Romaans: 950 – 1250: Difference between revisions

From Bouw wiki
Jump to navigation Jump to search
Line 59: Line 59:
<gallery mode="packed" heights="180">
<gallery mode="packed" heights="180">
File:Pieterskerk, Utrecht.webp|alt=Pieterskerk, Utrecht|Pieterskerk, Utrecht
File:Pieterskerk, Utrecht.webp|alt=Pieterskerk, Utrecht|Pieterskerk, Utrecht
File:Abdijkerk Rolduc, Kerkrade, Limburg.jpg|alt=Abdijkerk Rolduc, Kerkrade, Limburg|Abdijkerk Rolduc, Kerkrade, Limburg
File:Donatuskerk, Leermens, Groningen.jpg|alt=Donatuskerk, Leermens, Groningen|Donatuskerk, Leermens, Groningen
File:Donatuskerk, Leermens, Groningen.jpg|alt=Donatuskerk, Leermens, Groningen|Donatuskerk, Leermens, Groningen
File:Donatuskerk interieur, Leermens, Groningen.png|alt=Donatuskerk interieur, Leermens, Groningen|Donatuskerk interieur, Leermens, Groningen
File:Donatuskerk interieur, Leermens, Groningen.png|alt=Donatuskerk interieur, Leermens, Groningen|Donatuskerk interieur, Leermens, Groningen
File:Abdijkerk Rolduc, Kerkrade, Limburg.jpg|alt=Abdijkerk Rolduc, Kerkrade, Limburg|Abdijkerk Rolduc, Kerkrade, Limburg
</gallery>
</gallery>
=== Romano-Gotiek ===
=== Romano-Gotiek ===

Revision as of 20:30, 9 September 2024

◄ HOME

◄ OVERZICHT BOUWSTIJLEN

Romaanse architectuur tijdlijn

Ontstaan

Kenmerkend voor de periode rond het jaar 1000 is dat er onder de geestelijkheid een sterke verwachting heerste dat de wederkomst van Christus op aarde nabij was: nu leek immers de tijd aangebroken voor het Duizendjarig rijk. Ondanks de heersende angst trad na het millenniumjaar een nieuw optimisme in; de wereld zou nog niet vergaan en vele nieuwe kerken werden gebouwd. De Franse monnik en geschiedschrijver Rodulfus Glaber (985 – 1047) heeft met zijn werken een duidelijk beeld gegeven over de morele en culturele toestand van Europa in deze tijd. Hij omschreef dat de kerken na het millenniumjaar zeer licht van kleur waren, en noemde dit ‘een witte mantel van kerken’. De Romaanse kerkarchitectuur uit deze periode heeft een tal van interessante ‘hoofdrichtlijnen’. Zo heb je bijvoorbeeld historische symboliek door overname van essentiële historische elementen. Maar middels vorm kon ook machtsaanspraak visueel worden weergegeven, door bijvoorbeeld het gebruik van keizerlijke vormen kan worden aangegeven dat de verantwoordelijke voor kerk de keizer was en niet de plaatselijke vorsten. Een laatste ‘hoofdrichtlijn’ is allegorie. Dit gaat over de harmonie van een gebouw, en de relatie tussen de kunsten en God.

Romaanse architectuur kent een aantal verschillende fases met elk hun kenmerken.

Jaargetijd Naamgeving Kenmerken
±1000 – 1100 Vroeg-Romaans Basilieken met vlakke zoldering, begin van de gewelfbouw
1100 – 1180 Hoog-Romaans Verdringing van de vlakke zoldering door gewelfbouw
1180 – ±1250 Laat-Romaans De gewelven veranderen. De spitsboog en het schoorsysteem doen hun intrede
1200 – 1300 Romano-Gotiek

Nederland: verspreiding en kenmerken

De bewaard gebleven Romaanse gebouwen in Nederland zijn haast allemaal kerken. Er zijn weinig Romaanse woonhuizen bewaard, dit komt doordat middeleeuwse woonhuizen hoofdzakelijk gemaakt werden van hout of leem en bedekt met riet of stro. Later, toen baksteen goedkoper werd dan natuursteen, werden de huizen ook steeds meer in baksteen gebouwd. Het werd voornamelijk toegepast voor de zijmuren als brandwering. De overheid bevorderde het gebruik van baksteen; in de middeleeuwen waren er namelijk veel standsbranden en de toepassing van baksteen verminderde dit sterk.

