Art Nouveau

From Bouw wiki
Jump to navigation Jump to search

Bekijk pagina in 100% resolutie.

Geschiedenis

Tijdlijnen

Tijdlijn 1.png

Gebeurtenissen

1850 – ± 1900: Arts-and-craftsbeweging

Vandaag de dag herkennen we Art Nouveau aan haar karakteristieke vloeiende lijnen, botanische ornamenten, geometrische vormen en symbolische figuren. Maar hoe was de stijl ontstaan en wie waren de belangrijkste figuren?

De wortels van Art Nouveau leiden terug naar de arts-and-craftsbeweging. Deze stroming ontstond in Engeland midden 19de eeuw als reactie op de industrialisatie. Industrialisatie betekende massaproductie, en massaproductie betekende het einde van traditioneel vakmanschap. Producten verloren door de nieuwe standaard hun ambachtelijkheid. Een van de doelen van de arts-and-craftsbeweging werd daarom ook het verbinden van kunst en handwerk. William Morris stond vooraan dit gedachtengoed. Hij wierp zijn blik terug naar de middeleeuwen, zijn idealen; ambachtelijkheid, gestileerde botanische en organische vormen. Belangrijke kenmerken van de arts-and-craftsbeweging zijn:

  • Eenvoudig ontwerp;
  • Simpele, lineaire vormen;
  • Geïnspireerd op natuurlijke vormen;
  • Geïnspireerd op middeleeuwse en mythologische motieven;
  • Een herhalend patroon;
  • Vaak symmetrisch.

De arts-and-craftsbeweging zorgde voor opschuddingen, maar heeft uiteindelijk veel voor elkaar gekregen en veel invloed gehad in de westerse cultuur. Het verbinden van kunst en handwerk werd in de volgende jaren vervormd naar het verbinden van kunst en industrie. Wat opvallend is aan de arts-and-craftsbeweging is dat gebruiksvoorwerpen (meubels, behang, tapijten, boeken, bestek, etc.) door de hoge prijs buiten het bereik van de arbeidersklasse bleef, ondanks dat de beweging de werkende klasse wilde verheffen. In dit opzicht is het een elitaire beweging.

1871 – 1914: Belle époque

Belle époque, Frans voor ‘het mooie tijdperk’, is een periode vanaf eind 19de eeuw tot het begin van de Eerste Wereldoorlog. Het was een tijdperk van welvaart en ontplooiing van kunsten en wetenschappen. De wetenschappelijke ontwikkelingen zorgden voor verwarring omdat de ontdekkingen tegenstrijdig waren met de bestaande orde (evolutieleer van Darwin versus de Bijbel, opkomst socialisme versus de bourgeoisie, de Freudiaanse psychologie, nihilisme). Men ging de nieuwe eeuw in met zowel verwachtingen als angst. Deze combinatie leidde in de kunst tot een vlucht uit de realiteit met behulp van overmatige mooiigheid, Art Nouveau. Tegenstrijdig met de luxueuze stijl ontstond vanuit realisme impressionisme. Het doel was om de werkelijkheid zo uit te beelden als hoe het is.

De Eerste Wereldoorlog maakte abrupt een einde aan Belle époque.

1890 – 1914: Art Nouveau

Graphic

Art Nouveau bloeide in een periode van vlotte sociale en technologische veranderingen in Europa. Net zoals bij de arts-en-craftsbeweging speelde de afkeer tegen massaproductie een grote rol. De kern van de motivatie van Art Nouveau bevat naast deze afkeer en tegenover de dehumaniserende aspecten van het Victoriaans kapitalisme, de verwarring tijdens de Belle époque, en nog een onderdeel; het bestrijden van het onderscheid tussen beeldende kunst en decoratieve kunst. Decoratieve kunst werd namelijk gezien als een lagere vorm. Art Nouveau kunstenaars zochten naar een manier om kunst de implementeren in het dagelijkse leven om zo de mensen te verheffen, de oplossing hiervoor was dus decoratieve kunst. Om die reden is de stijl overal te zien, van meubilair tot boekillustraties, architectuur tot keukengerei. Art Nouveau behoorde tot zowel publieke als privéruimtes, ook voor de middelklasse, in tegenstelling tot de arts-and-craftsbeweging waarbij door de hoge prijs van de gebruiksvoorwerpen het uit de buurt bleef van de middelklasse voor wie het eigenlijk ook was bestemd. Door de Eerste Wereldoorlog ging Art Nouveau teniet.

De term ‘Art Nouveau’

De term Art Nouveau

De term Art Nouveau verscheen voor het eerst in het Belgische tijdschrift L’art Moderne in 1884. Er werd in het tijdschrift ook gesproken over de Les XX, een groep Art Nouveau kunstenaars. Na eigen onderzoek ben ik er achter gekomen dat een van de redacteurs de oprichter is van deze groep. Hij maakte gebruik van zijn impact en schreef regelmatig columns over de groep. De ‘spirit’ van deze Les XX verspreidde zich hierdoor snel, zo kreeg Art Nouveau internationaal bekendheid. Hierdoor zijn er veel synoniemen voor Art Nouveau ontstaan; Jugendstil in het Duits, Modernismo in het Spaans, Glasgow Style in het Schots, Tiffany Style in Amerika, etc.

