Bouwstijlen in Nederland: 950 - heden: Difference between revisions

From Bouw wiki
Jump to navigation Jump to search
Line 313: Line 313:
** 1750 – 1774 Pompadour-stijl (overgangsstijl naar Lodewijk XVI-stijl)
** 1750 – 1774 Pompadour-stijl (overgangsstijl naar Lodewijk XVI-stijl)
* Lodewijk XVI-stijl
* Lodewijk XVI-stijl
[[File:Tijdlijn overzicht 1.png|alt=Tijdlijn overzicht 1|thumb|Tijdlijn overzicht 1]]
<gallery mode="packed" heights="160">
 
File:Tijdlijn overzicht 1.png
</gallery>


=== Lodewijk XIV-stijl ===
=== Lodewijk XIV-stijl ===

Revision as of 11:50, 28 September 2023

Romaans | 950 – 1250

Ontstaan

Kenmerkend voor de periode rond het jaar 1000 is dat er onder de geestelijkheid een sterke verwachting heerste dat de wederkomst van Christus op aarde nabij was: nu leek immers de tijd aangebroken voor het Duizendjarig rijk. Ondanks de heersende angst trad na het millenniumjaar een nieuw optimisme in; de wereld zou nog niet vergaan en vele nieuwe kerken werden gebouwd. De Franse monnik en geschiedschrijver Rodulfus Glaber (985 – 1047) heeft met zijn werken een duidelijk beeld gegeven over de morele en culturele toestand van Europa in deze tijd. Hij omschreef dat de kerken na het millenniumjaar zeer licht van kleur waren, en noemde dit ‘een witte mantel van kerken’. De Romaanse kerkarchitectuur uit deze periode heeft een tal van interessante ‘hoofdrichtlijnen’. Zo heb je bijvoorbeeld historische symboliek door overname van essentiële historische elementen. Maar middels vorm kon ook machtsaanspraak visueel worden weergegeven, door bijvoorbeeld het gebruik van keizerlijke vormen kan worden aangegeven dat de verantwoordelijke voor kerk de keizer was en niet de plaatselijke vorsten. Een laatste ‘hoofdrichtlijn’ is allegorie. Dit gaat over de harmonie van een gebouw, en de relatie tussen de kunsten en God.

Nederland: verspreiding en kenmerken

De bewaard gebleven Romaanse gebouwen in Nederland zijn haast allemaal kerken. Er zijn weinig Romaanse woonhuizen bewaard gebleven. In deze periode werden ze voornamelijk van hout of leem gemaakt en dan bedekt met riet of stro. Deze Romaanse kerkarchitectuur in Nederland kan onderverdeeld worden in Utrechtse, Limburgse en Fries-Groningse stijl. Tot de belangrijkste Romaanse kerkgebouwen behoren verschillende abdijkerken en kapittelkerken. Ze werden vaak groot uitgevoerd en rijkelijk versierd, omdat ze een bepaalde macht moesten uitstralen. Zie kopje 'Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland'.

Er zijn veel diverse regionale stijlen, maar overal valt op dat het in het algemeen zeer zwaar en massief is. De kenmerken van de Romaanse bouwstijl in Nederland zijn monumentale geslotenheid, balans en rust. Strakke geometrische volumes, opgetrokken als zware muren met kleine openingen. De middeleeuwse gebouwen hebben weinig versieringen. Het ingetogen karakter komt sterk tot uitdrukking in de rondbogen boven de portalen en vensters, maar ook in de onderverdeling van de lisenen.Tegen het einde van de Romaanse bouwstijl leidden de kruisgewelven tot het verschil in dragende en scheidende muren, doordat door deze constructie grotere openingen mogelijk waren.

Romaanse architectuur kende een aantal verschillende fases, zie kopje 'Fases van Romaanse architectuur'. Van de 13e tot de 14e eeuw maakte Romano-Gotiek een opkomst. Deze naamgeving omvat de overlopende stijl van Romaans naar Gotiek. Romano-Gotiek is in feite een Romaanse bouwstijl waarbij Gotische vormen werden toegepast. Het is onduidelijk tot hoeverre deze stijl zich heeft verspreid, omdat vele kerken uit deze periode zijn verdwenen. Er zijn echter wel twee soorten categorieën te onderscheiden.

  1. De Nederrijnse Laat-Romaanse stijl: de Laat-Romaanse architectuur in deze regio wordt tot de Romano-Gotische stijl gerekend vanwege de verticaliteit en het gebruik van kruisgewelven en spitsbogen. Deze specifieke stijl werd aan het einde van de 19e eeuw zelfs als inspiratie en referentie gebruikt door de Duitse architect Carl Weber voor de neo-Romano-Gotiek.
  2. Noordelijk-Nederlandse Romano-Gotische stijl: in de noordelijke Nederlandse provincies, met name Groningen en Friesland, kunnen veel kerken tot Romano-Gotische stijl worden gerekend. Kerken uit deze regio zijn in grote mate gebouwd in baksteen (baksteen-Gotiek), hebben een muurindeling in horizontale banden met daarin blinde nissen als versiering. Topgevels zijn ook met nissen versierd. De ramen liggen verdiept in de muur en zijn voorzien van profielen in de vorm van kralen. Zelfs in het interieur bevatten de kerken in deze regio hun eigen karakteristieken: het gebruik van koepelgewelven valt op. Het veelvoudig gebruik van nissen en geveldecoratie werd uiteindelijk steeds meer teruggedrongen; de ramen werden groter en de voorheen ronde bogen werden vervangen door puntige bogen totdat uiteindelijk puur-Gotische vormen werden gebruikt.
Regio Kenmerken
Utrecht De kerken in Utrecht vormen de meest overeenkomende groep, en hiervan worden er maar liefst vijf naar de bisschop Bernold (1000 – 1054) genoemd. De plattegronden van alle Romaanse kerken in Utrecht hebben een kruisvorm. De Pieterskerk is het best bewaard gebleven.
Limburg Deze kerken maken deel uit van het Luikse bisdom. Tot de vroeg-Romaanse architectuur in Limburg behoren een aantal torens, uit tufsteen opgetrokken schepen en enkele kleine kerken. Tijdens de hoog-Romaanse architectuur hebben de kerken houten overwelvingen gekregen. Deze overwelvingen waren rond 1100 voornamelijk van steen, en met de overgang naar laat-Romaanse architectuur werden deze overwelvingen getypeerd door een grotere hoogte.
Friesland/Groningen De overgang van de laat-Romaanse architectuur naar Romano-Gotiek vooral aanwezig in de Fries-Groningse kerken.

