1800 – 1915: Neostijlen
Ontstaan
Net als de belangstelling voor de klassieken ontstond er in de 19e eeuw belangstelling voor bouwstijlen uit de voorgaande eeuwen. Ook de opkomst van de archeologie in de 19e eeuw heeft veel bijgedragen aan de hernieuwde belangstelling voor de klassieken. Neostijlen is het overkoepelende woord voor het gebruik van elementen die een stijl weerspiegelen van een ander tijdperk. Neo is het Griekse woord voor 'nieuw', in deze context vergelijkbaar met 'heropleving'. Als we het bijvoorbeeld hebben over het neoclassicisme betekent dit dus heropleving van het classicisme. Het eclecticisme is het gevolg van het combineren van neostijlen. Neostijlen bepaalden in de 19e eeuw het gezicht van de architectuur, en tegelijkertijd waren de technische en maatschappelijke ontwikkelingen groot door de industriële revolutie. Architecten hadden echter weinig oog voor nieuwe mogelijkheden, zij hielden zich vast aan de maatverhoudingen en ornamentiek uit het verleden, architectuur werd namelijk beschouwd als iets wat tot stand kwam door vaststaande regels en klassieke ontwerpprincipes. Rond 1870 nam men aan dat voor elk gebouwtype een toepasselijke bijbehorende stijl was; voor overheidsgebouwen en openbare gebouwen werd de neoclassicisme gehanteerd, voor kerkgebouwen de neogotiek, voor villa's bouwstijlen uit eigen nationale en/of regionale traditie. Er ontstonden eigenzinnige en excentrieke gebouwen door gebouwen uit het Oosten te bestuderen. De fabrieken die naar aanleiding van de industriële revolutie uit de grond schoten werden door de ingenieurs op een hoog-technische wijze gebouwd.
Stijl | Periode | Neostijl | Periode heropleving |
---|---|---|---|
Classicisme | 1630 – 1700 | Neoclassicisme | 1800 – 1900 |
Gotiek | 1230 – 1560 | Neogotiek | 1830 – 1920 |
Renaissance | 1525 – 1630 | Neorenaissance | 1870 – 1915 |
Barok | 1600 – 1750 | Neobarok |
Neoclassicisme
INTRO OVERVIEW PHOTO
Ontstaan
Het neoclassicisme ontstond rond 1800 en neemt het Classicisme als voorbeeld. De heropleving van het Classicisme was een reactie op de rijkelijke en weelderige Barok en Rococo, maar ook archeologische opgravingen en studies vanuit die periode (zoals Pompeï) werkte als katalysator. Er kwam ook weer aandacht voor de boeken van Palladio(Palladianisme) , deze werden bestudeerd en men gebruikte het als voorbeeld. In tegendeel tot de Renaissance en Barok werden klassieke voorbeelden niet ter interpretatie overgelaten, maar werden deze in het neoclassicisme vrijwel letterlijk geïmiteerd, zoals de Arc de Triomphe. Onder het bewind van Napoleon wordt Parijs uitgerust met triomfbogen, zegezuilen en tempelachtige bouwwerken. Het neoclassicisme had ook zijn invloed op stadsaanleg; een stelsel van assen met monumentale pleinen en straten net zoals tijdens de Barok. De laatste fase van het neoclassicisme wordt ook wel neogrec genoemd. Hierin wordt voornamelijk teruggegrepen op de klassieke Griekse bouwkunst. In de 20ste eeuw is het gebruik van klassieke elementen van de tafel geveegd. Het modernisme bewoog zich richting een sober functionalisme. Het was niet tot de jaren 60 totdat er door het Postmodernisme weer Classicistische elementen werden geïntegreerd in bouwkunst.
Nederland: verspreiding en kenmerken
In Nederland werden door de slechte economische omstandigheden in verhouding tot andere landen weinig bouwwerken gebouwd in neoclassicistische stijl. Echter kunnen zowel in Nederland als in België de meeste kerken uit de eerste helft van de 19e eeuw (in Nederland meestal aangeduid als waterstaatskerken, zie ook deze lijst) tot de neoclassicistische architectuur gerekend worden. De Mozes en Aäronkerk uit 1837, een van de wat nieuwere gebouwen, in Amsterdam is hiervan een voorbeeld. Een mooi voorbeeld van neogrec is de Winkel van Sinkel in Utrecht, waar aan de voorkant opvallende dragende zuilen in de vorm van een vrouw te zien zijn (ook wel kariatiden genoemd). Het Stadhuis van Groningen en het gebouw Felix Meritis in Amsterdam, beide ontworpen door Jacob Otten Husly, zijn zeldzame voorbeelden van vroeg neoclassicisme in Nederland.