1920 – 1930: Art Deco

Art Deco ontstond direct na de Eerste Wereldoorlog, nadat Art Nouveau was verdwenen. Dit was weer een periode van welvaart, en door de impact van Art Nouveau om decoratieve kunst een betere reputatie te geven, verliep het verkoop van Art Deco gebruiksvoorwerpen goed. Niet alleen de welvaart was een reden dat het verkoop goed ging, de stijl was namelijk een samensmelting van Art Nouveau en de invloeden van de industriële revolutie. Het was meer symmetrisch, geometrisch en strak. Hierdoor werd de (massa)productie dus makkelijker, het had minder gecompliceerde, organische, ronde vormen van Art Nouveau. Art Deco was ook zeer beïnvloed door de moderne kunst in die tijd. Kubisme maakte een opkomst met haar abstracte vormen, een bekende Kubismekunstenaar is Pablo Picasso (1881 – 1973). Théâtre Champs-Élysées wordt gezien als het eerste Art Deco gebouw. Gerealiseerd in 1910 – 1913 door de Franse architecten Auguste Perret (1874 – 1954), Roger Bouvard (1875 – 1961) en Henry van de Velde (1863 – 1957). Perret was gespecialiseerd in het gebruik van gewapend beton, Bouvard stond aan het front van de nieuwe ontwikkelingen binnen architectuur en van de Velde was een belangrijk figuur van Art Nouveau. De combinatie van de drie heeft geresulteerd in een uniek gebouw, Théâtre Champs-Elysees doet denken aan de oudheid door de zuilen en reliëfs, maar ook de basis-karakteristieken van Art Deco zijn te zien; gepolijste materialen in de vorm van gouden details, symmetrie, geometrie en ‘versimpelde’ ornamenten. Tijdens de grote crisis van 1930 ging ieders welvaart achteruit, waardoor het verkoop van Art Deco gebruiksvoorwerpen stil kwam te staan. Op het gebied van architectuur begon Art Deco achter te lopen op moderne architectuur, denk aan de Zwitserse-Franse Le Corbusier (1887 – 1965), en Duitse stijl Bauhaus. Een aantal van Le Corbusiers uitspraken; ‘Een huis is een machine om in te leven’, ‘Decoratieve kunst is een stervend medium’. Dit gedachtengoed werd langzamerhand overgenomen door architectuurscholen, waardoor de verdwijning van de esthetiek van Art Deco steeds sneller ging.

1950 – 1960: Popart

Ter gevolge van uitgebreide Art Nouveau tentoonstellingen in New York, Parijs en London in 1960 ontstond er weer een terugkomst van Art Nouveau. Door deze tentoonstellingen werd Art Nouveau weer relevant, terwijl het in die tijd door critici eigenlijk alleen als een trend werd beschouwd. De stijl werd nieuw leven ingeblazen in Popart, niet qua stijl, maar in de belangstelling voor reclameposters van kwaliteit. Door middel van snelle printtechnieken was het eenvoudig om de flyers te produceren.

1960 – ?: Psychedelia

In de jaren zestig ontstond in Amerika de welbekende ‘hippie’ cultuur. Het gebruik van drugs was erg populair, ook onder artiesten. De drugs zorgden voor hallucinaties en psychedelische ervaringen, die de artiesten om gingen zetten in muziek en kunst. Er ontstond een nieuwe beweging, Psychedelia. Rockmuziek werd steeds populairder, er kwamen nieuwe concerten – nieuwe artiesten, en de manier om aandacht te trekken was met een indrukwekkende poster. Het simpele, nederige zwart-wit werd vervangen met op Art Nouveau gebaseerde grafische kunst met levendige en eclectische kleuren, (bijna onleesbare) kalligrafie, versieringen en foto’s.

Bewegingen

Dit is een verdieping op ‘De term ‘Art Nouveau’.

L’Essor

L'Essor is de de voorganger van Les XX, Frans voor ‘de groei’, die van 1876 tot 1891 actief was. Het was opgericht door studenten van een kunstacademie in Brussel en hun doel was om kunst in het dagelijkse leven weer te herenigen. De leden werden gezien als progressief en rebels, ze waren tegenstanders van de bourgeoisie en de conservatieve kijk op kunst van die tijd. In 1883 verlieten een aantal leden de groep na onenigheden over dat L’Essor geen concreet plan had; ze verwelkomden kunstenaars van het realisme zowel avant-garde. In 1891 ging L’Essor ten onder ter gevolge van de conflicten. Enkelen ex-leden vertrokken naar Les XX.