Materialen en bouwwijzen

Tijdens de 11de en 12de eeuw werd veel gebruik gemaakt van tufsteen, en voor belangrijke bouwdelen werd ook trachiet gebruikt. Het tufsteen was afkomstig uit de Rijn. Vanaf 1170 werd via Denemarken en Noord-Duitsland het toepassen van baksteen steeds bekender. De maat van de eerste bakstenen werd bepaald door de maat van de blokken tufsteen. Deze werden in de loop der jaren steeds kleiner. Tot ver in de 12de eeuw werd er nauwelijks glas gebruikt. Openingen werden gedicht met materialen zoals linnen. De meeste kerken hadden een houten plafond-/dakconstructie en later werden stenen gewelven toegepast. Maar door deze materiaalverandering verschoven ook de constructieve mogelijkheden. Doordat de stenen gewelven zo zwaar waren veroorzaakte dit een grote verticale last op de muren, om deze reden moesten de wanden ook zwaar en massief worden om de krachten af te dragen. Gewelven geven wegens de boogvorm ook horizontale krachten af. Deze konden moeilijk opgevangen worden, daarom werden gewelven vooral toegepast bij kleinere en lagere bouwdelen. De plafond-/dakconstructie werd pas na de 12de eeuw gewelfd gebouwd. Stapelbouw en gelijkmatige krachtenafdracht zijn dus ook een kenmerk in de Romaanse kerkarchitectuur. Kruisgewelven, ook wel graatgewelven, worden getypeerd door hun gekruiste vorm. De druk wordt door middel van deze vorm geconcentreerd op de vier hoekpunten. Hierdoor kan een grotere hoogte worden bereikt met grotere raampartijen. Door kruisgewelven kon er ook een onderscheid gemaakt worden tussen dragende en scheidende wanden. Dit werd tijdens de Gotiek een belangrijk kenmerk. In de eerste helft van de 13de eeuw ontstonden in het noorden van Nederland de eerste kerken gemaakt van baksteen. Hier en daar doken ook de Gotische elementen als spitsbogen hun intrede. Deze ‘tussenfase’ wordt ook wel Romano-Gotisch (1200 – 1350) genoemd. Tijdens deze stijl werden ook achtdelig-gewelfde plafond-/dakconstructies gemaakt. Een fenomeen dat zeer zelden voorkomt.

Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland

Zie ook: Lijst van Romaanse bouwwerken in Nederland

Nederrijnse Laat-Romaanse architectuur

Noordelijk-Nederlandse Romano-Gotische architectuur

Fases van Romaanse architectuur

Trefwoorden

Gotiek | 1230 – 1560

Ontstaan

De Gotiek is oorspronkelijk ontstaan rondom Parijs, waar rijkelijk versierde kathedralen gebouwd werden. Een belangrijk figuur voor het ontstaan van de Gotische architectuur was Suger van Saint-Denis (1080 – 1151). Hij was een Frans geestelijke, politicus, geschiedkundige, abt van abdij Saint-Denis en bovendien raadgever van Lodewijk VI. Hij staat bekend als de architect die de Gotische stijl heeft geïntroduceerd met de basiliek van Saint-Denis. Toen hij in 1122 abt werd van de abdij Saint-Denis, zou hij zich zorgen hebben gemaakt over de architectonische harmonie. Hij begon per direct met het uitvoeren van zijn ideeën, zoals het repareren en schilderen van het oorspronkelijke schip. Suger zegt geen van tevoren bedacht plan te hebben, en geeft aan dat elk bouwproject als vanzelf voortvloeide. Vervolgens ontstaat in 1125 het idee om de westelijke kant te renoveren. Later, doordat zijn kerk het aantal bezoekers niet meer aankon, werd in 1137 de crypte/westzijde en kooromgang vergoot. Het verkreeg door Suger een nieuwe stijl met spitsbogen en glas-in-loodramen waarbij de nadruk ligt op de verticaliteit en de hemelse lichtinval. Naast de technische innovaties speelde ook de symboliek een grote rol. De kerk is een architecturaal meesterwerk en wordt gezien als het eerste grote Gotische bouwwerk. In Saint-Denis gaat men zich richten op het aantrekken van pelgrims. De architectuur moet de grootsheid van het geloof omvatten, soberheid is hier niet aan de orde. Hemelse rijkdom werd belichaamd door rijkdom in decoratie en het gekleurde licht van de glas-in-loodramen die ontworpen waren in Bijbelse voorstellingen. Sugers ideologie was dat architectuur een materialisatie moest zijn van een visie, hij zag kunst als een spirituele hulp om het Goddelijke te bereiken. Het voorbeeld van Saint-Denis werd enthousiast nagevolgd en verspreidde internationaal steeds verder. De naam ‘Gotiek’ is afkomstig van de Italianen, die de bouwkunst boven de Alpen vervloekten omdat de Noord-Europeanen, de ‘Goten’, hoofdschuldige waren van de ondergang van het Romeinse Rijk. Pas later kwam er waardering voor deze stijl.