Romaanse kerkarchitectuur

Romaanse kerkarchitectuur in Nederland kan onderverdeeld worden in Utrechtse, Limburgse en Fries-Groningse stijl. Tot de belangrijkste Romaanse kerkgebouwen behoren verschillende abdijkerken en kapittelkerken. Ze werden vaak groot uitgevoerd en rijkelijk versierd, omdat ze een bepaalde macht moesten uitstralen.

Romaanse kerkarchitectuur in Nederland onderscheidt men in:

  1. Kloosterkerken: bij een kloosterkerk zit vaak een school waar geestelijken worden opgeleid.
  2. Kapittelkerken: dit waren kerken voor seculiere geestelijken (ook wel kanunniken genoemd), dit waren vaak de zonen van adel.
  3. Parochiekerken: dit zijn kerken die bedoeld zijn voor gewone burgers.

Regionale stijlen

Er zijn veel diverse regionale stijlen, maar overal valt op dat het in het algemeen zeer zwaar en massief is. De kenmerken van de Romaanse bouwstijl in Nederland zijn monumentale geslotenheid, balans en rust. Strakke geometrische volumes, opgetrokken als zware muren met kleine openingen. De middeleeuwse gebouwen hebben weinig versieringen. Het ingetogen karakter komt sterk tot uitdrukking in de rondbogen boven de portalen en vensters, maar ook in de onderverdeling van de lisenen.Tegen het einde van de Romaanse bouwstijl leidden de kruisgewelven tot het verschil in dragende en scheidende muren, doordat door deze constructie grotere openingen mogelijk waren.

Regio Kenmerken
Utrecht De kerken in Utrecht vormen de meest overeenkomende groep, en hiervan worden er maar liefst vijf naar de bisschop Bernold (1000 – 1054) genoemd. De plattegronden van alle Romaanse kerken in Utrecht hebben een kruisvorm. De Pieterskerk is het best bewaard gebleven.
Limburg Deze kerken maken deel uit van het Luikse bisdom. Tot de vroeg-Romaanse architectuur in Limburg behoren een aantal torens, uit tufsteen opgetrokken schepen en enkele kleine kerken. Tijdens de hoog-Romaanse architectuur hebben de kerken houten overwelvingen gekregen. Deze overwelvingen waren rond 1100 voornamelijk van steen, en met de overgang naar laat-Romaanse architectuur werden deze overwelvingen getypeerd door een grotere hoogte.
Friesland/Groningen De overgang van de laat-Romaanse architectuur naar Romano-Gotiek vooral aanwezig in de Fries-Groningse kerken.

Romano-Gotiek

Van de 13e tot de 14e eeuw maakte Romano-Gotiek een opkomst. In de noordelijke provincies van Nederland, vooral in Groningen, worden veel kerken in deze stijl gebouwd. Deze naamgeving omvat de overlopende stijl van Romaans naar Gotiek. Romano-Gotiek is in feite een Romaanse bouwstijl waarbij Gotische vormen werden toegepast. Kenmerkend voor deze stijl zijn de muren en gevels van baksteen die rijkelijk versierd zijn met uitsparingen en patronen van baksteen. Het is onduidelijk tot hoeverre deze stijl zich heeft verspreid, omdat vele kerken uit deze periode zijn verdwenen. Een vroeg voorbeeld van deze groep wordt gevonden in Leermens, waar in1250 werd een nieuw koor gebouwd bij een Romaanse kerk. In dit vroege stadium van de Romeins-gotiek werden alleen ronde bogen gebruikt. In het interieur heeft het koor een meloengewelf, een typisch kenmerk van Romaans-gotische kerken. Een latere variant van de Romeins-gotiek heeft spitsbogen, zoals bij deze kerk in Stedum. Merk op dat veel bogen puur decoratief zijn. Er zijn echter wel twee soorten categorieën te onderscheiden:

Regio Kenmerken
Nederrijnse Laat-Romaanse stijl De Laat-Romaanse architectuur in deze regio wordt tot de Romano-Gotische stijl gerekend vanwege de verticaliteit en het gebruik van kruisgewelven en spitsbogen. Deze specifieke stijl werd aan het einde van de 19e eeuw zelfs als inspiratie en referentie gebruikt door de Duitse architect Carl Weber voor de neo-Romano-Gotiek.
Noordelijk-Nederlandse Romano-Gotische stijl In de noordelijke Nederlandse provincies, met name Groningen en Friesland, kunnen veel kerken tot Romano-Gotische stijl worden gerekend. Kerken uit deze regio zijn in grote mate gebouwd in baksteen (baksteen-Gotiek), hebben een muurindeling in horizontale banden met daarin blinde nissen als versiering. Topgevels zijn ook met nissen versierd. De ramen liggen verdiept in de muur en zijn voorzien van profielen in de vorm van kralen. Zelfs in het interieur bevatten de kerken in deze regio hun eigen karakteristieken: het gebruik van koepelgewelven valt op. Het veelvoudig gebruik van nissen en geveldecoratie werd uiteindelijk steeds meer teruggedrongen; de ramen werden groter en de voorheen ronde bogen werden vervangen door puntige bogen totdat uiteindelijk puur-Gotische vormen werden gebruikt.



xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

Het meest onderscheidende kenmerk van grote romaanse kerken is de prevalentie van apsissen aan beide uiteinden van de kerk, zoals op het 9e-eeuwse plan van St. Gallen, waarvan het vroegste voorbeeld de abdij van Gernrode is. Er worden twee redenen aangevoerd: dat aan de ene kant de bisschop presideerde en aan de andere kant de abt, of dat de westelijke apsis als doopkapel diende.

Het hoofdportaal van een kerk met dubbele apsis bevindt zich in de zijkant van het gebouw en kan rijkelijk versierd zijn met houtsnijwerk.

Beide apsissen worden geflankeerd door gepaarde torens. Veel van de kleinere torens zijn rond, zoals bij de kathedraal van Worms. Er kunnen talloze torens zijn in verschillende vormen en maten.

De kruising wordt doorgaans bekroond door een achthoekige toren, zoals bij de kathedraal van Speyer.

Torensen zijn van hout met een dak in plaats van steen en nemen een verscheidenheid aan vormen aan, waarvan de meest opvallende de Rijnlandse helm is. Steen wordt soms gebruikt voor Rijnlandse helmen, zoals aan de oostkant van de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek, Maastricht.

De torens en apsis van de westkant worden vaak opgenomen in een westwerk met meerdere verdiepingen. Deze laatste nemen een grote verscheidenheid aan vormen aan, van een vlakke gevel zoals bij de Kathedraal van Limburg, een vlakke gevel met uitstekende apsis bij Sint-Gertrudis, Nijvel en een rechthoekige uitstekende structuur van meerdere verdiepingen die uitsteekt voorbij de torens zoals bij Sint-Servatius, Maastricht.

De transepten steken niet sterk uit.

In het Rijnland zijn de buitenmuren en torens omringd met gangen, Lombardische banden en dwerggalerijen, die dienen om de individuele massa van elk onderdeel van het geheel te benadrukken, zoals bij de kathedraal van Speyer.

Wielramen, oculaire ramen en ramen met eenvoudig viervoetig maaswerk komen vaak voor in apsis, zoals bij de kathedraal van Worms.

Houten daken waren gebruikelijk, met een oud beschilderd plafond in St Michael's, Hildesheim.

Stenen gewelven werden op een later tijdstip gebruikt dan in Frankrijk, en vonden rond 1060 plaats boven de zijbeuken van Speyer.