Les XX

Les XX/Les Vingts, Frans voor ‘de twintig’, was een groep van twintig kunstenaars die hun werken maakten in Art Nouveau stijl. Het was opgericht in 1883 door de Belgische kunstcriticus en redacteur van L’art Moderne Octave Maus (1856 – 1919). De invloed die Maus had op de lezers van L’art Moderne gebruikte hij om de groep te promoten en in de spotlight te zetten. Er werden regelmatig columns over hun geschreven, en hun tentoonstellingen werden aangekondigd. Ze hielden vele tentoonstellingen en ieder jaar werden er 20 internationale artiesten uitgenodigd om de tentoon-stelling bij te wonen om zich bij de groep aan de sluiten. Onder deze artiesten waren o.a. Claude Monet, Paul Gauguin en Vincent van Gogh. In 1893 transformeerde de groep in La Libre Esthétique.

De tentoonstellingen waren niet alleen over kunst – er werden lezingen gedaan, er werden discussies gehouden en er waren concerten van klassieke muziek. De concerten waren van o.a. de bekende componist Claude Debussy (1862 – 1918). Ook de bekende violist Eugène Ysaÿe (1858 – 1931) kwam regelmatig optreden met zijn kwartet.

La Libre Esthétique

La Libre Esthétique, Frans voor ‘de vrije esthetiek’ bestond uit de voorgaande exposerende leden van Les XX. Om conflicten tussen leden te vermijden werden er geen nieuwe leden meer toegelaten. Hun eerste tentoonstelling was in 1894, de laatste in 1914 – vlak voordat de Eerste Wereldoorlog begon. Wat bijzonder is om te zien, is dat de leden van de L’Essor/Les XX/La Libre Esthétique niet per sé Art Nouveau kunstenaars waren van hoe wij de stroming nu kennen. De nieuwe stijl tijdens L’Essor werd bestempeld als Art Nouveau – maar deze nieuwe stijl bleef zich ontwikkelen. De werken tijdens de oprichting van La Libre Esthétique zien wij tegenwoordig als typisch Art Nouveau.

De pioniers van Art Nouveau

België

Victor Horta (1861 – 1947)

Als men aan Art Nouveau denkt zijn het de ontwerpen van Horta die meteen te binnen schieten. Hij staat bekend om zijn vrije, delicate structuren die een inspiratie werden voor velen. Horta en de Franse architect Hector Guimard hadden een hechte band, Horta vertelde hem dat de samenhang van overeenkomsten in een gebouw erg belangrijk is, van de constructie tot interieur. Hij besefte dit nadat hij Hôtel Solvay ontwierp voor een rijke zakenman die een fortuin uit kon geven aan het realiseren van zijn project. Horta had elk onderdeel ontworpen; meubilair, tapijten, lampen en zelfs het servies en de deurbel.

De meest herkenbare vorm die vaak terugkomt in zijn werk is ‘coup de fouet’, Frans voor zweepslag. Hij deed dit in combinatie met een spiraal waardoor de vorm zijn eigen weg lijkt te vinden, hierdoor krijgen zijn ontwerpen dynamiek. De soliditeit van het metaal wordt verzacht door de organische vormen. Horta gebruikte nooit botanische ornamenten op directe wijze in zijn ontwerpen, het was niet zijn doel om de natuur te imiteren. Van hem was het van belang om de star- en onbuigzaamheid van een gebouw weg te nemen door te spelen met de vormen van de onvoorspelbaarheid van natuur.

Patronen, vormen en kleuren bevatten de kracht om iemand te beïnvloeden en om in te werken op iemands mentale toestand. Horta’s benadering suggereert dat hij hier zeker bewust van was. Hij werkte doorgaans nauwkeurig om zijn ontwerpen als een puzzelstuk goed aan te laten sluiten bij, niet alleen de eisen, maar ook de levensstijl van de bewoners. Ondanks dat hij elke wens van zijn klanten wou verwerken in zijn ontwerp, ging hij bijzonder rationeel en gestructureerd te werk. De constructie ging daarom niet ten onder ter gevolge van zijn creativiteit.

,,Een huis is niet enkel de reflectie van iemands levensstijl, het is een portret’’, Victor Horta

Paul Hankar (1859 – 1901)

Hankar was van oorsprong een beeldhouwer van begrafenismonumenten. Toen hij ging werken in het kantoor van de architect Hendrik Beyaert (1823 – 1894) kreeg hij lessen over architectuur. Hij werd medeontwerper van Palacio Chávarri (1889), Spanje. Na deze ervaring startte hij zijn eigen bedrijf en begon met het ontwerpen van zijn eigen huis, Maison Hankar (1893). Het werd tegelijk met Hôtel Tassel van Horta gebouwd. De twee gebouwen worden gezien als een van de eersten in Art Nouveau stijl. De stijl van Hôtel Tassel en Maison Hankar zijn vergelijkbaar op veel vlakken, maar er was een groot verschil in het budget; Horta werd altijd gefinancierd door rijke zakenmensen, terwijl Hankar voornamelijk huizen maakte voor zijn kunstenaarsvrienden. Doordat Horta geen financiële beperkingen had, kon hij gebruik maken van allerlei dure materialen en kon hij het interieur naar wens aankleden. Hankar had deze mogelijkheid niet, zijn ontwerpen zijn gefocust op de voorgevel – niet op het interieur. Hij was van mening dat Horta’s werk te royaal was.