De Beurs van Zocher op de Dam in Amsterdam werd al rond 1900 gesloopt.
Het Paviljoen Welgelegen in Haarlem geldt als een puur voorbeeld van de stijl.
Van het Paleis Soestdijk zijn alleen de later gebouwde zijvleugels neoclassicistisch.
De Paleizen van Justitie van Amsterdam, Zwolle en Leeuwarden, alsmede het Stadhuis van Utrecht behoren eveneens tot deze stijl.
Voorbeelden van kleinere neoclassicistische bouwwerken en monumenten zijn: het Vaalsbroek Mausoleum en de Obelisk van Vaals (Moretti, ca. 1790), de Graftombe van Nellesteyn in Leersum (Zocher jr, 1818) en de grafmonumenten van de families Macpherson-van Meeuwen (1846), De Stuers (1861), Hartog van Banda (1873), Carré (1891) en Bentinck (1927).
In de Zuidelijke Nederlanden waren de laat-18e-eeuwse bouwwerken van Laurent-Benoît Dewez (onder andere het Kasteel van Seneffe) van grote invloed op de ontwikkeling van het neoclassicisme. De Fransman Charles De Wailly bouwde in deze periode het Kasteel van Laken en een theater bij het Kasteel van Seneffe. Ook in het onafhankelijk geworden Koninkrijk België droegen een aantal architecten, waaronder Pierre Bruno Bourla, Tieleman Franciscus Suys en Lodewijk Roelandt, het klassieke idioom een warm hart toe. De stijl is vooral zichtbaar op het Martelarenplein en in het regeringsdistrict van de Belgische hoofdstad. Ook elders getuigen imposante bouwwerken van de populariteit van het neoclassicisme in het jonge koninkrijk, zoals de Gentse Opera, de aula van de universiteit en het Oud Gerechtsgebouw in dezelfde stad, de Bourlaschouwburg in Antwerpen, de Opera van Luik en het Casino van Spa. De Koninklijke Muntschouwburg in Brussel van Joseph Poelaert kan gezien worden als een laat voorbeeld van deze stijl.
- Heldere en zuivere vormen van de klassieke bouwkunst;
- Klassieke gevelindeling met eenvoudige grondvormen, rechtlijnig, streng geordend en harmonisch met blokvormige bouwvolumes;
- Symmetrie op middenas, sterk benadrukte ingangspartijen (soms met trap);
- Monumentaal (uitdrukking van macht);
- De vijf zuilentypen: Toscaans, Dorisch, Ionisch, Korintisch en Composiet (voornamelijk Dorisch voor eenvoudig/strak en Korintisch voor weelderiger);
- Klassieke decoraties als frontons, kroonlijsten, zuilen, timpanen, portico's, pilasters, kariatiden, cordonbanden, attiekverdiepingen, etc.
- Gladde, witgepleisterde wanden met schijnvoegen, weinig versiering, weinig doorbreking;
- Tempelfaçades en koepels;
Kenmerken van het neoclassicisme in Nederland zijn:
- Toepassing van een timpaan of fronton
- Vrijstaande zuilen of pilasters, kapitelen en kroonlijsten
- Sterk benadrukte ingangspartijen in het midden van een symmetrische voorgevel
Materialen en bouwwijzen
De uitgangspunten van het neoclassistisch bouwen zijn de heldere en zuivere vormen van de klassieke bouwkunst. Veel klassieke voorbeelden werden hierdoor min of meer geïmiteerd.
De uitgangspunten van de bouwkunst in het neoclassicisme zijn de heldere en zuivere vormen van de klassieke bouwkunst. In veel gevallen leidt dit tot imitatie. Openbare gebouwen worden opgetrokken in deze stijl, met het doel de macht van de staat en overheid te benadrukken. Er is veel onderzoek gedaan naar het Griekse bouwen en daar kwamen een paar opmerkelijke dingen uit: functionaliteit in de constructie en functionaliteit van een gebouw. Dat laatste kan bereikt worden door:
De bouwkundige elementen uit de klassieke oudheid worden zo zuiver mogelijk toegepast: zuilen worden bijvoorbeeld niet meer als versiering, maar alleen als constructief (dragend) element toegepast. De 19de-eeuwse bouwkunst wordt daarom vaak wel neoclassicistisch genoemd.
