuursteenelement dan uit een ornamentsteen. Wat ook interessant is om te vermelden is dat de waterlijst op de eerste verdieping is opgebouwd uit twee lagen, en op de tweede verdieping uit een enkele laag.
 
==== Muurankers ====
Aan muuranker is te zien hoe oud een gevel is, mits deze niet is overgeplaatst van een ander pand. Hoe gedetailleerder het anker, hoe ouder. Bij Dordtse gevels zie als meesterproef zijn gebouwd zijn de ankers meestal niet in het zicht. Bij restauraties of verbouwingen van proefgevels zijn van gesloopte panden de ankers herplaatst, zodat ze wel in het zicht kwamen.
 
==== Natuurstenen ornamenten ====
De ornamenten die te zien zijn op Dordtse gevels passen in de Hollandse renaissancestijl. Er zijn verschillende soorten ornamenten:
 
* Kopjes: de kopjes gevel meestal een menselijk figuur weer, en lijken zelfs soms op een leeuw. Ook werden soms in de kopjes de bouwheer en zijn gezin afgebeeld. Het gebruik van kopjes als kraagstenen raakte in de tweede helft van de 18<sup>de</sup> eeuw uit de mode en werd verdrongen door geometrische, abstracte consoles. De kopjes geven dus een indicatie van hoe oud de gevel is, mits deze niet is overgeplaatst van een ander pand.
* Franse lelie: aan het uiteinde van het klaverbladmotief word er een Franse lelie geplaatst.
* Cartouches: dit zijn hoog-reliëf ornamenten die in het westen in de mode waren gekomen tijdens de renaissance.


== Barok | 1600 – 1750 ==
== Barok | 1600 – 1750 ==

Revision as of 11:36, 6 September 2023

Romaans | 950 – 1250

Ontstaan

Kenmerkend voor de periode rond het jaar 1000 is dat er onder de geestelijkheid een sterke verwachting heerste dat de wederkomst van Christus op aarde nabij was: nu leek immers de tijd aangebroken voor het Duizendjarig rijk. Ondanks de heersende angst trad na het millenniumjaar een nieuw optimisme in; de wereld zou nog niet vergaan en vele nieuwe kerken werden gebouwd. De Franse monnik en geschiedschrijver Rodulfus Glaber (985 – 1047) heeft met zijn werken een duidelijk beeld gegeven over de morele en culturele toestand van Europa in deze tijd. Hij omschreef dat de kerken na het millenniumjaar zeer licht van kleur waren, en noemde dit ‘een witte mantel van kerken’. De Romaanse kerkarchitectuur uit deze periode heeft een tal van interessante ‘hoofdrichtlijnen’. Zo heb je bijvoorbeeld historische symboliek door overname van essentiële historische elementen. Maar middels vorm kon ook machtsaanspraak visueel worden weergegeven, door bijvoorbeeld het gebruik van keizerlijke vormen kan worden aangegeven dat de verantwoordelijke voor kerk de keizer was en niet de plaatselijke vorsten. Een laatste ‘hoofdrichtlijn’ is allegorie. Dit gaat over de harmonie van een gebouw, en de relatie tussen de kunsten en God.

Nederland: verspreiding en kenmerken

De bewaard gebleven Romaanse gebouwen in Nederland zijn haast allemaal kerken. Er zijn weinig Romaanse woonhuizen bewaard gebleven. In deze periode werden ze voornamelijk van hout of leem gemaakt en dan bedekt met riet of stro. Deze Romaanse kerkarchitectuur in Nederland kan onderverdeeld worden in Utrechtse, Limburgse en Fries-Groningse stijl. Tot de belangrijkste Romaanse kerkgebouwen behoren verschillende abdijkerken en kapittelkerken. Ze werden vaak groot uitgevoerd en rijkelijk versierd, omdat ze een bepaalde macht moesten uitstralen. Zie kopje 'Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland'.