In de ontwerpen van Hankar komen verschillende kleuren en exotische motieven voor. Hij heeft enkele panden waarop de sgraffito techniek wordt gebruikt voor de muurschilderingen. De kunstenaar die het voor Maison Hankar heeft gemaakt was zijn vriend Adolphe Crespin (1859 – 1944). Met deze tekening worden de dagdelen symbolisch afgebeeld. De ochtend wordt uitgebeeld door vogels tussen de bomen, de middag door de zon en de avond door vleermuizen onder een sterrenhemel. Maison Hankar is niet het enige gebouw waarin hij symbolistische muurschilderingen heeft laten maken.

Henry van de Velde (1863 – 1957)

Na zijn verlaat van de kunstacademie verbleef van de Velde afwisselend in België en Parijs. Hier kwam hij in contact met pointillisme en het neo-impressionisme, en was erg onder de indruk. Hij werd hij lid van de groep Les XX waar hij meer contact met verschillende kunstenaars kreeg. Langzamerhand verschoof zijn aandacht voor de schilderkunst naar decoratieve kunst en ten slotte vindt hij zijn ware roeping in architectuur. In 1895 ontwerpt hij zijn eigen woning, Bloemenwerf, inclusief het interieur. Van de Velde begon in opdracht meubilair te ontwerpen, zijn stijl werd geliefd en de aanvraag werd steeds meer en hij verbreedde zijn vakkennis naar juwelen, boekbanden en zelfs kleding. Op deze manier kreeg hij steeds meer naambekendheid en hij werkte zichzelf omhoog naar een sterke positie in de kunstwereld.

In de loop der tijd zette hij zich af van Art Nouveau en verschoof naar het vroege modernisme. Zijn ontwerpen bestonden nu enkel uit een strenge, rechtlijnige stijl zonder decoratieve elementen. Je kunt zeggen dat van de Velde een pionier was van zowel Art Nouveau als van het modernisme. Het verschil van de onderstaande afbeeldingen verduidelijkt de ‘evolutie’ van van de Velde.

Paul Saintenoy (1862 – 1952)

Hij was de kleinzoon van Jean-Pierre Saintenoy (1811 – 1880), bekend Nederlands architect en ingenieur. De Saintenoy/Cluysenaar familie bestond al generaties uit voornamelijk kunstenaars en architecten. Paul Sauntenoy was geïnteresseerd in archeologie en de restauratie van monumenten uit de middeleeuwen. Na afronding van zijn studie architectuur in Antwerpen vertrok hij naar Brussel om daar zijn kennis uit te breiden. Ook hij werd geïnspireerd door de werken van Horta, en Hankar. Saintenoy heeft een belangrijke rol gespeeld in het verspreiden van Art Nouveau, hij deed dit met verschillende kleinere herenhuizen rondom Brussel. Deze bestaan nog steeds en maken deel uit van het cultureel erfgoed van België.

Het eigen huis van Saintenoy, Hôtel Saintenoy (1897) was een classicistisch gebouw, hij verbouwde het grondig naar eigen smaak en verwerkte er elementen in uit verschillende stijlen. Het glasraam werd in Art Nouveau stijl uitgevoerd, het plafond in de werkkamer en salon werden gemaakt met inspiratie van de neo-gotiek. hij hergebruikte materialen, bijvoorbeeld de trap. De trap werd onderaan voorzien van een gevonden barokbeeld van Michaël, een beschermheilige voor o.a. artiesten, glazenmakers, steenhouwers en schilders.

Frankrijk

Hector Guimard (1867 – 1942)

Guimard was een goede vriend van Victor Horta. Hij heeft sinds zijn 24ste hij succesvol huizen ontworpen. Na omgang met Horta begon hij zich steeds meer te bekommeren om de samenhang en details van de woningen die hij maakte. Hij heeft een waslijst aan ontwerpen; ongeveer 50 gebouwen, tientallen meubilairstukken en decoratieve werken. Zijn meest bekende werken zijn het entree van de Parijse metro (waar er nu maar 2 van de 141 over zijn) en Castel Béranger, Parijs. Hij haalde zijn klant over om af te zien van een ingetogen ontwerp. Guimard had namelijk Horta’s Hotel Tassel bezocht en was zeer onder de indruk, hij zag nieuwe mogelijkheden die hij wou toepassen.

Zijn stijl kan geïdentificeerd worden door de herhaaldelijke plastische, abstracte en soms bizarre botanische ornamenten uitgevoerd in staal, glas en steen. Deze ornamenten draaien en buigen naar onregelmatige en asymmetrische vormen. Hij vond zichzelf geen Art Nouveau kunstenaar, naar zijn eigen zeggen wou hij dat zijn ontwerpen benoemd werden als ‘Style Guimard’. Ook had hij zijn eigen stijl van kalligrafie ontwikkeld die o.a. te zien is bij de entrees van de metro.

Aan het einde van zijn carrière, na de Eerste Wereldoorlog ging hij zich meer richten op functionaliteit. Door de oorlog was er een tekort van materialen, dus er was geen mogelijkheid voor decoraties op gevels. Hij specialiseerde zich in gewapend beton, en startte zijn eigen bedrijf met de intentie om moderne standaardhuizen in vlot tempo te maken. Echter, kon hij de snelle ontwikkelingen van de technologie en methodes niet meer bijhouden.