In Nederland gebruikte materialen:

Bij veel Romaanse kerken is, evenals in de hiervoor liggende Romeinse periode, als bouwmateriaal tufsteen gebruikt. Dit gesteente was echter van nature hier ter lande niet aanwezig en moest daarom over water, via de Rijn, worden aangevoerd.   het subonderwerp "Tufsteen" van het onderwerp "Natuursteen" behorende bij het onderdeel "materialen (-)steen/beton, stuc". Omdat tufsteen daarom duur was spreekt het voor zich dat daar waar ander natuursteen voorradig was, men het dus ook niet naliet die te gebruiken.

Veld- en rivierkeien vormden een goedkoper materiaal, vooral als ze werden gevonden in, of nabij de eigen omgeving.

Een andere manier om op tufsteen te sparen was het toepassen van kistwerk volgens de door de Romeinen ontwikkelde bouwtechniek, waarbij elke kant van een muur werd gebouwd met afgewerkte stenen blokken en de leegte daar tussen werd gevuld met een mengsel van gebroken stenen gemengd met mortel.

  het subonderwerp "Het constructiesysteem" van het onderwerp "Romeinse bouwkunst" behorende bij dit onderdeel.

Veld- en rivierkeien waren een uitstekende vulling voor dit kistwerk. Daarnaast werden ze ook vaak gebruikt voor funderingen.

De rivier de Maas was via de rivierbedding leverancier van keien, rolstenen en grind, die dan ook volop werden gebruikt.

In het zuidelijk deel van de provincie Limburg waren daarnaast ook grote hoeveelheden mergel en kolenzandsteen voorradig, zodat veel kerken daar dan ook uit zijn opgetrokken

In het stroomgebied van de Oude IJssel werd ijzeroer gewonnen, hetgeen gebruikt is bij verschillende Twentse kerken. Voor de details in de kerkbouw, zoals zuiltjes, beeldhouwwerk, lateien, timpanen, e.d. leende de zachtere zandsteen, met name de rode zandsteen afkomstig uit het gebied langs de rivier de Weser en uit de omgeving van de Main, zich uitstekend. Daarnaast kwam in het oosten van het land de geel-witte Bentheimer zandsteen voor welke vlak over de grens bij Oldenzaal gewonnen werd.Naast het gebruik van natuursteen voor de bouw van kerken, kwam sinds het midden van de twaalfde eeuw vanuit het noorden geleidelijk aan de baksteen in zwang. Vanaf dat moment neemt het bouwen in baksteen flink toe, daar de klei ruimschoots voorhanden was.   voor de fabricage van bakstenen het onderwerp "Baksteen" behorende bij het onderdeel "materialen (-)steen/beton, stuc".


Met de uitbreiding van deze baksteenbouw treedt de betekenis van het hout als dragend bouwmateriaal (voor kerken, etc.) op de achtergrond.


Wanden

De wanden van Romaanse gebouwen zijn vaak enorm dik met weinig en relatief kleine openingen. Deze openingen werden gedicht met materialen zoals linnen; tot ver in de 12de eeuw werd er namelijk nauwelijks glas gebruikt. Het bouwmateriaal van wanden verschilt sterk afhankelijk van locatie, door beschikbaarheid en bouwtradities. Tijdens de 11de en 12de eeuw werd veel gebruik gemaakt van tufsteen, en voor belangrijke bouwdelen werd ook trachiet gebruikt. Het tufsteen was afkomstig uit de Rijn. Vanaf 1170 werd via Denemarken en Noord-Duitsland het toepassen van baksteen steeds bekender. Het gebruik van baksteen werd ook belangrijk voor brandwerendheid. In Italië, Polen, een groot deel van Duitsland en delen van Nederland werd in het algemeen baksteen gebruikt. In andere gebieden werd op grote schaal kalksteen, graniet en vuursteen gebruikt. De maat van de eerste bakstenen werd bepaald door de maat van de blokken tufsteen. Deze werden in de loop der jaren steeds kleiner. De bouwsteen werd vaak gebruikt in relatief kleine en onregelmatige stukken, gemetseld in dikke mortel.