Er zijn veel diverse regionale stijlen, maar overal valt op dat het in het algemeen zeer zwaar en massief is. De kenmerken van de Romaanse bouwstijl in Nederland zijn monumentale geslotenheid, balans en rust. Strakke geometrische volumes, opgetrokken als zware muren met kleine openingen. De middeleeuwse gebouwen hebben weinig versieringen. Het ingetogen karakter komt sterk tot uitdrukking in de rondbogen boven de portalen en vensters, maar ook in de onderverdeling van de lisenen. Tegen het einde van de Romaanse bouwstijl leidden de kruisgewelven tot het verschil in dragende en scheidende muren, doordat door deze constructie grotere openingen mogelijk waren.

Romaanse architectuur kende een aantal verschillende fases, zie kopje 'Fases van Romaanse architectuur'. Van de 13e tot de 14e eeuw maakte Romano-Gotiek een opkomst. Deze naamgeving omvat de overlopende stijl van Romaans naar Gotiek. Romano-Gotiek is in feite een Romaanse bouwstijl waarbij Gotische vormen werden toegepast. Het is onduidelijk tot hoeverre deze stijl zich heeft verspreid, omdat vele kerken uit deze periode zijn verdwenen. Er zijn echter wel twee soorten categorieën te onderscheiden.

  1. De Nederrijnse Laat-Romaanse stijl: de Laat-Romaanse architectuur in deze regio wordt tot de Romano-Gotische stijl gerekend vanwege de verticaliteit en het gebruik van kruisgewelven en spitsbogen. Deze specifieke stijl werd aan het einde van de 19e eeuw zelfs als inspiratie en referentie gebruikt door de Duitse architect Carl Weber voor de neo-Romano-Gotiek.
  2. Noordelijk-Nederlandse Romano-Gotische stijl: in de noordelijke Nederlandse provincies, met name Groningen en Friesland, kunnen veel kerken tot Romano-Gotische stijl worden gerekend. Kerken uit deze regio zijn in grote mate gebouwd in baksteen (baksteen-Gotiek), hebben een muurindeling in horizontale banden met daarin blinde nissen als versiering. Topgevels zijn ook met nissen versierd. De ramen liggen verdiept in de muur en zijn voorzien van profielen in de vorm van kralen. Zelfs in het interieur bevatten de kerken in deze regio hun eigen karakteristieken: het gebruik van koepelgewelven valt op. Het veelvoudig gebruik van nissen en geveldecoratie werd uiteindelijk steeds meer teruggedrongen; de ramen werden groter en de voorheen ronde bogen werden vervangen door puntige bogen totdat uiteindelijk puur-Gotische vormen werden gebruikt.
Regio Kenmerken
Utrecht De kerken in Utrecht vormen de meest overeenkomende groep, en hiervan worden er maar liefst vijf naar de bisschop Bernold (1000 – 1054) genoemd. De plattegronden van alle Romaanse kerken in Utrecht hebben een kruisvorm. De Pieterskerk is het best bewaard gebleven.
Limburg Deze kerken maken deel uit van het Luikse bisdom. Tot de vroeg-Romaanse architectuur in Limburg behoren een aantal torens, uit tufsteen opgetrokken schepen en enkele kleine kerken. Tijdens de hoog-Romaanse architectuur hebben de kerken houten overwelvingen gekregen. Deze overwelvingen waren rond 1100 voornamelijk van steen, en met de overgang naar laat-Romaanse architectuur werden deze overwelvingen getypeerd door een grotere hoogte.
Friesland/Groningen De overgang van de laat-Romaanse architectuur naar Romano-Gotiek vooral aanwezig in de Fries-Groningse kerken.