Nederland: verspreiding en kenmerken

De vroegste Gotische variant in Nederland is de Scheldegotiek, die vanaf de 13de eeuw langs de Schelde tot ontwikkeling kwam. Gotische architectuur in Nederland kan onderverdeeld worden in Scheldse, Brabantse, Kempense, Kust, Maas en Neder-Rijnse stijl. Er zijn veel Gotische kerken en stadhuizen bewaard gebleven in Nederland.

Door de ‘ontdekking’ van kruisgewelven werd het dus mogelijk om een onderscheid te maken tussen dragende en scheidende wanden. Deze ontwikkeling leidde in de Gotiek naar veel architectonische mogelijkheden zoals gigantische hoogtes met grote glas-in-loodramen en spitsbogen. In de loop van de tijd kregen vormen een meer dynamisch karakter; er waren tenslotte geen enorm dikke wanden meer nodig voor gelijkmatige krachtenafdracht. Er heerst een sterk verticalisme doordat grote hoogtes werden gemaakt. De Gotiek kent ornamentiek dat alsmaar gedetailleerder wordt. De wanden bestaan meestal uit drie onderdelen: een reeks spitsbogen, met daarboven het triforium en daarboven een venster in de vorm van een spitsboog.  In de kerk is het altaar het centrum. In vergelijking met een Romaanse kerk is het koor van een Gotische kerk veel langer. Gotische vensters hebben een verdeling gebaseerd op een geometrisch schema. De tracering bestaat uit smalle, verticale stijlen met glas-in-lood. Tijdens de vroege Gotiek zijn deze eenvoudig. Tijdens de hoge Gotiek is het bovenste deel van een venster geleed door maaswerk, in de vorm van drie- en vierpassen. Tijdens de Flamboyante Gotiek komt het visblaasmotief naar voren. Als we kijken naar de klassieke zuilen, hebben deze in de Gotiek ook een invloed ondergaan. Tijdens de vroege Gotiek bestaan ze nog uit een klassiek schema, met een knop- en bladvormige ornamentiek. Maar in de hoge Gotiek wordt het bladornament rijker, en later tijdens de flamboyante Gotiek maakt het colonnet met het kapiteel plaats voor een pijler dat geflankeerd is met dunne schalken, die zonder onderbrekingen tot aan de gewelven doorlopen. Dit heet ook wel een bundelpijler.

In woonhuizen begon rond 1400 de opkomst van de trapgevel, het is dus een inheemse geveltype uit de tijd van de Gotiek. De trapgevel kwam in die tijd ook voor in Vlaanderen, Frankrijk, Engeland en Duitsland. Dit geveltype is populair gebleven tot in de tijd van de Hollandse Renaissance, vooral tussen 1600 –1650 is het de dominante gevelvorm geweest van Hollandse woonhuizen. De gevel is hoger opgetrokken dan het achterliggende dak, en meestal werd er enkel aan de voorzijde een trapgevel gemaakt waarbij de overige gevelzijden een ander type hadden. In de achttiende eeuw en later zijn veel trapgevels veranderd in een lijstgevel met daarachter een hellend dakvlak.

Regio Kenmerken
Langs de Schelde De vroegste Gotische variant in Nederland is de Scheldegotiek, die vanaf de 13de eeuw langs de Schelde tot ontwikkeling kwam. De kenmerken zijn de zuilen met knopkapitelen, en de achthoekige kruising van schip en dwarsbeuk. Deze stijl kenmerkt zich door aarzelend gebruik van Gotische vormen in grotendeels Romaanse wijze van constructie.
Brabant Karakteristieken van de Brabantse Gotiek-kerkarchitectuur zijn de ronde zuilen met koolbladkapitelen. De hoogte van de Brabantse kerken uit deze periode zijn kleiner in vergelijking met de rest van Nederland. De torens hebben een open architectuur en de hoeken worden benadrukt door twee steunberen. Demer-Gotiek is een variant op Brabantse Gotiek.
Kempen De Gotische kerkarchitectuur in Kempen is de eenvoudige variant van de Brabantse Gotiek-kerkarchitectuur. Deze kleine kerken hebben in bijna alle gevallen een overwelfde opbouw die lijkt op die van een basiliek, uitgevoerd in baksteen met natuurstenen banden. De toren is hierbij meestal het pronkstuk en wordt gekenmerkt door de toepassing van Romaanse details en zware overhoekse steunberen.
Langs de kust De Kustgotiek kenmerkt zich door de breedte en de houten gewelven in plaats van steen. Hierdoor werden luchtbogen overbodig. Een verdere verfijning is het hallentype van de Gotische kerkarchitectuur.
Langs de Maas Langs de Maas vertoonde zich in de ornamentiek een eigenaardig opstaand bladornament en schijntriforia in de vorm van ondiepe nissen. De gebouwen zijn relatief laag en sober uitgevoerd.
Langs de Rijn Deze kerken zijn vaak uitgevoerd als het hallentype. Ook hier waren de luchtbogen overbodig.