Steunberen

Vanwege het massieve karakter van Romaanse muren zijn steunberen geen erg belangrijk kenmerk, zoals dat wel het geval is in de Gotische architectuur. Romaanse steunberen hebben over het algemeen een plat vierkant profiel en steken niet veel buiten de muur uit. In het geval van kerken met zijbeuken hielpen tongewelven of halve tongewelven boven de zijbeuken om het schip te schragen, als het gewelfd was. In de gevallen waarin halve tongewelven werden gebruikt, vormden ze feitelijk een luchtboog. Vaak strekten de gangpaden zich uit over twee verdiepingen, in plaats van de gebruikelijke in de gotische architectuur, om het gewicht van een gewelfd schip beter te kunnen dragen. In het geval van de kathedraal van Durham zijn luchtbogen gebruikt, maar deze zijn verborgen in de triforiumgalerij.

Bogen en openingen

De bogen die in de Romaanse architectuur worden gebruikt, zijn bijna altijd halfrond, voor openingen zoals deuren en ramen, voor gewelven en voor arcades. Brede deuropeningen worden meestal bekroond door een halfronde boog, behalve waar een deur met een latei in een grote gebogen uitsparing is geplaatst en met daarboven een halfronde "lunet" met decoratief snijwerk. Deze deuren hebben soms een uitgesneden middenstijl. Smalle deuren en kleine ramen kunnen worden bekroond door een massieve stenen latei. Grotere openingen zijn bijna altijd gebogen. Een karakteristiek kenmerk van de Romaanse architectuur, zowel kerkelijk als huiselijk, is de combinatie van twee boogramen of arcade-openingen, gescheiden door een pilaar of collonet en vaak geplaatst in een grotere boog. Oculaire ramen komen veel voor in Italië, vooral in de gevelgevel, en worden ook in Duitsland gezien. Latere romaanse kerken kunnen wielramen of roosvensters met maaswerk hebben. Er is een zeer klein aantal gebouwen in Romaanse stijl, zoals de kathedraal van Autun in Frankrijk en de kathedraal van Monreale op Sicilië, waarin op grote schaal spitsbogen zijn gebruikt, blijkbaar om stilistische redenen. Er wordt aangenomen dat er in deze gevallen sprake is van een directe imitatie van de Islamitische architectuur. Bij andere Laat Romaanse kerken, zoals de Kathedraal van Durham en de Kathedraal van Cefalù, werd de spitsboog geïntroduceerd als een structureel apparaat in ribgewelven. De toenemende toepassing ervan was van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van de Gotische architectuur.

Arcades

Een arcade is een rij bogen, ondersteund door pijlers of kolommen. Ze komen voor in het interieur van grote kerken, die het schip van de zijbeuken scheiden, en in grote seculiere binnenruimtes, zoals de grote zaal van een kasteel, die het hout van een dak of de bovenverdieping ondersteunt. Arcades komen ook voor in kloostergangen en atria, die een open ruimte omsluiten. Arcades kunnen in verdiepingen of fasen voorkomen. Terwijl de arcade van een klooster typisch uit één fase bestaat, bestaat de arcade die het schip en de zijbeuken in een kerk scheidt doorgaans uit twee fasen, met een derde fase van raamopeningen, bekend als de lichtbeuk, die erboven uitsteekt. Arcades op grote schaal vervult over het algemeen een structureel doel, maar wordt, over het algemeen op kleinere schaal, ook gebruikt als decoratief element, zowel intern als extern, waarbij het vaak "blinde arcades" is met alleen een muur of een smalle doorgang erachter.

Pijlers

In de Romaanse architectuur werden vaak pijlers gebruikt om bogen te ondersteunen. Ze waren gebouwd van metselwerk en hadden een vierkante of rechthoekige doorsnede, meestal met een horizontaal profiel dat een kapiteel voorstelde bij de vering van de boog. Soms zijn aan de pijlers verticale schachten bevestigd, en kunnen ze ook horizontale lijstwerk hebben ter hoogte van de basis. Hoewel ze in principe rechthoekig zijn, kunnen pijlers vaak een zeer complexe vorm hebben, met halve segmenten van grote kolommen met holle kern op het binnenoppervlak die de boog ondersteunen, of een geclusterde groep kleinere schachten die naar de lijstwerk van de boog leiden. Pijlers die voorkomen op de kruising van twee grote bogen, zoals die onder de kruising van het schip en het transept, zijn gewoonlijk kruisvormig van vorm, waarbij elke boog zijn eigen ondersteunende rechthoekige pijler heeft die loodrecht op de andere staat.