Henri Sauvage (1873 – 1932)

Sauvage was een van de meest flexibele architecten van deze periode. Hij werd vanaf jonge leeftijd gezien als pionier. Tijdens elke stijl heeft hij baanbrekende ontwerpen gemaakt. Hij richtte zich naast extravagante gebouwen ook op sociale woningbouw en goedkope huisvesting. Aan het begin van zijn carrière heeft hij tijd besteed aan het bestuderen van de werken van belangrijke figuren van Art Nouveau. Hij werd net zoals Guimard geïnspireerd door de werken van Horta. Hij begon net zoals de meeste Art Nouveau kunstenaars zijn eigen architectenbureau, daarnaast exposeerde hij zijn decoratieve stukken. Zijn connecties werden meer, en de opdrachten stroomden binnen. Villa Majorelle (1898), de opdracht van de bekende interieurontwerper Louis Majorelle (1859 – 1926), is een van zijn bekendste werken.

In 1903 was zijn eerste poging voor het ontwerpen van sociale woningbouw. Sauvage startte een nieuw bureau, ditmaal gericht voor goedkope huisvesting door middel van goedkope materialen. Sauvage begon als een van de eersten gewapend beton te gebruiken in het exterieur van zijn ontwerpen, 7 rue Trétaigne (1903). Het ontwerpen van goedkope huisvesting en werd al snel door andere architecten overgenomen. 7 rue Trétaigne ziet er sober uit, maar de simpliciteit en functionaliteit geeft het een sterk monumentaal effect.

Na een lange studie om een oplossing te vinden voor maximaal licht en luchttoevoer in appartementen in het kader van goedkope huisvesting kwam Sauvage met een innovatief ontwerp; een trapsgewijze gevel, 26 rue Vavin (1912). Dit was een exceptioneel modern ontwerp die je tegenwoordig nog steeds ziet.

Ondanks dat hij de laatste jaren tijd had besteed aan sociale woningbouw en goedkope huisvesting ging hij zich nogmaals richten op decoratieve architectuur. Net voordat de Eerste Wereldoorlog begon heeft hij een gebouw ontworpen in een stijl die wij nu Art Deco noemen. Hij liep flink voor op de ontwikkeling van architectuur. In 1930 was Sauvages laatste grote project waar hij voorheen al had geholpen, het warenhuis La Samaritaine (1903). Het warenhuis werd in 1930 uitgebreid en gereconstrueerd. In die periode was het gebruikelijk om de sporen van Art Nouveau te wissen omdat het niet meer in smaak viel. Sauvage had dit succesvol voorkomen en nam de afgestoten Art Nouveau stijl in bescherming. Hij ontwierp de uitbreiding van La Samaritaine in de Art Deco stijl. Zijn laatste kleine project was Decré, een winkel. Sauvage gebruikte zijn ervaren en experimenteerde met prefabricatie waardoor de bouw zeer snel verliep. Decré was gebouwd in slechts 97 dagen. In 1943 werd het tijdens de oorlog gebombardeerd. Decré was verwoest, maar binnen enkele jaren was het weer herbouwd.

In zijn laatste jaren gaf hij les over architectuur terwijl veel van zijn vroege werken in Art Nouveau stijl werden verwoest.

Oostenrijk

Gustav Klimt (1862 – 1918)

Klimt is een van de meest prominente kunstenaars van de Weense Secession, de Oostenrijkse Art Nouveau. Hij was geen architect, maar heeft wel bijgedragen aan het interieur van verschillende gebouwen, bijvoorbeeld Palais Stoclet (1905) in Brussel. Klimts werken hebben later het Kubisme, Bauhaus en Constructivisme beïnvloed.

Hij volgde de studie toegepaste kunst in Wenen en koos vervolgens voor de richting architectonisch tekenen. De academie kreeg in die tijd veel kritiek, de studenten zouden niet genoeg vrijheid krijgen om zichzelf te ontwikkelen. De studie hield zich streng aan de voorbeelden uit de klassieke kunstgeschiedenis. Dit is tot in Klimts latere werk nog steeds zichtbaar.

Na zijn studie, op 18-jarige leeftijd, begon Klimt met zijn jongere broers die ook op de academie zaten de ‘Kunstenaarscompagnie’. Ze werkten gezamenlijk in een atelier en kregen opdrachten binnen voor theater- en decorbouw. Hijzelf richtte zich vooral op naturalistisch schilderwerk, vaak muurschilderingen, die sterk beïnvloed waren door de kennis die hij had opgedaan op de academie. Langzamerhand begon hij zijn eigen stijl te ontwikkelen, hij ging steeds meer variëren met technieken. Met het overlijden van een van zijn broers kwam er een einde aan de Kunstenaarscompagnie.

Klimts stijl wordt gekenmerkt door de symboliek, patroon en vormcombinaties. De cyclus van het leven is een terugkomend onderwerp in zijn werken. Op zijn schilderijen uit zijn ‘gouden fase’, waarin hij veel bladgoud toepaste, zijn vaak spiralen afgebeeld in de vorm van takken die groeien uit de centrale boom. De symboliek hierachter is ‘the tree of life’. In zijn latere interieurontwerpen maakte hij gebruik van mozaïek en veel gouden elementen, gebaseerd op Byzantijnse technieken en zijn gouden fase.