Materiaal en bouwwijzen

De kennis werd vooral opgenomen vanuit de Romaanse kerkarchitectuur. Neem bijvoorbeeld de ontwikkeling tot het kruisribgewelf, waardoor met een geconcentreerde krachtenafdracht een onderscheid gemaakt kon worden tussen dragende en scheidende wanden. Zijdelingse druk werd dan opgevangen door steunberen, en luchtbogen zorgden voor deze overdracht van krachten. Dit staat tegenover de stapelbouw uit de Romaanse bouwstijl, want hierbij werd alles gelijkmatig afgedragen aan alle wanden. Het ritme van traveeën is ook een karakteristiek van Gotische architectuur. Waar mogelijk was, werden de kerken in natuursteen uitgevoerd.

Voorbeelden Gotische architectuur in Nederland

Schelde-Gotiek

Brabantse Gotiek

Maas-Gotiek

Rijnse Gotiek

Nederlandse architecten uit deze periode

De fases van de Gotische architectuur

Trefwoorden

Renaissance | 1525 – 1630

Ontstaan

De Renaissance is in de 15e eeuw begonnen in Toscane, Italië. Vanuit daar heeft het zich over de rest van Europa verspreidt. De term ‘renaissance’ betekent wedergeboorte. Bij de Renaissance wordt teruggegrepen op de klassieke bouwkunst van de Grieken en Romeinen. Hierbij werden de boeken van Vitruvius uitgebreid bestudeerd, om zo vertrouwd te raken met de taal van die architectuur. Wat ze ontlenen aan de Grieken zijn bijvoorbeeld de Dorische, Ionische en Korintische zuilen, en van de Romeinse bouwkunst worden elementen als frontons en zuilen toegepast. Als we spreken over de Renaissance, dan hebben we het over een florerende periode vol veranderingen, ontdekkingen en welvaart. Deze periode staat in nauw verband met het Classicisme. De Classicistische denkwijze is in de loop van de eeuwen geleidelijk ontstaan, en tegen de tijd van de Renaissance was het een manier om het universum te begrijpen. Het omvatte kunst, architectuur, filosofie, natuurwetenschappen, astronomie, taal, wiskunde en politiek. De overtuiging was dat waarheden elkaar moesten ondersteunen, en dus niet met elkaar in conflict konden komen; anders kwam het gehele gedachtengoed te vervallen. Gedurende de middeleeuwen en de Renaissance werden Classicisme en Christendom gezien als complementaire aspecten van de Goddelijke waarheid. Er is alles aan gedaan om dit aan te tonen. Ketterij (religieus of wetenschappelijk) werd als grote misdaad gezien. Deze periode wordt geromantiseerd wegens de vruchten die het heeft afgeworpen, maar hierbij heerst dan ook de misconceptie dat het een tijd was zonder oorlogen of godsdienstconflicten. Niets is minder waar.

Nederland: verspreiding en kenmerken

Nadat de Renaissance rond 1420 in Italië opkomt, blijft Nederland nog even achter. Pas een eeuw later zijn Nederlandse bouwmeesters pas begonnen met het experimenteren met Renaissance-versieringen op Gotische gebouwen en traditionele trapgevels. Men spreekt van Hollandse Renaissance, het is een eigen, typerende stijl. Gebouwen in Renaissancestijl bieden soms een heel verschillende aanblik. Ze worden meestal gekarakteriseerd door de smalle woningen op een langwerpige plattegrond met een hooggaand dak. Voor de kenmerken van de late Renaissance geldt dat de motieven en ornamenten werden aangepast aan de Nederlandse traditionele bouwwijze. Bakstenen gevels kregen een laag natuursteen. Rolwerken kwamen toen ook in beeld. In deze periode was het gebruikelijk om de trap- en topgevels rijkelijk te versieren. Versieringen in de vorm van een slinger met planten of fruit (oftewel festoenen of guirlandes) werden veel gebruikt. Vanaf 1565 wordt er naar deze stijl ook wel als Noordelijk Maniërisme verwezen. Het Maniërisme is de laatste fase van de Italiaanse Renaissance. De Renaissance heeft in Nederland tot 1630 geduurd, met een uitloop tot 1565.

De kern van de Renaissance-architectuur is de nadruk op harmonische verhoudingen en symmetrie. Schoonheid werd in die tijd gezien als een manier om het Goddelijke te benaderen, en men geloofde dat het beeld van wat het oog zag, door het netvlies zou gaan en in de ziel zou nestelen. Men geloofde ook dat schoonheid God manifesteerde, het was dus van belang om te weten hoe ware schoonheid er uit zag, en om ervoor te zorgen dat er constante blootstelling aan deze schoonheid zou zijn. De eigenschappen van Renaissance-architectuur of Klassieke Schoonheid zijn:

  1. Geometrie of verhoudingen die in hele getallen kunnen worden uitgedrukt;
  2. Heldere kleuren, veel licht;
  3. Gladde afwerking, een onbeschadigde en perfecte staat.
Regio Kenmerken
Amsterdam Lokale kenmerken zijn de hoge smalle herenhuizen, het gebruik van trapgevels en decoratieve frontons boven de deuren en ramen waarbij de top in vergelijking met het profiel van de gevel veel sterker stijgt dan in de overige Renaissance-architectuur.
Luik

De stijl is een aanpassing van eerdere lokale methoden van houtskeletbouw, maar met steen in plaats van hout. Rechthoekige ramen met stenen omlijsting, deuropeningen met ronde bogen en soms versierde architraven, allemaal op muren van baksteen, zijn kenmerkend voor de stijl. Stenen kozijnen, raamstijlen en lagen, die in kleur contrasteren met de achtergrond van rode baksteen, creëren sterke patronen aan de buitenkant. Effen stenen vierkanten kunnen worden toegevoegd om het patroon te vullen. Waar kolommen zijn, meestal in arcades, zijn de kapitelen meestal heel eenvoudig. In grotere gebouwen kan het interieur gewelfde zalen omvatten, en de buitenkant "vierkante paviljoens met sierlijke dakspitsen, kruisvensters en kroonlijsten". Over het algemeen steekt de versiering op buitenmuren weinig uit, maar op daken kunnen er ornamenten in verschillende vormen uitsteken.