Het tempelfront was het belangrijkste motief. En je ziet veel pilasters (platte zuilen tegen de gevels).
Het neogrec is een vorm van neoclassicisme, een typische overgangsstijl van het late classicisme van de 18e eeuw naar de neostijlen van de 19e eeuw. De stijl werd gekenmerkt door klassieke vormen, uitgevoerd met zuilen, architraven en frontons. Ook de witgepleisterde interieurs zijn typerend voor deze stijl.
Voorbeelden van neoclassicistische architectuur in Nederland
- Winkel van Sinkel, Utrecht
- Felix Meritis, Amsterdam
- Stadhuis van Groningen
- Koninklijk Theater Carré, Amsterdam
Fases van neoclassicisme
- Palladianisme
- Lodewijk XVI-stijl
- Federale stijl
- Jeffersoniaans
- Empire-stijl
- Regency-architectuur
- Beaux-Arts (ook de City Beautiful-beweging)
- Russisch neoclassicisme
- Neogrec (van Oud-Griekse architectuur)
Nederlandse architecten uit deze periode
- Jan de Greef
- Zeger Reijers
- Jan David Zocher jr.
- W.N. Rose
- Th. A. Romein
- K.G. Zocher
- Jacob Otten Husly
Trefwoorden
Neogotiek (1830-1920)
INTRO OVERVIEW PHOTO
Ontstaan
Rond 1830 ontstond een decoratieve en romantisch getinte neogotiek. Rond 1850 maakte deze plaats voor de (rationele) neogotiek van de bekende architect Pierre Cuypers. Hij nam de constructieprincipes van de middeleeuwse gotische kathedralen als uitgangspunt. Deze neogotiek werd toegepast op veel rooms-katholieke kerken die tussen 1860 en 1910 werden gebouwd. Bouwstijl die met name in de kerkbouw veel en langdurig is toegepast. Geïnspireerd op de middeleeuwse gotische voorbeelden met spitsbogen, boogfriezen, pinakels en drie- en vierpasvormen. De middeleeuwse, katholieke gotiek won in het begin van de 19e eeuw aan invloed omdat in de Franse tijd (1795-1813) de godsdienstvrijheid officieel werd ingevoerd. De katholieken konden nu hun schuilkerken vervangen door nieuwe kerken en kozen daarvoor bij voorkeur de gotische bouwstijl met de kenmerkende torenspits. Na ongeveer 1875 werd de samenhang tussen architectuur interieur en kerkaankleding sterker tot één concept.
Neo-Gotiek (1740-1880)
Eigenlijk "Neo-Gotiek". Met deze architectuurstijl (bouwstijl) wilde men de middeleeuwse gotische bouwkunst doen herleven, als reactie op het strakke, koele neo-classicisme.
Er zijn twee fasen te onderscheiden:
- Sinds ca. 1740 als begeleidend verschijnsel van de romantische beweging, met name in Engeland.
- Begin 19e eeuw voortkomende uit de liefde voor het (door het middeleeuwse gildenwezen bevorderde) ambacht, echtheid van materiaal en de eerlijkheid in constructie. In Nederland zijn vooral de neogotische katholieke kerken bekend, die in de tweede helft van de 19e eeuw na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie zijn gebouwd. Bekende architecten die bouwden in de neogotische stijl zijn P.J.H. Cuypers en A. Tepe. Praktisch, maar vooral theoretisch werd de Neo-Gotiek bestudeerd en gepropageerd door de Franse architect E. Viollet le-Duc.
Vooral in de 19e eeuw zijn er veel mengvormen geweest met andere bouwstijlen.
Tijdens de Romantiek werden name de Middeleeuwen populair, dit leidde tot de neogotische bouwstijl. In het kielzog van het neoclassicisme kwamen de romaanse en gotische bouwstijlen opnieuw tot leven. De neogotiek is deels een reactie op het neoclassicisme. Vooral in Engeland en Duitsland was het een stijl die zich afzette tegen de dominantie van het republikeinse Frankrijk. Neoclassicisme werd geassocieerd met de rationaliteit van de Verlichting en het hieruit voortgekomen geweld van de Franse Revolutie.