Kolommen

Kolommen zijn een belangrijk structureel kenmerk van de romaanse architectuur. Colonnetten en daaraan bevestigde schachten worden ook constructief en ter decoratie gebruikt. Monolithische zuilen, uit één stuk steen gesneden, werden in Italië vaak gebruikt, net als in de Romeinse en vroegchristelijke architectuur. Ze werden ook gebruikt, vooral in Duitsland, toen ze afwisselend massievere pieren gebruikten. Arcades van kolommen die uit enkele stukken zijn gesneden, komen ook vaak voor in constructies die geen enorme gewichten aan metselwerk dragen, zoals kloosters, waar ze soms in paren worden gecombineerd.

''Salvaged''

In Italië werd in deze periode een groot aantal antieke Romeinse zuilen geborgen en hergebruikt in het interieur en op de portieken van kerken. De meest duurzame van deze kolommen zijn van marmer en de steen is horizontaal ingebed. De meeste zijn verticaal geplant en hebben soms verschillende kleuren. Mogelijk hebben ze hun oorspronkelijke Romeinse kapitelen behouden, meestal in de Korinthische of Romeinse composietstijl. Sommige gebouwen, zoals Santa Maria in Cosmedin (hierboven afgebeeld) en het atrium van San Clemente in Rome, kunnen een vreemd assortiment kolommen hebben waarin grote kapitelen op korte kolommen zijn geplaatst en kleine kapitelen op hogere kolommen om de hoogte gelijk te maken. Dit soort architectonische compromissen zijn te zien waar materialen uit een aantal gebouwen zijn geborgen. Ook in Frankrijk werden geborgen kolommen in mindere mate gebruikt.

''Drum''

In de meeste delen van Europa waren romaanse zuilen enorm, omdat ze dikke bovenmuren met kleine ramen en soms zware gewelven ondersteunden. De meest gebruikelijke constructiemethode was om ze te bouwen uit stenen cilinders die trommels worden genoemd, zoals in de crypte van de kathedraal van Speyer.

''Hollow core''

Waar echt massieve kolommen nodig waren, zoals die bij de kathedraal van Durham, werden ze gemaakt van hardstenen metselwerk en werd de holle kern gevuld met puin. Deze enorme, niet-taps toelopende kolommen zijn soms versierd met ingesneden versieringen.

Alternerend stelsel

Een gemeenschappelijk kenmerk van romaanse gebouwen, dat zowel in kerken als in de arcades die grote binnenruimtes van kastelen scheiden, voorkomt, is de afwisseling van pijlers en kolommen.

De eenvoudigste vorm die dit aanneemt, is het plaatsen van een kolom tussen elke aangrenzende pier. Soms zijn de kolommen in veelvouden van twee of drie. Bij St. Michael's, Hildesheim, vindt een A B B A-afwisseling plaats in het schip, terwijl een A B A-afwisseling te zien is in de zijbeuken.

Bij Jumièges staan ​​tussen de pijlers hoge trommelkolommen, elk met een halve kolom die de boog ondersteunt. Er zijn veel variaties op dit thema, met name in de kathedraal van Durham, waar de lijstwerk en schachten van de pijlers uitzonderlijk rijk zijn en de enorme metselwerkkolommen diep zijn ingesneden met geometrische patronen.

Vaak werd de opstelling complexer gemaakt door de complexiteit van de pijlers zelf, zodat het geen pijlers en kolommen waren die elkaar afwisselden, maar pijlers met een totaal verschillende vorm, zoals die van Sant'Ambrogio, Milaan, waar de De aard van het gewelf dicteerde dat de alternatieve pijlers veel meer gewicht droegen dan de tussenliggende pijlers en dus veel groter zijn.