Materialen en bouwwijzen

Tijdens de 11de en 12de eeuw werd veel gebruik gemaakt van tufsteen, en voor belangrijke bouwdelen werd ook trachiet gebruikt. Het tufsteen was afkomstig uit de Rijn. Vanaf 1170 werd via Denemarken en Noord-Duitsland het toepassen van baksteen steeds bekender. De maat van de eerste bakstenen werd bepaald door de maat van de blokken tufsteen. Deze werden in de loop der jaren steeds kleiner. Tot ver in de 12de eeuw werd er nauwelijks glas gebruikt. Openingen werden gedicht met materialen zoals linnen. De meeste kerken hadden een houten plafond-/dakconstructie en later werden stenen gewelven toegepast. Maar door deze materiaalverandering verschoven ook de constructieve mogelijkheden. Doordat de stenen gewelven zo zwaar waren veroorzaakte dit een grote verticale last op de muren, om deze reden moesten de wanden ook zwaar en massief worden om de krachten af te dragen. Gewelven geven wegens de boogvorm ook horizontale krachten af. Deze konden moeilijk opgevangen worden, daarom werden gewelven vooral toegepast bij kleinere en lagere bouwdelen. De plafond-/dakconstructie werd pas na de 12de eeuw gewelfd gebouwd. Stapelbouw en gelijkmatige krachtenafdracht zijn dus ook een kenmerk in de Romaanse kerkarchitectuur. Kruisgewelven, ook wel graatgewelven, worden getypeerd door hun gekruiste vorm. De druk wordt door middel van deze vorm geconcentreerd op de vier hoekpunten. Hierdoor kan een grotere hoogte worden bereikt met grotere raampartijen. Door kruisgewelven kon er ook een onderscheid gemaakt worden tussen dragende en scheidende wanden. Dit werd tijdens de Gotiek een belangrijk kenmerk. In de eerste helft van de 13de eeuw ontstonden in het noorden van Nederland de eerste kerken gemaakt van baksteen. Hier en daar doken ook de Gotische elementen als spitsbogen hun intrede. Deze ‘tussenfase’ wordt ook wel Romano-Gotisch (1200 – 1350) genoemd. Tijdens deze stijl werden ook achtdelig-gewelfde plafond-/dakconstructies gemaakt. Een fenomeen dat zeer zelden voorkomt.

Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland

Zie ook: Lijst van Romaanse bouwwerken in Nederland

Nederrijnse Laat-Romaanse architectuur

Noordelijk-Nederlandse Romano-Gotische architectuur

Fases van Romaanse architectuur

Trefwoorden

Gotiek | 1230 – 1560

Ontstaan

De Gotiek is oorspronkelijk ontstaan rondom Parijs, waar rijkelijk versierde kathedralen gebouwd werden. Een belangrijk figuur voor het ontstaan van de Gotische architectuur was Suger van Saint-Denis (1080 – 1151). Hij was een Frans geestelijke, politicus, geschiedkundige, abt van abdij Saint-Denis en bovendien raadgever van Lodewijk VI. Hij staat bekend als de architect die de Gotische stijl heeft geïntroduceerd met de basiliek van Saint-Denis. Toen hij in 1122 abt werd van de abdij Saint-Denis, zou hij zich zorgen hebben gemaakt over de architectonische harmonie. Hij begon per direct met het uitvoeren van zijn ideeën, zoals het repareren en schilderen van het oorspronkelijke schip. Suger zegt geen van tevoren bedacht plan te hebben, en geeft aan dat elk bouwproject als vanzelf voortvloeide. Vervolgens ontstaat in 1125 het idee om de westelijke kant te renoveren. Later, doordat zijn kerk het aantal bezoekers niet meer aankon, werd in 1137 de crypte/westzijde en kooromgang vergoot. Het verkreeg door Suger een nieuwe stijl met spitsbogen en glas-in-loodramen waarbij de nadruk ligt op de verticaliteit en de hemelse lichtinval. Naast de technische innovaties speelde ook de symboliek een grote rol. De kerk is een architecturaal meesterwerk en wordt gezien als het eerste grote Gotische bouwwerk. In Saint-Denis gaat men zich richten op het aantrekken van pelgrims. De architectuur moet de grootsheid van het geloof omvatten, soberheid is hier niet aan de orde. Hemelse rijkdom werd belichaamd door rijkdom in decoratie en het gekleurde licht van de glas-in-loodramen die ontworpen waren in Bijbelse voorstellingen. Sugers ideologie was dat architectuur een materialisatie moest zijn van een visie, hij zag kunst als een spirituele hulp om het Goddelijke te bereiken. Het voorbeeld van Saint-Denis werd enthousiast nagevolgd en verspreidde internationaal steeds verder. De naam ‘Gotiek’ is afkomstig van de Italianen, die de bouwkunst boven de Alpen vervloekten omdat de Noord-Europeanen, de ‘Goten’, hoofdschuldige waren van de ondergang van het Romeinse Rijk. Pas later kwam er waardering voor deze stijl.