Maasland De Maaslandse renaissance kan gezien worden als een variant van de klassieke Luikse renaissance, een bouwstijl die nauw aansloot bij de Italiaanse en Franse renaissance. De meeste bouwwerken die tot de stijl van de Maaslandse Renaissance gerekend worden, zijn gebouwd volgens traditionele bouwmethoden, waarbij vaak gebruikgemaakt wordt van speklagen, hardstenen raamomlijstingen, waterlijsten, hoge daken en geprononceerde daklijsten onder de dakrand vaak met gebeeldhouwde consoles. De gebruikte materialen zijn meest inheems: Naamse steen, baksteen en Limburgse mergel.

Materialen en bouwwijzen

In de richting van de Late Renaissance werd vooral kalksteen gebruikt, en het decoratie werd uitgevoerd in zandsteen. De constructie van de gebouwen werden nog bepaald door traditionele bouwwijze. Voor grote projecten waren er twee mogelijkheden voor de bouwwijze: evenwijdig aan de straat, met in het midden een iets uitstekende façade, of twee smalle panden voorzien van één gevel.

Voorbeelden Renaissance architectuur in Nederland

Amsterdam

Zie: Lijst gebouwen in Amsterdamse Renaissance-stijl

Luik

Maasland

De fases van de Renaissance architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Barok | 1600 – 1750

Ontstaan

De Barok volgde de Renaissance en ging vooraf aan de Rococo (ook wel laat-Barok genoemd). Het verscheen allereest in Italië en verspreidde zich geleidelijk over Europa. Het werd door de katholieke kerk aangemoedigd als een middel om de eenvoud en soberheid van de protestanten tegen te gaan. Barokke architectuur is zeer decoratief en theatraal, net zoals de schilderijen uit deze periode. Barokke architecten namen de basiselementen van de Renaissance, waaronder koepels en colonnades. Ze maakten ze hoger, grootser, meer gedecoreerd en dramatischer.

Nederland: verspreiding en kenmerken

De Barokstijl is in (de Noordelijke) Nederlanden niet populair geweest. Dit kwam door het gedachtegoed van de stijlontwikkeling van de Barok: het was een beweging van katholieken tegen de bouwkunst die protestanten hanteerden in hun kerken. In de Zuidelijke Nederlanden en Nederlandse plaatsen die katholiek waren gebleven omdat ze niet onder het gezag van de Staten-Generaal stonden, kwamen Barokkerken tot stand. Deze kerken zijn te vinden in onder meer Maastricht, Sittard en Ravenstein. Ook rooms-katholieke schuilkerken werden soms ingericht in Barok, zoals bij Ons’ Lieve Heer op Solder in Amsterdam.

In de België, wat voorheen werd gezien als de Zuidelijke Nederlanden, zijn een groot aantal Barokkerken te vinden. In de Zuidelijke Nederlanden werd dankzij de katholieke kerk Barok geïntroduceerd in de context van de contrareformatie en de Tachtigjarige Oorlog. Na de afscheiding van Nederland verrezen zo door het hele land Barokke kerken.

Materialen en bouwwijzen

Plafonds van kerken hebben clusters van gebeeldhouwde engelen en geschilderde figuren. Tijdens de Barok werd er in de schilderkunst veel ontdekt omtrent licht- en schaduwgebruik, en in architectuur speelde lichtinval ook een grote rol. Licht werd ook gebruikt voor het dramatiserende effect; het stroomt vanuit de koepel naar beneden en werd van alle kanten weerspiegeld door een overvloed aan verguldsel. Gedraaide kolommen werden gebruikt om de illusie van opwaartse beweging en dynamiek op te wekken. Elk beschikbaar stukje ruimte werd gedecoreerd met cartouches en andere decoratieve elementen. Tijdens de Barok hebben decoratieve ornamenten veel verschillende, nieuwe, vormen aangenomen. Wat ook opvalt is dat in Barokke paleizen grote trappen een centraal element waren in het interieur.

  • Koepels: dit is een belangrijk kenmerk van barokarchitectuur. Het plafond van de koepel is vaak beschilderd naar het beeld van een hemel, gevuld met verschillende figuren en engelen, met gebeeldhouwde zonnestralen.
  • Quadratura: schilderingen gecombineerd met stucwerklijsten en decoratie die de illusie geven van drie dimensies. Illusionistische plafondschilderingen maken ook de illusie van drie dimensies.
  • Grote trappen: trappen namen een centrale plaats in en werden gebruikt voor het dramatische effect. Kronkelend naar boven, weergeeft het aanzicht vanaf de trap veranderende perspectieven van het Barokinterieur. De grote trappen waren een setting voor ceremonies.
  • Cartouche: uitgewerkte vormen en gebeeldhouwde frames geven duizelingwekkende effecten aan de muren.
  • Spiegels: spiegels geven de indruk van een grotere ruimte vooral in combinatie met ramen.
  • Clair-obscur: dit is het woord voor het gebruik van sterke contrasten van licht en donker/schaduw. Door dit effect toe te passen, in zowel schilderkunst als architectuur, wordt de sfeer zeer dramatisch.
  • Sculpturen: verschillende figuren op of net onder het plafond, gemaakt van verguld hout, marmer of andere afwerking, waardoor de indruk wordt gewekt dat het in de lucht zweeft.
  • Salomonszuilen: zuilen die een dynamisch aanblik hebben, waardoor de illusie van beweging ontstaat.
  • Elliptische of ovale ruimtes: rechte hoeken worden geëlimineerd.

