1800 – 1915: Neostijlen
Ontstaan
Net als de belangstelling voor de klassieken ontstond er in de 19e eeuw belangstelling voor bouwstijlen uit de voorgaande eeuwen. Ook de opkomst van de archeologie in de 19e eeuw heeft veel bijgedragen aan de hernieuwde belangstelling voor de klassieken. Neostijlen is het overkoepelende woord voor het gebruik van elementen die een stijl weerspiegelen van een ander tijdperk. Neo is het Griekse woord voor 'nieuw', in deze context vergelijkbaar met 'heropleving'. Als we het bijvoorbeeld hebben over het neoclassicisme betekent dit dus heropleving van het classicisme. Het eclecticisme is het gevolg van het combineren van neostijlen. Neostijlen bepaalden in de 19e eeuw het gezicht van de architectuur, en tegelijkertijd waren de technische en maatschappelijke ontwikkelingen groot door de industriële revolutie. Architecten hadden echter weinig oog voor nieuwe mogelijkheden, zij hielden zich vast aan de maatverhoudingen en ornamentiek uit het verleden, architectuur werd namelijk beschouwd als iets wat tot stand kwam door vaststaande regels en klassieke ontwerpprincipes. Rond 1870 nam men aan dat voor elk gebouwtype een toepasselijke bijbehorende stijl was; voor overheidsgebouwen en openbare gebouwen werd de neoclassicisme gehanteerd, voor kerkgebouwen de neogotiek, voor villa's bouwstijlen uit eigen nationale en/of regionale traditie. Er ontstonden eigenzinnige en excentrieke gebouwen door gebouwen uit het Oosten te bestuderen. De fabrieken die naar aanleiding van de industriële revolutie uit de grond schoten werden door de ingenieurs op een hoog-technische wijze gebouwd.
Stijl | Periode | Neostijl | Periode heropleving |
---|---|---|---|
Classicisme | 1630 – 1700 | Neoclassicisme | 1800 – 1900 |
Gotiek | 1230 – 1560 | Neogotiek | 1830 – 1920 |
Renaissance | 1525 – 1630 | Neorenaissance | 1870 – 1915 |
Barok | 1600 – 1750 | Neobarok |
Neoclassicisme
INTRO OVERVIEW PHOTO
Ontstaan
Het neoclassicisme ontstond rond 1800 en neemt het Classicisme als voorbeeld. De heropleving van het Classicisme was een reactie op de rijkelijke en weelderige Barok en Rococo, maar ook archeologische opgravingen en studies vanuit die periode (zoals Pompeï) werkte als katalysator. Er kwam ook weer aandacht voor de boeken van Palladio(Palladianisme) , deze werden bestudeerd en men gebruikte het als voorbeeld. In tegendeel tot de Renaissance en Barok werden klassieke voorbeelden niet ter interpretatie overgelaten, maar werden deze in het neoclassicisme vrijwel letterlijk geïmiteerd, zoals de Arc de Triomphe. Onder het bewind van Napoleon wordt Parijs uitgerust met triomfbogen, zegezuilen en tempelachtige bouwwerken. Het neoclassicisme had ook zijn invloed op stadsaanleg; een stelsel van assen met monumentale pleinen en straten net zoals tijdens de Barok. De laatste fase van het neoclassicisme wordt ook wel neogrec genoemd. Hierin wordt voornamelijk teruggegrepen op de klassieke Griekse bouwkunst. In de 20ste eeuw is het gebruik van klassieke elementen van de tafel geveegd. Het modernisme bewoog zich richting een sober functionalisme. Het was niet tot de jaren 60 totdat er door het Postmodernisme weer Classicistische elementen werden geïntegreerd in bouwkunst.