Nederland: verspreiding en kenmerken

De vroegste Gotische variant in Nederland is de Scheldegotiek, die vanaf de 13de eeuw langs de Schelde tot ontwikkeling kwam. Gotische architectuur in Nederland kan onderverdeeld worden in Scheldse, Brabantse, Kempense, Kust, Maas en Neder-Rijnse stijl. Er zijn veel Gotische kerken en stadhuizen bewaard gebleven in Nederland.

Door de ‘ontdekking’ van kruisgewelven werd het dus mogelijk om een onderscheid te maken tussen dragende en scheidende wanden. Deze ontwikkeling leidde in de Gotiek naar veel architectonische mogelijkheden zoals gigantische hoogtes met grote glas-in-loodramen en spitsbogen. In de loop van de tijd kregen vormen een meer dynamisch karakter; er waren tenslotte geen enorm dikke wanden meer nodig voor gelijkmatige krachtenafdracht. Er heerst een sterk verticalisme doordat grote hoogtes werden gemaakt. De Gotiek kent ornamentiek dat alsmaar gedetailleerder wordt. De wanden bestaan meestal uit drie onderdelen: een reeks spitsbogen, met daarboven het triforium en daarboven een venster in de vorm van een spitsboog.  In de kerk is het altaar het centrum. In vergelijking met een Romaanse kerk is het koor van een Gotische kerk veel langer. Gotische vensters hebben een verdeling gebaseerd op een geometrisch schema. De tracering bestaat uit smalle, verticale stijlen met glas-in-lood. Tijdens de vroege Gotiek zijn deze eenvoudig. Tijdens de hoge Gotiek is het bovenste deel van een venster geleed door maaswerk, in de vorm van drie- en vierpassen. Tijdens de Flamboyante Gotiek komt het visblaasmotief naar voren. Als we kijken naar de klassieke zuilen, hebben deze in de Gotiek ook een invloed ondergaan. Tijdens de vroege Gotiek bestaan ze nog uit een klassiek schema, met een knop- en bladvormige ornamentiek. Maar in de hoge Gotiek wordt het bladornament rijker, en later tijdens de flamboyante Gotiek maakt het colonnet met het kapiteel plaats voor een pijler dat geflankeerd is met dunne schalken, die zonder onderbrekingen tot aan de gewelven doorlopen. Dit heet ook wel een bundelpijler.

In woonhuizen begon rond 1400 de opkomst van de trapgevel, het is dus een inheemse geveltype uit de tijd van de Gotiek. De trapgevel kwam in die tijd ook voor in Vlaanderen, Frankrijk, Engeland en Duitsland. Dit geveltype is populair gebleven tot in de tijd van de Hollandse Renaissance, vooral tussen 1600-1650 is het de dominante gevelvorm geweest van Hollandse woonhuizen. De gevel is hoger opgetrokken dan het achterliggende dak, en meestal werd er enkel aan de voorzijde een trapgevel gemaakt waarbij de overige gevelzijden een ander type hadden. In de achttiende eeuw en later zijn veel trapgevels veranderd in een lijstgevel met daarachter een hellend dakvlak.