Voorbeelden Barok architectuur in Nederland

De fases van de Barok architectuur

  • Vroege Barok (1584 – 1625): De Vroege Barok wordt gedomineerd door Romaanse architecten. De eerste architect die vorm gaf aan de Barok was architect en beeldhouwer Gianlorenzo Bernini met zijn baldakijn boven het altaar van de Sint-Pietersbasiliek. Hij verbrak de grens tussen architectuur en beeldhouwkunst, en dit werd talloze keren nagevolgd worden.
  • Hoog Barok (1625 – 1675): Het hoogtepunt was de Hoge Barok, toen werd het gebruikt om kerken en paleizen te verwezenlijken in landen zoals Italië en Spanje.
  • Laat Barok (1675 – 1750): In de Late Barok reikte het tot aan Rusland, het Ottomaanse Rijk en de Spaanse en Portugese koloniën in Latijns-Amerika. In 1730 ontwikkelde in Centraal-Europa de Barok zich naar Rococo, een nog decoratieve variant van de Barok.

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Classicisme | 1630 – 1700

Ontstaan

Het Classicisme behoort qua tijd tot de stijlperiode van de Barok, hoewel het zich daar tegen afzet. De 18e eeuw word ook wel de Eeuw van de Rede of De Verlichting genoemd. In deze periode stond rede centraal. Deze periode wordt gekenmerkt door bevordering van de wetenschap en intellectuele uitwisseling. Onder invloeden van Italiaanse inzichten ontstond de stijl Classicisme. De vormen uit de Renaissance werden tijdens het Classicisme op strikte en zuivere wijze toegepast. De strenge orde van de Griekse en Romeinse vormentaal sloot namelijk goed aan bij de filosofie van de Verlichting, waarin de rede werd verheerlijkt. Anders dan bij het Maniërisme, lag bij het Classicisme de nadruk minder op zingeving van decoraties en orden, maar meer op benadrukking van symmetrie en proportie. Classicistische architectuur is herkenbaar door een eenvoudige hoofdvorm en goede verhoudingen. Belangrijke Italiaanse figuren van deze nieuwe ontwikkelingen waren Palladio (1505 – 1580) en Scamozzi (1548 – 1616). Palladio kreeg tijdens het Classicisme ook zijn eigen stijl toegewezen, het Palladianisme. Zowel het Classicisme als het Palladianisme worden gekenmerkt door eenvoud en harmonie.

Nederland: verspreiding en kenmerken

In Nederland hebben we gebouwen in deze stijl. Classicistische gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm, goede verhoudingen en weinig decoratie. Een Classicistisch gebouw is te herkennen aan een symmetrische voorgevel en indeling, pilasters, een driehoekig fronton boven de vensters en een middenrisaliet. Het doet vaak denken aan een tempel. Aan het begin van het Classicisme werden er pilasters toegepast die doorlopen over meerdere verdiepingen, maar aan het eind van deze stijl verdween dit kenmerk.

Het Hollands Classicisme was een zeer belangrijke bouwstijl in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in de 17de-eeuw, die in die periode ook de Gouden Eeuw doormaakte.

Tijdens het Hollands Classicisme wordt er een eind gemaakt aan de Maniëristische bouwkunst, en er wordt enkel op strenge wijze de klassieke orden nageleefd. Hierbij ontstaat dan ook de variant van het Hollands Classicisme: de Strakke Stijl. De Strakke Stijl is de laatste fase van het Hollandse Classicisme in Amsterdam. Rond 1660 verdwijnt de pilasterarchitectuur, en er komt een stijl van soberheid tot ontwikkeling. Gevels zijn vlak, gesloten en gesloten. Grote ongebroken vlakken en strakke verhoudingen nemen het roer over.

Adriaan Dortsman is de belangrijkste architect in deze periode, maar het eerste voorbeeld is van Philips Vingboons: Herengracht 450. De architectuur wordt dan bepaald door de ritmische verdeling van de vensters en de verhoudingen, die nog geheel klassiek zijn, terwijl de klassieke vormentaal beperkt blijft tot de gevelbeëindiging met een kroonlijst met attiek of balustrade en een geaccentueerde middenas met ingangspartij.

Eigenlijk blijft deze klassieke architectuur ook in de 18de eeuw bestaan, maar dan wordt de vormentaal bepaald door de stijl die op dat moment de toon aangeeft, zoals de Lodewijk XIV of XV.