Charles Barry en Augustus Pugin bouwden van 1840 tot 1860 the Houses of Parliament in Londen. In dit toonaangevende neogotische gebouw is het Engelse parlement gehuisvest.
De neogotiek werd vaak gekozen voor gebouwen met een religieuze functie, zoals ook de Dom van Keulen.
De vroege neogotiek wordt in Nederland ook wel Willem II-gotiek genoemd. Deze stijl liet het neogotische karakter vooral zien in het decoratieve gebruik van spitsbogen en pinakels. De architect Pierre Cuypers paste echter ook gemetselde gewelven toe, hij wilde eerlijker materiaalgebruik en functionelere toepassing van ornamenten. Zijn contact met de Franse architect Viollet-le-Duc, die de restauratie van de Notre Dame leidde, is daarbij van invloed geweest. Cuijpers bouwde vele kerken in neogotische stijl, maar ontwierp ook het centraal station en het Rijksmuseum in Amsterdam in neorenaissance stijl.
In Nederland is ook stoomgemaal De Cruquius uit 1849 een industrieel monument in neogotische, middeleeuwse stijl.
Nederland: verspreiding en kenmerken
Kenmerken Neo-Gotiek (vaak zijn niet alle kenmerken van de Gotiek aanwezig in de Neo-Gotiek en vooral in de latere tijd is er ook vermenging met bijvoorbeeld Jugendstil)
- omhoog strevend
- rondbogen, spitsbogen
- pinakels
- hogels, kruisbloemen
- nissen
- steunberen
- (natuur)stenen harnassen
- opengewerkte balustraden e.d.
- in Nederland een wat sobere vorm van de kenmerken
Zowel de architectonische als de handwerksproducten van de Neo-Gotiek zijn lange tijd als artistiek onbelangrijk beschouwd. In de tweede helft van de 20e eeuw kwam het besef dat zij wel degelijk esthetische waarde kunnen bezitten... Dit kwam o.m. tot uiting door het feit dat in 1974 een aantal neogotische kerken op de monumentenlijst werd geplaatst.
Materialen en bouwwijzen
Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland
Fases van Romaanse architectuur
Andere namen voor de Neo-Gotiek:
- Willem II Gotiek: Willem II liet zich inspireren door de Engelse neogotiek. Omdat hij veel liet bouwen, wordt zijn naam hieraan verbonden.
- Neo-Tudor-stijl: veelhoekige potloodachtige torens en steunberen, kantelen, vakwerkhuizen, wit gepleisterde delen van de gevel. (In het Engels wordt deze stijl Tudor Revival architecture of Mock Tudor genoemd.)
- Russische Pseudo-gotiek: een vrije combinatie van westerse gotiek en Moskou-barok, met veel symboliek; een voorliefde voor dunne banden in het gevelvlak, opvulling van het vlak, pastelkleuren, neigt naar suikerwerk maar toch zeer fraai (foto verderop; verg. de Russische barok).
Willem II-gotiek (1830-1860)
De door koning Willem II gepropageerde gotiek heeft als kenmerk de manier waarop de oorspronkelijk in metselwerk en natuursteen uitgevoerde constructies worden nagebootst in gips en pleisterwerk. Een belangrijk kenmerk ten opzichte van de latere neogotiek is dat gotische vormen decoratief werden toegepast en dat de gotische constructieve principes nog niet begrepen werden. De Willem II-gotiek kenmerkt zich ook door de verwerking van Engelse romantische invloeden.
Nederlandse architecten uit deze periode
Trefwoorden
Eclecticisme (1850-1880)
Bij het eclecticisme werden verschillende historische stijlen door elkaar heen gebruikt. Architecten kozen het beste van de verschillende oude stijlen voor hun gebouw. De architect Leliman introduceerde in 1860 de term ‘eklektisch’, afgeleid van het Griekse woord voor uitkiezen. De stijl werd gebruikt bij bijna alle soorten gebouwen. Zoals kantoren, kazernes, scholen en ziekenhuizen. Maar ook stations, hotels, warenhuizen en woningen. In het eclecticisme werden verschillende historische stijlen gecombineerd tot een nieuw geheel. De basis is hierbij doorgaans het neoclassicisme. Het is niet uitzonderlijk dat er ook nieuwe stijlen toe werden gevoegd, zoals chaletstijl of art-nouveau-elementen.