Het alternerend stelsel is in de bouwkunde het begrip voor het volgens een bepaalde regelmaat afwisselen van zware pijlers met lichtere pijlers of zuilen als dragende delen binnen een gebouw. Met name in de kerkenbouw is dit systeem veel toegepast bij de verdeling van het schip in middenbeuk en zijbeuken.

Voordeel van het stelsel is dat het gebruik van zware pijlers tot een minimum beperkt kon worden. Het stelsel werd veelvuldig gebruikt in de romaanse architectuur, waarin met name de gewelven te zwaar werden uitgevoerd om volledig op lichte zuilen te kunnen vertrouwen. Een bijkomend voordeel was de esthetische, ritmische afwisseling. De meest voorkomende variant is de Rijnlandse, waarbij een pijler telkens wordt afgewisseld door een zuil. Soms wordt echter iedere pijler gevolgd door twee zuilen; in dit Saksische stelsel is het schip niet overwelfd en kon de constructie dus lichter uitgevoerd worden.

Door de bouwkundige vernieuwing tijdens de gotiek werd het alternerend stelsel achterhaald en raakte het in onbruik. Alleen in een aantal vroeggotische stijlen werd het stelsel nog enige tijd toegepast. In de tweede helft van de 19e eeuw, waarin architecten bewust teruggrepen op middeleeuwse bouwstijlen, werd het stelsel weer op grotere schaal toegepast, in Nederland onder andere door de architecten P.J.H. Cuypers en C. Weber.

Kapitelen

De bladvormige Corinthische stijl vormde de inspiratie voor veel romaanse kapitelen, en de nauwkeurigheid waarmee ze werden gesneden, hing sterk af van de beschikbaarheid van originele modellen, die in Italiaanse kerken zoals de kathedraal van Pisa of de kerk van Sant'Alessandro in Lucca en Zuid-Frankrijk. veel dichter bij het klassieke dan die in Engeland.

Het Korinthische kapiteel is in wezen rond aan de onderkant, waar het op een ronde kolom zit, en vierkant aan de bovenkant, waar het de muur of boog ondersteunt. Deze vorm van kapitaal bleef behouden in de algemene verhoudingen en contouren van de Romaanse hoofdstad. Dit werd het eenvoudigst bereikt door een rechthoekig blok af te snijden en de vier onderste hoeken er schuin af te halen, zodat het blok bovenaan vierkant was, maar aan de onderkant achthoekig, zoals te zien is in St. Michael's Hildesheim. Deze vorm leende zich voor een grote verscheidenheid aan oppervlakkige behandelingen, soms bladvormig in navolging van de bron, maar vaak figuratief. In Noord-Europa vertonen de bladkapitelen over het algemeen veel meer gelijkenis met de ingewikkeldheden van de manuscriptverluchting dan met klassieke bronnen. In delen van Frankrijk en Italië zijn er sterke banden met de doorboorde hoofdsteden van de Byzantijnse architectuur. Het is in de figuratieve hoofdletters dat de grootste originaliteit wordt getoond. Terwijl sommige afhankelijk zijn van illustraties in manuscripten van bijbelse taferelen en afbeeldingen van beesten en monsters, zijn andere levendige scènes van de legendes van plaatselijke heiligen.

De kapitelen behielden weliswaar de vorm van een vierkante bovenkant en een ronde onderkant, maar werden vaak samengedrukt tot weinig meer dan een uitpuilende kussenvorm. Dit is vooral het geval bij grote gemetselde kolommen, of bij grote kolommen die worden afgewisseld met pijlers, zoals bij Durham.