Nederland: verspreiding en kenmerken
In Nederland werden door de slechte economische omstandigheden weinig bouwwerken gebouwd in neoclassicistische stijl, in verhouding met andere landen. Echter kunnen zowel in Nederland als in België de meeste kerken uit de eerste helft van de 19e eeuw (in Nederland meestal aangeduid als waterstaatskerken, zie ook deze lijst) tot de neoclassicistische architectuur gerekend worden. Een van zulke kerken is de Mozes en Aäronkerk uit 1837 in Amsterdam, dit is een van de wat nieuwere gebouwen. Er zijn ook neoclassicistische gebouwen gesloopt, zoals de Beurs van Zocher op de Dam in Amsterdam (gesloopt in 1900). Het komt ook voor dat bepaalde delen van gebouwen neoclassicistisch zijn uitgevoerd, zoals de later gebouwde zijvleugels van Paleis Soestdijk. Er zijn ook zuivere voorbeelden van de stijl, zie voorbeelden van neoclassicistische architectuur in Nederland. Een mooi voorbeeld van neogrec is de Winkel van Sinkel in Utrecht, waar aan de voorkant opvallende dragende zuilen in de vorm van een vrouw te zien zijn (ook wel kariatiden genoemd). Het Stadhuis van Groningen en het gebouw Felix Meritis in Amsterdam, beide ontworpen door Jacob Otten Husly, zijn zeldzame voorbeelden van vroeg neoclassicisme in Nederland.
In de Zuidelijke Nederlanden waren de laat-18e-eeuwse bouwwerken van Laurent-Benoît Dewez (onder andere het Kasteel van Seneffe) van grote invloed op de ontwikkeling van het neoclassicisme. De Fransman Charles De Wailly bouwde in deze periode het Kasteel van Laken en een theater bij het Kasteel van Seneffe. Ook in het onafhankelijk geworden Koninkrijk België droegen een aantal architecten, waaronder Pierre Bruno Bourla, Tieleman Franciscus Suys en Lodewijk Roelandt, het klassieke idioom een warm hart toe. De stijl is vooral zichtbaar op het Martelarenplein en in het regeringsdistrict van de Belgische hoofdstad. Ook elders getuigen imposante bouwwerken van de populariteit van het neoclassicisme in het jonge koninkrijk, zoals de Gentse Opera, de aula van de universiteit en het Oud Gerechtsgebouw in dezelfde stad, de Bourlaschouwburg in Antwerpen, de Opera van Luik en het Casino van Spa. De Koninklijke Muntschouwburg in Brussel van Joseph Poelaert kan gezien worden als een laat voorbeeld van deze stijl.
Kenmerken van het neoclassicisme zijn:
- Heldere en zuivere vormen van de klassieke bouwkunst;
- Klassieke gevelindeling met eenvoudige grondvormen, rechtlijnig, streng geordend en harmonisch met blokvormige bouwvolumes;
- Symmetrie op middenas, sterk benadrukte ingangspartijen (soms met trap);
- Monumentaal (uitdrukking van macht);
- De vijf zuilentypen: Toscaans, Dorisch, Ionisch, Korintisch en Composiet (voornamelijk Dorisch voor eenvoudig/strak en Korintisch voor weelderiger);
- Klassieke decoraties als frontons, kroonlijsten, zuilen, timpanen, portico's, pilasters, kariatiden, cordonbanden, attiekverdiepingen, etc.
- Gladde, witgepleisterde wanden met schijnvoegen, weinig versiering, weinig doorbreking;
- Tempelfaçades en koepels;
Kenmerken van het neoclassicisme in Nederland zijn:
- Toepassing van een timpaan of fronton;
- Vrijstaande zuilen of pilasters, kapitelen en kroonlijsten;
- Sterk benadrukte ingangspartijen in het midden van een symmetrische voorgevel.