Neorenaissance (1870-1915)
Ontstaan
Het ontwerp voor het Centraal Station in Amsterdam (1881) werd gemaakt door Cuypers. Het was het eerste stationsgebouw in Nederland waarvan het ontwerp aan een architect werd toebedeeld, omdat het op een markante plaats in Amsterdam moest komen.
Cuijpers liet zich voor de stijl van het station inspireren door de late gotiek en de vroege renaissance. Het is ca. 306 meter lang en 30 meter diep. Twee torens accentueren het middengedeelte. Tegen het einde van de bouwperiode kwam ook het Koningspaviljoen gereed met de koninklijke wachtkamer.
Na 1880 genoot Amsterdam van een grote economische opbloei, waardoor de architectuur een nieuwe impuls kreeg. Vooral de neorenaissance was erg populair, een neostijl waarin de "Oud Hollandse stijl" van het begin van de 17de eeuw herleefde.
Ook het Rijksmuseum is door Pierre Cuypers ontworpen in neo-renaissancestijl. De bedoeling was dat 'de vormen van het gebouw zijn bestemming moesten uitdrukken'. Het museum vormt ook een stadspoort, tussen de torens is een onderdoorgang die een verbinding moest vormen tussen het centrum en het achterliggende museumplein. De torens herinnerden aan het ideaalbeeld van een harmonische gemeenschap waarin de openbare en kerkelijke gebouwen domineren.
De plattegrond van het grote, symmetrische, vrij in een tuin gelegen gebouw laat een rechthoek zien met aan weerszijden van de middenas een door drie vleugels omgeven binnenplaats. Als bouwmaterialen zijn vooral rode baksteen, graniet, kalk- en zandsteen gebruikt. De door kruisribgewelven op bundelpijlers en zuilen overdekte onderdoorgang was oorspronkelijk aan beide kanten voorzien van smeedijzeren hekken en glas, die uitzicht boden op de van glaskappen voorziene binnenplaatsen. De decoaties op het gebouw brengen de geschiedenis van Nederland in beeld.
De architect koos een stijl die bij de functie van het gebouw paste. Het Rijksmuseum moest een nationaal symbool voor het roemrijke Hollandse verleden worden, daarom koos Cuypers een bouwstijl uit de Gouden eeuw: de neorenaissance. Deze monumentale stijl moest ook in stadspanden de waardige betrouwbaarheid van de bewoners of gebruikers van het gebouw onderstrepen.
kenmerken van de Hollandse neorenaissance
- trapgevels
- speklagen: horizontale lijnen in de gevel
- kruiskozijnen
- natuurstenen gevels
- zadeldaken
- zuilen, pilasters en rondbogen
Rond 1875 verscheen naast het neoclassicisme en de neogotiek een derde neostijl: de neorenaissance. Hierbij werd de architectuur uit het begin van de Gouden Eeuw (late renaissance) als voorbeeld genomen. Denk aan bakstenen gebouwen met trapgevels en speklagen. Veel voorkomende en lang toegepaste bouwstijl die in veel varianten voorkomt. De stijl grijpt terug op motieven van de renaissancebouwkunst en dan voornamelijk de Hollandse variant. Daartoe behoren onder andere de trapgevels, speklagen, de kenmerkende horizontale lijnen die de gevel in vlakken verdelen, blokken en kruiskozijnen. Ook invloeden uit de Franse bouwstijl van de Loirekastelen met rijke, natuurstenen gevels en indrukwekkende dakpartijen, of Italiaanse voorbeelden als zuilen en rondbogen.
Eigenlijk: neorenaissance (zonder hoofdletter). De Neorenaissance is de neostijl in grote delen van West-Europa aan het einde van de 19e eeuw. In ons land omvatte de neorenaissance profane architectuur en o.a. de protestantse kerkelijke bouwkunst in het laatste kwart van de 19e eeuw beheerste. De neorenaissance was in Nederland vooral geïnspireerd op de Vlaamse en Noord-Nederlandse Renaissance van het eind van de 16e eeuw, met als doel de "eigen stijl van ons land" te laten herleven.