Gewelven en daken

De meeste kerken hadden een houten plafond-/dakconstructie en later werden stenen gewelven toegepast. Maar door deze materiaalverandering verschoven ook de constructieve mogelijkheden. Doordat de stenen gewelven zo zwaar waren veroorzaakte dit een grote verticale last op de muren, om deze reden moesten de wanden ook zwaar en massief worden om de krachten af te dragen. Gewelven geven wegens de boogvorm ook horizontale krachten af. Deze konden moeilijk opgevangen worden, daarom werden gewelven vooral toegepast bij kleinere en lagere bouwdelen. De plafond-/dakconstructie werd pas na de 12de eeuw gewelfd gebouwd. Stapelbouw en gelijkmatige krachtenafdracht zijn dus ook een kenmerk in de Romaanse kerkarchitectuur. Kruisgewelven, ook wel graatgewelven, worden getypeerd door hun gekruiste vorm. De druk wordt door middel van deze vorm geconcentreerd op de vier hoekpunten. Hierdoor kan een grotere hoogte worden bereikt met grotere raampartijen. Door kruisgewelven kon er ook een onderscheid gemaakt worden tussen dragende en scheidende wanden. Dit werd tijdens de Gotiek een belangrijk kenmerk. In de eerste helft van de 13de eeuw ontstonden in het noorden van Nederland de eerste kerken gemaakt van baksteen. Hier en daar doken ook de Gotische elementen als spitsbogen hun intrede. Deze ‘tussenfase’ wordt ook wel Romano-Gotisch (1200 – 1350) genoemd. Tijdens deze stijl werden ook achtdelig-gewelfde plafond-/dakconstructies gemaakt. Een fenomeen dat zeer zelden voorkomt.

Er zijn verschillende soorten gewelven die voorkomen in de Romaanse architectuur

  • Koepelgewelf
  • Tongewelf
  • Spits-tongewelf
  • Kruisgewelf

Drie soorten Romaanse gewelven  ▲

In sommige Zuid-Franse gebieden, Périgord, Saintonge, is het schip overdekt met een reeks koepelgewelven op vierkant plan, die telkens rusten op brede, het schip overspannende dwarse gordelbogen.

De overgang tussen ronde koepel en het te overwelven vierkant gebeurt door hoekzwikken of pendentieven in de vorm van sferische driehoeken o.m. Saint-Pierre te Angoulême, 1105.

De zijwaartse drukking van het doorlopende halfrond of spitsbogig tongewelfwordt opgevangen door het links en rechts er tegen aanleunend halve tongewelf van hoge zijbeuken, Notre-Dam-la- Grande, ca. 1150, Poitiers, of van galerijen boven de zijbeuken, Notre-Dame-du-Port, begin 12e eeuw, Clermont-Ferrand in Auvergne. Hoewel constructief niet noodzakelijk, wordt dit tongewelf schijnbaar versterkt door brede gordelbogen, die steunen op uit de wand springende trudiskerk, Nijvel) en

Een derde Romaans gewelf is het kruisgewelf,   ▲

de doorsnijding van twee dwarse tonnen. In dit systeem wordt de dubbele drukking van het gewelf, eigen gewicht en zijwaartse druk, afgeleid naar vier hoekpunten, die dan ook speciaal versterkt worden door brede banden aan de buitenmuur, steunbeer. Eerst alleen gebruikt over kleinere ruimten, crypt, zijbeuk, wordt later ook het schip overdekt met een reeks kruisgewelven elk tussen zware gordelbogen.

De oudste kruisgewelven

in Zuid-Frankrijk en Noord-Italië verraden be?nvloeding door de koepelbouw: het middelpunt ligt hoger dan de gordelbogen. In Lotharingen kwam in de 12e eeuw een sterk gebonden bouwsysteem tot stand. Aan eik groot vierkant van het schip beantwoorden twee kleine vierkan- ten van de half zo brede zijbeuk. Dit kwam tot uiting in de steunen die de schipmuur dragen : tussen twee zware pijlers komt een lichtere zuil, alternerend stelsel. In Normandi? zal uit het Romaanse kruisgewelf geleidelijk het gotische gewelf geboren worden


1. Koepelgewelf op hoekzwikken of pendentieven

2. Tongewelf  met welflijn in halve cirkel

3. Spits-tongewelf met welflijn in spitsboog

4. Kruisgewelf met twee diagonaal kruisende graten

Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland

Zie ook: Lijst van Romaanse bouwwerken in Nederland

Nederrijnse Laat-Romaanse architectuur

Noordelijk-Nederlandse Romano-Gotische architectuur

Fases van Romaanse architectuur

Trefwoorden