Materialen en bouwwijzen
De bouwkundige elementen uit de klassieke oudheid worden zo zuiver mogelijk toegepast: zuilen worden bijvoorbeeld niet meer als versiering, maar alleen als constructief (dragend) element toegepast. Functionaliteit in de constructie en functionaliteit van een gebouw waren ook belangrijk voor neoclassicistische architectuur. Dat laatste kan bereikt worden door:
- Geometrische grondvormen, waaraan klassieke bouwelementen (zuilen, timpanen, ed.) worden toegevoegd;
- Klassieke decoraties (beeldhouwwerk) drukken de functie van een gebouw uit.
Voorbeelden van neoclassicistische architectuur in Nederland
- Winkel van Sinkel, Utrecht
- Felix Meritis, Amsterdam
- Stadhuis van Groningen
- Koninklijk Theater Carré, Amsterdam
Fases van neoclassicisme
- Palladianisme
- Lodewijk XVI-stijl
- Federale stijl
- Jeffersoniaans
- Empire-stijl
- Regency-architectuur
- Beaux-Arts (ook de City Beautiful-beweging)
- Russisch neoclassicisme
- Neogrec (van Oud-Griekse architectuur)
Nederlandse architecten uit deze periode
- Jan de Greef
- Zeger Reijers
- Jan David Zocher jr.
- W.N. Rose
- Th. A. Romein
- K.G. Zocher
- Jacob Otten Husly
Trefwoorden
Neogotiek (1740 – 1880)
INTRO OVERVIEW PHOTO
Ontstaan
De canon van de klassieke architectuur verliest haar onaantastbaarheid
De neogotiek ontstond geleidelijk rond 1740 en neemt de Gotiek als voorbeeld. De neogotiek komt oorspronkelijk uit Engeland, met verschillende aanleidingen voor deze middeleeuwse heropleving. Zo was er een ware aardbeving binnen de architectuurwereld; omstreeks 1830 werd duidelijk dat klassieke architectuurregels hun dominerende positie kwijt waren. De onaantastbaarheid van deze normen ging allereerst verloren bij een snel groeiend aantal opdrachtgevers in Engeland. Om schoonheid te bereiken moest voortaan volgens andere methoden gevonden worden. West-Europese architecten en theoretici stelden nieuwe normen om de leegte op te vullen die ooit gereserveerd waren door de klassieke architectuurregels. De overtuigingskracht die zij erbij nodig hadden steunde op nationalistische, godsdienstige of morele ondertonen (of een samenkomst van deze drie). Door het wegvallen van de 'universele' (Vitruviaanse) klassieke architectuurregels werd de blik weer geworpen van een andere traditie; een oude inheemse/regionale traditie, het ambachtelijke en corporatieve. Zo kwam het concept van heropleving van de middeleeuwse bouwstijl tot stand, er ontstond een idee van een moderne, 19de-eeuwse architectuur die spiritueel met de middeleeuwen verbonden was. De neogotiek werd populair bij de culturele elite, omdat ze buitenlangs de klassieke benadering en haar ietwat limiterende systeem een vrijere benadering voor architectonische mogelijkheden waarborgde. De neogotiek had ook reeds haar wortelen in inspiratie uit de natuur, en bleef suggereren naar een ver en nog ongedefinieerd verleden.
De neogotiek als wapen van de kerk
Aan de andere kant heeft de opkomst van het Evangelisme ook geleid tot het terugkeren naar het middeleeuwse. Architectuur, in vorm van neogotiek, werd een van de belangrijkste wapens van de kerk. Zij wilden de samenhang tussen de gevestigde kerk en katholieke kerk van vóór de Reformatie benadrukken. De neogotiek ontstond dus ook uit de romantische belangstelling voor de middeleeuwen, oftewel middeleeuwsisme. Naarmate de industrialisatie vorderde, groeide ook de reactie hiertegen; dit leidde tot nog meer waardering en verheerlijking van de middeleeuwen. De middeleeuwse architectuur was doordrenkt met christelijke waarden die waren verdrongen door het Classicisme, en later werden vernietigd door de industrialisatie.