Spanje

Antoni Gaudí (1852 – 1926)

Gaudí staat bekend om de kerk Sagrada Família (1882) die tot op de dag nog steeds toevoegingen krijgt. De meest recente toevoeging is een 7 meter grote kristallen ster, die geplaatst werd op 29 november 2021. Gaudí had grote waardering voor zijn achtergrond, hij geloofde dat Zuidelijk Europa geboren waren met een goed gevoel voor kunst. Hij spendeerde veel tijd buiten, waar hij de mogelijkheid had om de natuur te bestuderen.

De evolutie van zijn stijl begint wanneer hij in dienst is bij een architectenbureau terwijl hij zijn studie volgt. In de ontwerpen die hij in deze tijd maakte blijkt dat hij al vroeg begon met het gebruik van organische vormen. Hij deed dit op zeer subtiele wijze, waardoor de ontwerpen nog onder classicisme vielen en geaccepteerd werden door de bevolking. Toen hij ouder werd, begon hij zich meer te verdiepen in oriëntale architectuur uit het midden en verre oosten; India, Iran en Japan. Alhoewel hij veel experimenteerde stijlen en vormen, was de Gotiek sinds het begin al een van zijn grootste interesses. Hij begon de Gotische gebouwen te bestuderen en kwam erachter dat de constructies niet altijd goed in elkaar zaten. Toen hij begon met het ontwerpen van (neo-)Gotische gebouwen stelde hij de constructie streng voorop. Aan het einde van zijn carrière had hij zelfs een lichte afkeer tegen Gotiek ontwikkeld.

Zijn benadering voor het ontwerpen wordt tot op de dag van vandaag gewaardeerd. Zijn werken worden bestudeerd door de zeer eigenaardige stijl. Hij was geïnspireerd door zijn passies; architectuur, natuur en religie. Gaudí maakte vrijwel nooit gedetailleerde tekeningen van zijn werken, zijn voorkeur was om er maquettes van te maken.

De meest baanbrekende architectuur was tijdens zijn Naturalistische periode. Omdat hij zich zo had verdiept in de constructies van gebouwen tijdens zijn bestudering van Gotische gebouwen kon hij nieuwe oplossingen brengen voor zijn structurele problemen. Op deze manier kon hij spelen met de constructie te betrekken in de esthetiek van het complete gebouw. Hij zwakte zijn grootse verbeeldingen niet af, het ging namelijk niet ten koste van de constructie. Zijn werken worden gekenmerkt door rijkdom in de structuren, vormen, volumes en materialen.

Door zijn fascinatie voor de natuur zag hij in de loop der tijd de essentie van geometrische vormen in architectuur in. Als men omhoog kijkt in de Sagrada Familia is het zichtbaar. De inspiratie kwam van bomen, de kolommen klimmen omhoog en splitsen op het laatste moment op als takken.

Schotland

Charles Rennie Mackintosh (1868 – 1928)

Mackintosh was een architect en kunstenaar, de meest bekende van ‘The Glasgow Four’. De Schotse groep The Glasgow Four bestond uit Mackintosh, James Herbert MacNair (1868 – 1955), Margaret Macdonald (1864 – 1933) en Frances Macdonald (1863 – 1921). Ze ontmoette elkaar op de kunstacademie en waren ook collega’s. Ze vormden een groep met innovatieve en controversiële ontwerpen. Ze hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de Schotse beweging van Art Nouveau, ‘Glasgow Style’. Door zijn baan bij een groot architectenbureau ontwikkelde hij zich in rap tempo en zijn volwassenheid was terug te zien in zijn ontwerpen. Hij hield zich bezig met de nieuwste technieken en was actief in de wereld van ontwerpers en kunstenaars. Hij gaf lezingen over dat artiesten meer vrijheid moeten krijgen en begon zelf te experimenteren met decoratieve kunst en grafische kunst. Dit deed hij samen met zijn collega’s/ex-medestudenten, later The Glasgow Four.

In 1896 had Mackintosh de opdracht gekregen een ontwerp te maken voor de kunstacademie van Glasgow. Het gebouw werd gerealiseerd in twee fases, verspreid over tien jaar, door financiële tekortkomingen. Daardoor is het gebouw een mix geworden van stijlen en invloeden. Het ontwerp werd internationaal gewaardeerd, en behoort tot de meest significante Art Nouveau projecten van Mackintosh. Zijn stijl van ontwerpen was veel nuchterder dan andere Art Nouveau architecten, hij werd op een andere manier door Art Nouveau beïnvloed. Zijn ontwerpen bestaan uit uitgerekte vormen, vloeiende lijnen, ingetogen kleuren, symboliek, geometrische patronen en nadruk op rechte lijnen. Hij liep op deze vlakken voor op Art Deco. Zijn kalligrafie is ook populair geworden en wordt tot op de dag van vandaag nog veel gebruikt.