De Beaux-Arts is een bouwstijl aan het einde van de 19de eeuw en een korte tijd in de 20e eeuw, die gedoceerd werd aan de École des Beaux-Arts in Parijs. De architectuur van de Beaux-Arts is een weelderiger uitvoering van Neo-Classicisme en Neo-Renaissance en heeft soms het bombastische van de Barok, bijvoorbeeld door gekleurd marmer, mozaïeken en reliëfs. Een voorbeeld van de Beaux-Arts is de Opéra van Garnier in Parijs (foto onderaan).
Nederland: verspreiding en kenmerken
In Amsterdam bijvoorbeeld onderging de stad na ±1880 een grote economische opbloei, waardoor er weer veel werd gebouwd en verbouwd. Hierdoor werd ook aan de architectuur een nieuwe impuls gegeven. Vooral de neorenaissance was erg populair, een neostijl waarin de oud-Hollandse stijl van het begin van de 17e eeuw herleefde. Toevallig was dat niet, aangezien de periode als een tweede Gouden Eeuw werd ervaren. Vooral veel openbare gebouwen zijn in deze periode gebouwd.
Karakteristieke elementen van de Neorenaissance zijn:
- Symmetrie (plattegrond én gevel)
- Wandgeleding van pilasters
- Hardstenen banden (cordons e.d. in lichter natuursteen, of gele baksteen spekbanden in rode baksteen)
- Decoratief beeldhouwwerk
- Kruiskozijnen
- Frontons boven ramen
- Lijsten en ornamenten
- Ontlastingsbogen met gekleurd siermetselwerk (rondbogen, later segmentbogen)
- Trapgevels
- Sierankers
- Medaillons (cirkelvormige versieringselementen)
- Later: gebruik van gietijzer (overkappingen e.d.).
Materialen en bouwwijzen
Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland
- Villa Augustus, Dordrecht
- Vredespaleis, Den Haag
- Stadhuis Rotterdam
- Hotel des Indes, Den Haag
- Winkel van Sinkel, Utrecht
- Koninklijk Theater Carré, Amsterdam
- DePetrus, Vught
- Rijksmuseum, Amsterdam
- Nicolaasbasiliek, Amsterdam
- Station Delft
- Oude Bibliotheek TU Delft
Fases van Romaanse architectuur
Nederlandse architecten uit deze periode
Trefwoorden
Neobarok
Ontstaan
De neobarok wilde dynamische, ruimtelijke architectuur met plastische, gewelfde gevels. Het was een rijk versierde stijl. Toepassing van concave en convexe vormen in het bouwwerk, en imponerende bouwonderdelen als koepels en ver uitstekende kroonlijsten.
In Parijs werd Opéra Garnier gebouwd. Dit theater kenmerkt de grandeur die de opera uitstraalde in de negentiende eeuw met de luxe, pracht en praal waar de burgerij zich graag mee identificeerde. Het gebouw werd in 1862 ontworpen in opdracht van Napoleon III door Charles Garnier. Hij gaf de monumentale voorgevel zeven bogen met daarboven ramen, omsloten door dubbele zuilen en zuiltjes om het verticale element te benadrukken. De gevel werd gedecoreerd met borstbeelden en allegorische voorstellingen op de hoeken: een ervan is "La Danse" van Carpeaux. De vier reliefs beelden de kunstvormen uit die bij opera gebruikt worden: poëzie, muziek, dans en theater.
Het interieur werd uitgevoerd in rood fluweel en goud, met pompeuze trappen van wit carrara marmer en een grand foyer naar voorbeeld van de spiegelzaal in Versailles. Het was een paleis voor de haute bourgeoisie waar men zich kon vermaken zoals vroeger aan het hof gebruikelijk was. Opéra Garnier werd in 1875 voltooid.
In de 19e en 20e eeuw krijgt de barok opnieuw aandacht en komt een neobarokke stijl op, een voorbeeld van historisme. Misschien wel het bekendste voorbeeld van deze neobarokke stijl is de Opéra Garnier in Parijs. In Nederland is de stijl weinig gebruikt. De architect Sybold van Ravesteyn combineerde barok onder andere met de nieuwe zakelijkheid.
De term neobarok wordt ook gebruikt voor orgels die (met name vanaf de Tweede Wereldoorlog) onder invloed van Scandinavische orgelbouwers, gebouwd worden in een aan de barok refererende stijl, als reactie op de inferieure fabrieksmatige instrumenten die rond 1900 werden gebouwd.