De neogotiek spreekt met politieke connotatie
De neogotiek kreeg ook een politieke ondertoon. Het rationele en 'radicale' neoclassicisme werd geassocieerd met republikeinisme en liberalisme en de spirituele en traditionele neogotiek werd geassocieerd met monarchisme en conservatisme. De neogotiek is dus deels ook een reactie op het neoclassicisme dat werd geassocieerd met de rationaliteit van de Verlichting en het hieruit voortgekomen geweld van de Franse Revolutie. Vooral in Engeland en Duitsland was het een stijl die zich afzette tegen de dominantie van het republikeinse Frankrijk. In Engeland ging men zich bewust richten op de vormentaal van het verleden, geïnspireerd op de rijkdom van de Britse Gotiek. Het hoogtepunt hiervan is het Palace of Westminster, gebouwd tussen 1820 en 1830, de bloeitijd van het Britse wereldrijk. In Duitsland verscheen de neogotiek veel langs de Rijn. Na de val van Napoleon kreeg de neogotiek tijdens de Bourbonrestauratie ook navolging in landen waar de Franse invloed gold, aanvankelijk in de vorm van restauraties van middeleeuwse monumenten zoals de Notre-Dame van Parijs, maar daarna ook met zelfstandige bouwwerken zoals stationsgebouwen, scholen, etc.
Twee fasen
De neogotiek is in twee fasen te onderscheiden. De vroege neogotiek was een onderdeel van de romantische beweging. Later, vanaf begin 19e eeuw, werd er meer diepgang gebracht in de neogotiek uit liefde voor (door het middeleeuwse gildenwezen bevorderde) ambacht, bezieling van materiaal en eerlijkheid in constructie. Maar rond 1850 maakte de decoratieve en romantisch getinte neogotiek plek voor rationele neogotiek van Nederlandse architect Pierre Cuypers. Hierover meer te lezen in rationele neogotiek. In de 19e eeuw zijn er veel mengvormen geweest met andere bouwstijlen, zoals met de Jugendstil.
Nederland: verspreiding en kenmerken
Ook de Nederlandse neogotiek is te categoriseren in twee stijlen: de vroege neogotiek (ook wel de 'Willem II-gotiek' genoemd) en de latere neogotiek (ook wel de 'rationele' of 'echte neogotiek' genoemd). Dit zijn twee distinctieve stijlen, die enkel met elkaar gemeen hebben dat in beide stijlen elementen uit de gotiek tot inspiratie dienden.
Architectonische werken en handwerkproducten van de neogotiek zijn tot de tweede helft van de 20ste eeuw als artistiek onbelangrijk beschouwd. Op enig moment kwam het besef dat zij wel degelijk esthetische waarde kunnen zitten, en dit kwam tot uiting doordat er in 1974 een aantal neogotische kerken op de monumentenlijst werden geplaatst.