Amerika

Louis Comfort Tiffany (1848 – 1933)

Hij was de zoon van de, nu nog bestaande, oprichter van de juwelenmakerij Tiffany & Co. Hij was een glazenmaker, een expert in het maken van glas-in-lood, lampen, mozaïek, vazen, keramieken, juwelen en metaalwerken. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in de Art Nouveau beweging In Amerika. Art Nouveau werd daar ook wel ‘The Tiffany Style’ genoemd. Hij bezocht Parijs regelmatig en ging ook naar de tentoonstellingen en beurzen.

Tiffany zijn kundigheid werd internationaal gewaardeerd. De opdrachten die hij ontving voor glas-in-lood waren voornamelijk voor kerken in Amerika. Hij begon na een aantal jaar zijn eigen glasfabriek en ging zich meer bezig houden met het experimenteren met glas. Hij richtte zich op de mogelijkheden van gekleurd glas. Tiffany werd beroemd wegens zijn eigen soort glas, Favrile, het was iriserend (de kleuren veranderden als er vanuit een andere hoek naar gekeken werd). Deze nieuwe ontdekking verspreidde zich snel door Europa, waar het een nieuwe stijl creëerde.

Tsjecho-Slowakije

Alphonse Mucha (1860 – 1939)

Mucha was een van de meest iconische kunstenaars van Art Nouveau. In de eerste helft van zijn carrière maakte hij posters en illustraties voor advertisementen. Deze werken behoren tot de meest bekende van Art Nouveau beeldende kunst. Hij was zeer succesvol, maar hij bleek zich niet voldaan te voelen. In de tweede helft van zijn carrière begon hij met een groot project om de geschiedenis van de Slavische landen te schilderen. Mucha vond dat zijn werk niet gelabeld moest worden als Art Nouveau, hij vond de stijl te ‘trendy’.

Het werk uit de eerste helft van zijn carrière wordt gekenmerkt door zijn lijngebruik en compositie. Hij gebruikte dikke buitenlijnen en dunne lijnen binnen deze gemaakte vorm. De kleuren zijn simpel en alles correspondeerde met elkaar. De stijl is erg vlak wat mensen tot op de dag van vandaag inspireert, het valt vooral bij de komiektekenaars in te smaak. De vloeiende lijnen maken zijn werk dynamisch, en ook net zoals de andere Art Nouveau artiesten maakte hij veel gebruik van details en ornamenten uit de natuur. Mucha’s werk is luchtig, ondanks de ‘platheid’.

Materiaalanalyse

Gebouwen

Hôtel Solvay

Victor Horta was de architect van dit project. De opdrachtgever was een rijke zakenman, dus Horta had voor dit ontwerp alles tot de details ontworpen in verschillende soorten materialen. Hij heeft o.a. de onderstaande materialen gebruikt:

  • Marmer;
  • Zwarte onyxsteen;
  • Brons;
  • Tropisch hout.

Hôtel van Eetvelde

In het interieur van Hôtel van Eetvelde, ook ontworpen door Victor Horta, staan de industriële materialen zoals staal en glas centraal, ook voor de constructie is staal gebruikt. De gevel bestaat uit sierlijk gedetailleerd zandsteen. Het huis heeft een grote koepel van glas-in-lood, waardoor het interieur meer licht binnenkrijgt.

Metro entrees Parijs

Aan het einde van de 19de eeuw was er een competitie voor het ontwerpen van de constructies metro entrees. Hector Guimard werd gekozen, hij was al bekend van een aantal bekende Art Nouveau gebouwen. Hij maakte drie verschillende entrees. Voor zijn eerste soort entree-ontwerpen koos Guimard koos gietijzer als materiaal, het was goedkoop en makkelijk te modelleren. Dit wordt beschouwen als een van de eerste werken massaproductie in architectuur.

Voor zijn tweede entree-ontwerpen koos Guimard een soort lavasteen. Al vroeg in zijn carrière raakte Guimard gefascineerd door de eigenschappen van lavasteen; het is weers-, vorst- en zuurbestendig. Een vakman had een aantal jaar voor deze opdracht een nieuwe soort steen ontwikkeld op basis van lavasteen, cement en klei. Guimard kwam in aanraking met deze steen en gebruikte het voor het eerst voor een schoorsteen. Guimard vroeg er patent voor aan en bleef het gebruiken voor zijn ontwerpen. De steensoort wordt na het mengen van de bestandsdelen eerst een plastisch massa, waardoor het in een mal kon worden geperst waarna het gebakken en geëmailleerd werd.

Casa Battló

Ontworpen door Antoni Gaudí is Casa Battló een van de meest merkwaardige Art Nouveau gebouwen van Spanje. Op de begane grond en eerste verdieping zijn er stenen zuilen in de vorm van botten, versierd met typische bloemelementen. De balkonleuningen zijn gemaakt uit een stuk gietijzer en bevestigd door twee ankerpunten, ze hebben de vorm van maskers. Het dak bestaat uit dakpannen, die lijken op grote schalen waardoor het op de rug van een dier lijkt. De kleuren veranderen graderend en de vorstpannen zijn grote bolvormige componenten.