Regio Kenmerken
Langs de Schelde De vroegste Gotische variant in Nederland is de Scheldegotiek, die vanaf de 13de eeuw langs de Schelde tot ontwikkeling kwam. De kenmerken zijn de zuilen met knopkapitelen, en de achthoekige kruising van schip en dwarsbeuk. Deze stijl kenmerkt zich door aarzelend gebruik van Gotische vormen in grotendeels Romaanse wijze van constructie.
Brabant Karakteristieken van de Brabantse Gotiek-kerkarchitectuur zijn de ronde zuilen met koolbladkapitelen. De hoogte van de Brabantse kerken uit deze periode zijn kleiner in vergelijking met de rest van Nederland. De torens hebben een open architectuur en de hoeken worden benadrukt door twee steunberen. Demer-Gotiek is een variant op Brabantse Gotiek.
Kempen De Gotische kerkarchitectuur in Kempen is de eenvoudige variant van de Brabantse Gotiek-kerkarchitectuur. Deze kleine kerken hebben in bijna alle gevallen een overwelfde opbouw die lijkt op die van een basiliek, uitgevoerd in baksteen met natuurstenen banden. De toren is hierbij meestal het pronkstuk en wordt gekenmerkt door de toepassing van Romaanse details en zware overhoekse steunberen.
Langs de kust De Kustgotiek kenmerkt zich door de breedte en de houten gewelven in plaats van steen. Hierdoor werden luchtbogen overbodig. Een verdere verfijning is het hallentype van de Gotische kerkarchitectuur.
Langs de Maas Langs de Maas vertoonde zich in de ornamentiek een eigenaardig opstaand bladornament en schijntriforia in de vorm van ondiepe nissen. De gebouwen zijn relatief laag en sober uitgevoerd.
Langs de Rijn Deze kerken zijn vaak uitgevoerd als het hallentype. Ook hier waren de luchtbogen overbodig.

Materiaal en bouwwijzen

De kennis werd vooral opgenomen vanuit de Romaanse kerkarchitectuur. Neem bijvoorbeeld de ontwikkeling tot het kruisribgewelf, waardoor met een geconcentreerde krachtenafdracht een onderscheid gemaakt kon worden tussen dragende en scheidende wanden. Zijdelingse druk werd dan opgevangen door steunberen, en luchtbogen zorgden voor deze overdracht van krachten. Dit staat tegenover de stapelbouw uit de Romaanse bouwstijl, want hierbij werd alles gelijkmatig afgedragen aan alle wanden. Het ritme van traveeën is ook een karakteristiek van Gotische architectuur. Waar mogelijk was, werden de kerken in natuursteen uitgevoerd.

Voorbeelden Gotische architectuur in Nederland

Schelde-Gotiek

Brabantse Gotiek

Maas-Gotiek

Rijnse Gotiek

Nederlandse architecten uit deze periode

De fases van de Gotische architectuur

Trefwoorden

Renaissance | 1525 – 1630

Ontstaan

De Renaissance is in de 15e eeuw begonnen in Toscane, Italië. Vanuit daar heeft het zich over de rest van Europa verspreidt. De term ‘renaissance’ betekent wedergeboorte. Bij de Renaissance wordt teruggegrepen op de klassieke bouwkunst van de Grieken en Romeinen. Hierbij werden de boeken van Vitruvius uitgebreid bestudeerd, om zo vertrouwd te raken met de taal van die architectuur. Wat ze ontlenen aan de Grieken zijn bijvoorbeeld de Dorische, Ionische en Korintische zuilen, en van de Romeinse bouwkunst worden elementen als frontons en zuilen toegepast. Als we spreken over de Renaissance, dan hebben we het over een florerende periode vol veranderingen, ontdekkingen en welvaart. Deze periode staat in nauw verband met het Classicisme. De Classicistische denkwijze is in de loop van de eeuwen geleidelijk ontstaan, en tegen de tijd van de Renaissance was het een manier om het universum te begrijpen. Het omvatte kunst, architectuur, filosofie, natuurwetenschappen, astronomie, taal, wiskunde en politiek. De overtuiging was dat waarheden elkaar moesten ondersteunen, en dus niet met elkaar in conflict konden komen; anders kwam het gehele gedachtengoed te vervallen. Gedurende de middeleeuwen en de Renaissance werden Classicisme en Christendom gezien als complementaire aspecten van de Goddelijke waarheid. Er is alles aan gedaan om dit aan te tonen. Ketterij (religieus of wetenschappelijk) werd als grote misdaad gezien. Deze periode wordt geromantiseerd wegens de vruchten die het heeft afgeworpen, maar hierbij heerst dan ook de misconceptie dat het een tijd was zonder oorlogen of godsdienstconflicten. Niets is minder waar.