Er blijkt dat er wel een problematiek optrad bij het ontwerpen van woonhuizen die aan deze klassieke orden en daarmee afmetingen moesten voldoen. Zuilen- en pilasterstellingen hebben volgens deze orden een behoorlijke breedte nodig om tot hun recht te komen. Na 1665 neemt het gebruik van pilastergevels dan ook sterk af. In de periode tussen 1665 en 1700 wordt hiermee de Strakke Stijl geïntroduceerd; de laatste fase van het Hollands Classicisme. Gevels bestonden tijdens deze stijl enkel uit een strak ritme van gevelonderdelen: kale vlakken en scherp uitgesneden vensteropeningen. Slechts bij enkele elementen is decoratie te vinden. De strakke stijl wordt vooral toegepast bij grote herenhuizen, maar smalle woonhuizen worden er ook door beïnvloed: ze krijgen een halsgevel zonder pilasters (deze toepassing verscheen voor het eerst bij een gevel van Philip Vingboons in 1638), waarbij de enige versieringen bij de top te vinden zijn.

Materialen en bouwwijzen

De aandacht voor de bouw verschoof naar aandacht voor het ontwerp. De gewenste totaalvorm van Classicistische gebouwen leidde echter tot minder functionele constructies. Plattegronden waren voornamelijk vierkant. Topgevels werden verafschuwd, daken kregen in deze periode alleen omlopende dakschilden met op de hoek geplaatst een schoorsteen. In de loop van de 17e eeuw ontstond er een grote vraag naar kerken, geschikt voor de protestanten. Deze kerken kregen een aanleg met een kruis- of rotondevorm.

Classicistische architectuur in Nederland

De fases van Classicistische architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Lodewijkstijlen | 1700 – 1810

Lodewijkstijlen is een verzamelnaam voor de stijlen die vernoemd zijn naar drie generaties van Franse Koningen: Lodewijk XIV (de Veertiende), Lodewijk XV (de Vijftiende) en Lodewijk XVI (de Zestiende). Ook deze stijlen worden toegerekend tot de stijlperiode van de Barok.

Overzicht alle Lodewijkstijlen

  • 1643 – 1715 Lodewijk XIV-stijl
    • 1643 – 1660 Eerste periode
    • 1660 – 1690 Tweede periode
    • 1690 – 1715 Derde periode
    • ±1725 Régence (overgangsstijl naar Lodewijk XV-stijl)
  • 1715 – 1774 Lodewijk XV-stijl
    • 1750 – 1774 Pompadour-stijl (overgangsstijl naar Lodewijk XVI-stijl)
  • Lodewijk XVI-stijl

Lodewijk XIV-stijl

Lodewijk XIV, door Hyacinthe Rigaud in 1701
Lodewijk XIV, door Hyacinthe Rigaud in 1701

Ontstaan

Hij regeerde van 1643 tot 1715. Hij was een van de belangrijkste koningen in de geschiedenis van Frankrijk. Hij wilde een specifieke Franse kunst creëren, een voorbeeld hiervan is het Louvre. De Lodewijk XIV-stijl heeft een aantal kenmerken:

  • Reusachtige afmetingen, uitgestrekte zalen met hoge plafonds;
  • Rijkelijk en alles wordt gemaakt van kostbaar materiaal;
  • Decoratieve figuren geïnspireerd door de Grieks-Romeinse oudheid;
  • Veel toegepast acanthusmotief;
  • Machtig en indrukwekkend gevoel.

Nederland: verspreiding en kenmerken

Tijdens de 18de eeuw overheerste in Amsterdam de Franse architectuur. In de Noordelijke Nederlanden en Engeland werd de Lodewijk XIV-stijl geïntroduceerd door architect Daniël Marot (1661 – 1752). Hij was de zoon van een Franse hofarchitect. Hij was als Fransman geboren, maar werd tot Hollander geneutraliseerd. Er is in Amsterdam slechts één gebouw (met zekerheid) aan hem toe te schrijven: het Van Brants-Rushofje aan de Nieuwe Keizersgracht 28-44.

De Lodewijk XIV-stijl in Nederland is te herkennen aan de Barokke vormentaal, in zware symmetrische krullen waarin met veelvoorkomend het acanthusblad als ornament wordt gebruikt. In de periode 1700 – 1740 werd de Lodewijk XIV-stijl in Amsterdam op zware en Classicistische wijze toegepast. Circa 1725 werden elementen van de Regencé-stijltoegepast, dit is een overgangsstijl tussen Lodewijk XIV en Lodewijk XV. Een kenmerk van deze stijl is dat ruimtes tussen randen en krullen worden opgevuld met ruit- en schubmotieven. In Amsterdam komen veel gevels in deze stijl voor. De periode hierna, van 1740 – 1770, is licht en zwierig. In Frankrijk werden de Lodewijkstijlen vooral toegepast op interieurarchitectuur en bleven de gevels nog redelijk Classicistisch, maar in Amsterdam werd de typische ornamentwerk van de Lodewijkstijlen ook aan de gevels zichtbaar.

Materialen en bouwwijzen

.

Voorbeelden Lodewijk XIV-stijl in Nederland

.