Nederland: verspreiding en kenmerken
Materialen en bouwwijzen
Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland
Fases van Romaanse architectuur
Nederlandse architecten uit deze periode
Trefwoorden
Uitgebreid overzicht alle Neostijlen (internationaal)
Oorsprong | Neostijl | Omschrijving |
---|---|---|
Neostijlen die gemixt zijn | Eclecticisme | Bewuste samenkomst van uiteenlopende historische stijlen |
Historicisme of Historisme | Gemengde heroplevingen die verschillende oudere stijlen kunnen omvatten, gecombineerd met nieuwe elementen | |
Indo-Saraceense architectuur | Heropleving van Indiase architectuur en islamitische architectuur | |
Mediterrane Revival-architectuur | Heropleving van de Italiaanse renaissancearchitectuur en Spaanse barokke architectuur | |
Nieuwe Classicisme | Overkoepelende term voor moderne architectuur volgens premodernistische principes | |
Architectuur uit de Russische Revival | Algemene term voor een aantal verschillende stromingen binnen de Russische architectuur die ontstonden in het tweede kwart van de 19e eeuw | |
Traditionalistische School | Heropleving van verschillende regionale traditionele stijlen | |
Lokale architectuur | Overkoepelende term voor regionale architectuurtradities die door de tijdperken heen zijn voortgezet, ook gebruikt en geciteerd in revivalarchitectuur | |
Neostijlen op basis van de Oudheden | Egyptische Revival | Oud-Egyptisch |
Myceense Revival | Myceens | |
Renaissance | Vroege opleving Klassieke Oudheid | |
Neoclassicisme | Latere heropleving Klassieke Oudheid:
| |
Griekse Revival-architectuur | ||
Neostijlen op basis van de Middeleeuwen | Neo-Byzantijns | Heropleving van de Byzantijnse architectuur:
|
Neoromaans | Heropleving van de Romaanse architectuur:
| |
Neogotiek | Heropleving van de gotische architectuur:
| |
Neomoors | Heropleving van Moorse architectuur:
| |
Neotudor | Heropleving van Tudorstijl:
| |
Neostijlen op basis van de Renaissance | Italianiserende architectuur | |
Architectuur in Palazzo-stijl | Heropleving gebaseerd op het Italiaanse Palazzo | |
Mediterrane Revival-architectuur | Heropleving van de Italiaanse renaissance-architectuur en Spaanse renaissance-architectuur | |
Palladiaanse Revival-architectuur | Heropleving van Palladianisme | |
Châteauesque | Heropleving van Franse renaissance-architectuur | |
Jacobethan | Heropleving van Jacobijnse architectuur en Elizabethaanse architectuur | |
Stile Umbertino | Heropleving van Italiaanse renaissance-architectuur | |
Neostijlen op basis van de Barok | Dutch Revival-architectuur | Heropleving van Nederlandse barokke architectuur |
Spaanse Revival-architectuur | Heropleving van Spaanse barokke architectuur | |
Edwardiaanse barokke architectuur | Heropleving van Barok, uitgevoerd in Edwardiaanse stijl | |
Stalinistische barok | Heropleving van Barok, uitgevoerd met Russische invloeden in de tijd van Stalin | |
Engelse barok | Heropleving van Barok, uitgevoerd met Engelse invloeden | |
California Churrigueresque | Heropleving van Churrigueresque en Mexicaanse barok | |
Overige neostijlen | Neo Art Deco | Heropleving van de Art Deco-architectuur |
Cape Cod Revival | Heropleving van Cape Cod | |
Dutch Colonial Revival-architectuur | Heropleving van de Nederlandse koloniale architectuur | |
Georgische Revival-architectuur | Heropleving van Georgische architectuur | |
Colonial Revival-architectuur | Heropleving van de Amerikaanse koloniale architectuur | |
Maya Revival-architectuur | Heropleving van Maya-architectuur | |
Architectuur in Pueblo Revival-stijl | Heropleving van de traditionele architectuur van Pueblo | |
Spaanse koloniale heroplevingsarchitectuur | Heropleving van de Spaanse koloniale architectuur | |
Mission Revival Style-architectuur | Heropleving van de architectuur van de missies in Californië | |
Territoriale Revival-architectuur | Heropleving van territoriale architectuur |