Nederland: verspreiding en kenmerken

Nadat de Renaissance rond 1420 in Italië opkomt, blijft Nederland nog even achter. Pas een eeuw later zijn Nederlandse bouwmeesters pas begonnen met het experimenteren met Renaissance-versieringen op Gotische gebouwen en traditionele trapgevels. Men spreekt van Hollandse Renaissance, het is een eigen, typerende stijl. Gebouwen in Renaissancestijl bieden soms een heel verschillende aanblik. Ze worden meestal gekarakteriseerd door de smalle woningen op een langwerpige plattegrond met een hooggaand dak. Voor de kenmerken van de late Renaissance geldt dat de motieven en ornamenten werden aangepast aan de Nederlandse traditionele bouwwijze. Bakstenen gevels kregen een laag natuursteen. Rolwerken kwamen toen ook in beeld. In deze periode was het gebruikelijk om de trap- en topgevels rijkelijk te versieren. Versieringen in de vorm van een slinger met planten of fruit (oftewel festoenen of guirlandes) werden veel gebruikt. Vanaf 1565 wordt er naar deze stijl ook wel als Noordelijk Maniërisme verwezen. Het Maniërisme is de laatste fase van de Italiaanse Renaissance. De Renaissance heeft in Nederland tot 1630 geduurd, met een uitloop tot 1565.

De kern van de Renaissance-architectuur is de nadruk op harmonische verhoudingen en symmetrie. Schoonheid werd in die tijd gezien als een manier om het Goddelijke te benaderen, en men geloofde dat het beeld van wat het oog zag, door het netvlies zou gaan en in de ziel zou nestelen. Men geloofde ook dat schoonheid God manifesteerde, het was dus van belang om te weten hoe ware schoonheid er uit zag, en om ervoor te zorgen dat er constante blootstelling aan deze schoonheid zou zijn. De eigenschappen van Renaissance-architectuur of Klassieke Schoonheid zijn:

  1. Geometrie of verhoudingen die in hele getallen kunnen worden uitgedrukt;
  2. Heldere kleuren, veel licht;
  3. Gladde afwerking, een onbeschadigde en perfecte staat.
Regio Kenmerken
Amsterdam Lokale kenmerken zijn de hoge smalle herenhuizen, het gebruik van trapgevels en decoratieve frontons boven de deuren en ramen waarbij de top in vergelijking met het profiel van de gevel veel sterker stijgt dan in de overige Renaissance-architectuur.
Luik

De stijl is een aanpassing van eerdere lokale methoden van houtskeletbouw, maar met steen in plaats van hout. Rechthoekige ramen met stenen omlijsting, deuropeningen met ronde bogen en soms versierde architraven, allemaal op muren van baksteen, zijn kenmerkend voor de stijl. Stenen kozijnen, raamstijlen en lagen, die in kleur contrasteren met de achtergrond van rode baksteen, creëren sterke patronen aan de buitenkant. Effen stenen vierkanten kunnen worden toegevoegd om het patroon te vullen. Waar kolommen zijn, meestal in arcades, zijn de kapitelen meestal heel eenvoudig. In grotere gebouwen kan het interieur gewelfde zalen omvatten, en de buitenkant "vierkante paviljoens met sierlijke dakspitsen, kruisvensters en kroonlijsten". Over het algemeen steekt de versiering op buitenmuren weinig uit, maar op daken kunnen er ornamenten in verschillende vormen uitsteken.

Maasland De Maaslandse renaissance kan gezien worden als een variant van de klassieke Luikse renaissance, een bouwstijl die nauw aansloot bij de Italiaanse en Franse renaissance. De meeste bouwwerken die tot de stijl van de Maaslandse Renaissance gerekend worden, zijn gebouwd volgens traditionele bouwmethoden, waarbij vaak gebruikgemaakt wordt van speklagen, hardstenen raamomlijstingen, waterlijsten, hoge daken en geprononceerde daklijsten onder de dakrand vaak met gebeeldhouwde consoles. De gebruikte materialen zijn meest inheems: Naamse steen, baksteen en Limburgse mergel.

Materialen en bouwwijzen

In de richting van de Late Renaissance werd vooral kalksteen gebruikt, en het decoratie werd uitgevoerd in zandsteen. De constructie van de gebouwen werden nog bepaald door traditionele bouwwijze. Voor grote projecten waren er twee mogelijkheden voor de bouwwijze: evenwijdig aan de straat, met in het midden een iets uitstekende façade, of twee smalle panden voorzien van één gevel.