Er zijn veel interpretaties over dit werk van Gaudí, maar hij heeft zelf nooit uitleg gegeven over zijn werk. Hij werkte aan de gevel zonder specifieke plannen, iets was kenmerken was voor zijn werk. Daarom creëerde hij een huis vol met symbolen, beelden. Het lijkt op een onleesbaar verhaal, dat door elk individu met zijn eigen verbeeldingskracht moet worden ingevuld.



Materialen en technieken

Sgraffito

Bij het maken van sgraffito wordt in de verse mortel een lijntekening gekrast en ingekleurd. Dit lijkt op de eeuwenoude fresco-techniek. Sgraffito werd in de periode van Art Nouveau gebruikt om portretten of motieven te maken. Het is geschikt voor zowel het exterieur als interieur. De sgraffito van Maison Cauchie is gemaakt door Cauchi zelf. De gevel werd in feite een enorme advertentie over zijn kennis en vakmanschap. Een ander gebruik van sgraffito is te zien in schildertechniek. Je laat één laag verf licht opdrogen op een canvas/vel papier, waar bovenop met nog een andere kleur wordt geschilderd. Vervolgens wordt de verf in een ontwerp uitgekrast, waardoor de onderste laag van de twee zichtbaar wordt. Men kan ook sgraffito toepassen op glas. Het glas wordt bedekt met een donkere kleur poeder en de lichte gebieden worden onthuld door het gepoederde glas weg te schrapen terwijl de donkere gebieden worden gemaakt door meer poeder toe te voegen.

Mozaïek

Het gebruik van mozaïek dateert terug tot 700 voor Christus. Met elk tijdperk is het vaak gebruikt, ook tijdens Art Nouveau. ER zijn verschillende soorten mozaïek, en de soorten die veel gebruikt werden tijdens Art Nouveau waren Trencadís en hydraulische mozaïek. Trencadís werd niet gebruikt tot Art Nouveau. Gaudí was een van de architecten die Trencadís gebruikte in zijn ontwerpen. Het zijn steentjes in verschillende groottes, gemaakt van oude tegels, die anders geen nut zouden hebben. Trencadísmozaïeken werden rechtstreeks op natte mortel geplaats, normaal gesproken zonder een vooraf gepland ontwerp. Door de oneffenheden ontstaan er unieke eigenschappen. Trencadísmozaïeken waren snel toepasbaar en hadden het potentieel voor een spontaan ontwerp.

Glas-in-lood

In het begin van Art Nouveau werd er gebruik gemaakt van traditionele technieken en onderwerpen voor glas-in-lood, maar bevatte meestal thema’s met bloemen en symbolistische vrouwen. Horta was een van de eersten die een Art Nouveau huis had ontworpen en hij gebruikte glas-in-lood gecombineerd met keramiek, hout, staal in dezelfde motieven om harmonie te creëren tussen functionele en decoratieve elementen. In Wenen creëerden de kunstenaars van de Secession (Oostenrijkse versie van Art Nouveau) meer abstracte, eenvoudige en geometrische ontwerpen voor glas-in-lood.

Favrileglas

Tijdens Art Nouveau werd er veel glas gebruikt, niet alleen in gebouwen maar ook in decoratieve kunst; vazen, lampen en tafelwaren. Het glas wat gemaakt werd, was voor een groot deel te danken aan eerdere innovaties waardoor glas betere kleuren kreeg, glanzender werd en meer ongebruikelijke vormen kreeg. De Art Nouveau glaskunstenaars breidden de mogelijkheden enorm uit.

Louis Comfort Tiffany ontwikkelde een nieuw soort glas: Favrile. Het glas verandert van kleur als er vanuit een andere hoek naar gekeken wordt. Favrile wordt gemaakt door het gesmolten glas te behandelen met metaaloxiden. Het glas absorbeert de metaaloxiden waardoor er een bijzonder effect ontstaat. Hij gebruikte Favrile voor zowel decoratieve als beeldende kunst. Het grootste werk beeldende kunst met Favrile glas is Dream Garden (1916), ontworpen door de kunstenaar Maxfield Parrish (1870 – 1966), uitgevoerd door Tiffany.

IJzerwerk

Tijdens Art Nouveau was er veel geloof in de toekomst, daarom hechtte men zich aan moderne technieken en materialen. De vormen die werden gemaakt met ijzerwerk waren geïnspireerd door de natuur. IJzerwerk biedt veel mogelijkheden qua vormen, er werd veel creativiteit gebruikt bij het ontwerpen van het ijzerwerk en de vakmannen voerden het excellent uit. Er kwam weer waardering voor ambachten. Hoewel tijdens Belle Epoque een welvarende tijd was en er massale hoeveelheden siersmeedwerk waren, is het gebruik ervan langzamerhand afgenomen. Staal werd steeds populairder en in de jaren zestig daalde de prijs hiervoor. Staal oxideert niet waardoor het een lange levensduur krijgt, in tegenstelling tot smeed- en gietijzer. Tegenwoordig wordt siersmeedwerk alleen geproduceerd voor restauratiedoeleinden.