De fases van de Lodewijk XIV-stijl

  • Eerste periode (1643 – 1660): In de eerste periode, gestrekt over de eerste 17 jaar van zijn koningschap, werd de bouwstijl sterk beïnvloed door de vroegere stijl van Lodewijk XIII (de Achtste) en Italiaanse Barok. Gedurende deze periode ontstond ook het Franse Classicisme.
  • Tweede periode (1660 – 1690): Tijdens de tweede periode die maar liefst 30 jaar duurde, werd de stijl klassieker en meer triomfantelijk. Dit uit zich in de bouw van het Kasteel van Versailles. De Lodewijkstijlen staan ook bekend om de interieurarchitectuur. Tot 1680 waren de meubelen gigantisch, versierd met een overvloed aan beeldhouwkunst en verguldsel.
  • Derde periode (1690 – 1715): In de laatste periode werd Lodewijk XIV beïnvloed door de architect Jules Hardouin-Mansart en de ontwerper van zijn feesten en ceremonies, Jean Bérain. De derde periode van de Lodewijk XIV-stijl was lichter en vrijer van vorm, de smeedijzeren decoraties waren luchtiger in lijnen en er heerst een groter gebruik van arabeske, groteske en coquille-ontwerpen. Het interieurontwerp, met name de meubels, veranderde in de derde periode. Dankzij de ontwikkeling van inlegwerk werden de meubels versierd met verschillende kleuren en variërende houtsoorten. Pas halverwege de derde periode van de Lodewijk XIV-stijl werd deze stijl toegepast in Nederland.
  • Régence (±1725): Deze overgangsstijl van de Lodewijk XIV-stijl naar laat de klassieke inspiratie los, die sinds de Renaissance heerste. Het focust zich meer op de Barok.

Nederlandse architecten uit deze periode

.

Trefwoorden

.

Lodewijk XV-stijl

Lodewijk XV, door Louis-Michel van Loo in 1763
Lodewijk XV, door Louis-Michel van Loo in 1763

Ontstaan

Hij regeerde van 1715 tot 1774. Hij was de achterkleinzoon van Lodewijk XIV. Hij werd op vijfjarige leeftijd de jongste koning van Frankrijk. De Lodewijk XV-stijl is een stijl die lijkt op de Late Barok, en sterk verwant met Rococo. Deze stijlvorm gaat voornamelijk over de beschrijving van interieurarchitectuur, met name voor meubels. Terwijl de interieurs in de loop van de regering van Lodewijk XV rijkelijk werden versierd, werden de gevels geleidelijk eenvoudiger, minder versierd en meer klassiek. De gevels worden in evenwicht gehouden door rijen van ramen en kolommen. Op grote gebouwen hebben ze vaak grote arcades op straatniveau, en klassieke frontons of balustrades op de daklijn. Decoratieve kenmerken bevatten soms gebogen smeedijzeren balkons met golvende rocaille-ontwerpen, vergelijkbaar met het rocaille-versieringen in het interieur. Religieuze architectuur uit deze periode is ook sober en monumentaal.

De Lodewijk XV-stijl ontwikkelde zich vooral tussen 1723 en 1750. De Lodewijk XV-stijl werd als gedurfd beschouwd, dit was het resultaat van grote technische vooruitgangen. Door deze vooruitgangen is volledige beheersing van het materiaal mogelijk. Dit is voornamelijk te zien in de interieurarchitectuur: er werden bijvoorbeeld gebogen benen gebruikt voor de stoelen. De bewerking van materialen zoals steen, hout en metaal ondergingen veel ontwikkelingen. De Lodewijk XV-stijl heeft een aantal kenmerken:

  • Speels en licht;
  • Asymmetrisch;
  • Gebogen lijnen;
  • Uitbundige en krullerige versieringen;
  • Toepassing van rocailles-ornamenten.

Nederland: verspreiding en kenmerken

De Lodewijk XV-stijl werd in de Nederlanden toegepast in de periode van ± 1740 – 1770.

Materialen en bouwwijzen

.

Voorbeelden Lodewijk XIV-stijl in Nederland

.

De fases van de Lodewijk XIV-stijl

.

Nederlandse architecten uit deze periode

.

Trefwoorden

.



Lodewijk XVI-stijl

Lodewijk XVI, door Antoine-François Callet in 1779
Lodewijk XVI, door Antoine-François Callet in 1779

Ontstaan

.

Nederland: verspreiding en kenmerken

.

Materialen en bouwwijzen

.

Voorbeelden Lodewijk XIV-stijl in Nederland

.

De fases van de Lodewijk XIV-stijl

.

Nederlandse architecten uit deze periode

.

Trefwoorden

.

Neostijlen | 1800 – 1915

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Neostijlen in Nederland

De fases van de Neostijlen

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Eclecticisme | 1840 – 1910

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden xyz architectuur in Nederland

De fases van de xyz architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Art Nouveau/Jugendstil |1895 – 1915

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Art Nouveau/Jugendstil architectuur in Nederland

De fases van de Art Nouveau/Jugendstil architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Rationalisme | 1900 – 1920

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Rationalisme architectuur in Nederland

De fases van de Rationalistische architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Nieuw historiserende stijl | 1905 – 1925

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Nieuw historiserende stijl-architectuur in Nederland

De fases van de Nieuw historische stijl-architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Expressionisme | 1910 – 1930

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Expressionistische architectuur in Nederland

De fases van de Expressionistische architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

De Stijl | 1917 – 1932

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden van De Stijl architectuur in Nederland

De fases van de De Stijl architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Functionalisme | 1915 – 1965

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Functionalistische architectuur in Nederland

De fases van de Functionalistische architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Nieuwe Haagse School | 1920 – 1940

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Nieuwe Haagse School-architectuur in Nederland

De fases van de Nieuwe Haagse School-architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Traditionalisme | 1925 – 1965

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Traditionalistische architectuur in Nederland

De fases van de Traditionalistische architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Brutalisme | 1950 – 1970

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden Brutalisme architectuur in Nederland

De fases van de Brutalisme architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden

Hedendaags | 1965 – heden

Ontstaan

Nederland: verspreiding en kenmerken

Materialen en bouwwijzen

Voorbeelden hedendaagse architectuur in Nederland

De fases van de hedendaagse architectuur

Nederlandse architecten uit deze periode

Trefwoorden