Voorbeelden Renaissance architectuur in Nederland

Amsterdam

Zie: Lijst gebouwen in Amsterdamse Renaissance-stijl

Luik

Maasland

De fases van de Renaissance architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Renaissance architectuur in Nederland

Barok | 1600 – 1750

.

Classicisme | 1630 – 1700

Ontstaan

Onder invloeden van Italiaanse inzichten ontstond de stijl Classicisme. Hier waren ontwikkelingen van een nieuwe kijk op de klassieke bouwkunst. Belangrijke Italiaanse figuren van deze nieuwe ontwikkelingen waren Palladio (1505 – 1580) en Scamozzi (1548 – 1616). Palladio kreeg tijdens het Classicisme ook zijn eigen stijl toegewezen, het Palladianisme. Zowel het Classicisme als het Palladianisme worden gekenmerkt door eenvoud en harmonie. Het Classicisme behoort qua tijd tot de stijlperiode van de Barok, hoewel het zich daar in zekere zin tegen afzet. De vormen uit de Renaissance werden tijdens het Classicisme op strikte en zuivere wijze toegepast. Anders dan bij het Maniërisme, lag bij het Classicisme de nadruk minder op zingeving van decoraties en orden, maar meer op benadrukking van symmetrie en proportie. Classicistische architectuur is herkenbaar door een eenvoudige hoofdvorm en goede verhoudingen.

Nederland: verspreiding en kenmerken

In Nederland hebben we enkele gebouwen in deze stijl. Classicistische gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm, goede verhoudingen en weinig decoratie. Een Classicistisch gebouw is te herkennen aan een symmetrische voorgevel en indeling, pilasters, een driehoekig fronton boven de vensters en een middenrisaliet. Het doet vaak denken aan een tempel. Aan het begin van het Classicisme werden er pilasters toegepast die doorlopen over meerdere verdiepingen, maar aan het eind van deze stijl verdween dit kenmerk.

Het Hollands Classicisme was een zeer belangrijke bouwstijl in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in de 17de-eeuw, die in die periode ook de Gouden Eeuw doormaakte. Een latere, nog meer sobere variant van het Hollands Classicisme is de Strakke Stijl. Tijdens het Hollands Classicisme wordt er een eind gemaakt aan de Maniëristische bouwkunst, en er wordt enkel op strenge wijze de klassieke orden nageleefd.

Er blijkt dat er wel een problematiek optrad bij het ontwerpen van woonhuizen die aan deze klassieke orden en daarmee afmetingen moesten voldoen. Zuilen- en pilasterstellingen hebben volgens deze orden een behoorlijke breedte nodig om tot hun recht te komen. Na 1665 neemt het gebruik van pilastergevels dan ook sterk af. In de periode tussen 1665 en 1700 wordt hiermee de Strakke Stijl geïntroduceerd; de laatste fase van het Hollands Classicisme. Gevels bestonden tijdens deze stijl enkel uit een strak ritme van gevelonderdelen: kale vlakken en scherp uitgesneden vensteropeningen. Slechts bij enkele elementen is decoratie te vinden. De strakke stijl wordt vooral toegepast bij grote herenhuizen, maar smalle woonhuizen worden er ook door beïnvloed: ze krijgen een halsgevel zonder pilasters (deze toepassing verscheen voor het eerst bij een gevel van Philip Vingboons in 1638), waarbij de enige versieringen bij de top te vinden zijn.

Materialen en bouwwijzen

De aandacht voor de bouw verschoof naar aandacht voor het ontwerp. De gewenste totaalvorm van Classicistische gebouwen leidde echter tot minder functionele constructies. Plattegronden waren voornamelijk vierkant. Topgevels werden verafschuwd, daken kregen in deze periode alleen omlopende dakschilden met op de hoek geplaatst een schoorsteen. In de loop van de 17e eeuw ontstond er een grote vraag naar kerken, geschikt voor de protestanten. Deze kerken kregen een aanleg met een kruis- of rotondevorm.

Nederlandse architecten uit deze periode

Classicistische architectuur in Nederland