1840 – 1860: Vroege neogotiek ('Willem II-gotiek')
Nadat de neogotiek haar in België kenbaar had gemaakt, begon het ook in Nederland te verschijnen. Tussen 1837 en 1857 zou er in België al ruim 600 kerken gebouwd of gerestaureerd in de neogotische stijl. De Belgische Revolutie van 1830 zorgde voor de versnelde afbraak van de classicistische doctrine en in het ontstaan van de zoektocht naar een nationale stijl. De neogotiek werd vooral vaak gekozen voor gebouwen met een religieuze functie. In Nederland zijn de neogotische katholieke kerken bekend, die in de tweede helft van de 19e eeuw na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie zijn gebouwd. Er was in Nederland aanvankelijk maar weinig belangstelling voor deze stijl. Het katholicisme en haar architectuur was in 18e eeuw verstild doordat het zich nauwelijks kon uitlaten. De (neo)classicistische doctrine met haar vrij 'wetmatige' opvattingen was doorgaans samengeweven met het heersende Calvinisme. Er was geen plek voor kerkelijke pracht en praal, bedevaarten, etc. Het katholicisme uitte zich daarom binnen de beschermde muren van schuil- en schuurkerken. De omwentelingen rond 1800 brachten verandering: in 1796 werden kerk en staat gescheiden. Dit betekende dat het Calvinisme haar positie verloor en hiermee kreeg de katholieke kerk meer vrijheid. In regio's waar katholieken de meerderheid van de bevolking vormden kregen werd de mogelijkheid gegeven tot teruggave van de oude dorpskerken, die vanaf de zestiende eeuw in de handen van de calvinisten waren gekomen. Het katholicisme begon zich te ontplooien, er werden katholieke tijdschriften en uitgeverijen opgericht en er verschenen katholieke scholen. Er heerste echter anti-katholicisme vanuit zowel koning Willem I als het bestuur van protestante politici. Het Zuiden scheidde zich daarom af, en zo ontstond het koninkrijk van België. In het noordelijke deel dat als Nederland overbleef vormden katholieken niet langer de meerderheid van de bevolking. Het concordaat werd niet uitgevoerd en Willem I vervolgde het opleggen van vernauwing op het kloosterleven. Er kwam meer tolerantie tijdens het bewind van zijn zoon, koning Willem II, die van 1840 tot 1849 heerste. Om die reden zien we pas vanaf 1840 in Nederland een proces op gang komen in het neogotisch bouwen (voornamelijk in fabrieken, stationsgebouwen en watertorens). Al op de dag van zijn inhuldiging maakte hij een einde aan de beperkende wetgeving voor de kloosters, en in 1848 liet hij een grondwet tot stand komen die de laatste beperkingen voor de katholieken wegnam. Op deze manier kreeg de neogotiek in het verloop van de eeuw genoeg bewegingsruimte. De katholieken konden nu hun schuilkerken vervangen door nieuwe kerken en kozen daarvoor bij voorkeur de gotische bouwstijl met de kenmerkende torenspits. Het herstel van de bisdommen leidde in delen van protestants Nederland tot protesten, bekend als de Aprilbeweging.
Maar ook door de magere economie in Nederland werd er weinig gebouwd, er was vooral ook onder opdrachtgevers weinig animo voor nieuwe gebouwen. Een van de weinige opdrachtgevers die wel een visie had op architectonisch gebied was de zekere koning Willem II. Hij was in Engeland opgegroeid en liet zich daar inspireren door de Engelse neogotiek. Vanwege zijn grote impact op de neogotiek en katholieke 'ontwikkelingen' is de ontplooiing van deze stijl nauw verbonden aan hem. Hij liet hier en daar enkele gebouwen bouwen, zoals het Paleis-Raadshuis in Tilburg, een rij woningen en een kerk aan de Nassaulaan.
Wat opmerkelijk is, is dat de vroege neogotiek ondanks het parallelle katholicisme niet exclusief blijft aan het katholicisme. De latere neogotiek is dit wel, het was bijna exclusief een rooms-katholieke stijl. De vroege neogotiek werd toegepast bij zowel protestantse kerken als bij katholieke kerken, en verschijnt zelfs bij synagogen. De vroege neogotiek duurde tot ongeveer 1860.
De Zuiderkerk in Rotterdam was een hoogtepunt van de vroege neogotiek. Helaas is het in 1940 verwoest door het bombardement op Rotterdam, en is daarna niet herbouwd. Belangrijke nog bestaande voorbeelden zijn de hervormde kerk van Zeist en de katholieke kerk De Papegaai in Amsterdam.
Kenmerken van de vroege/Willem II-gotiek
- Oorspronkelijk in metselwerk en natuursteen uitgevoerde constructies worden nagebootst in gips en pleisterwerk;
- Gotische vormen zoals spitsbogen en pinakels werden decoratief toegepast;
- Gotische constructie-principes bleven nog onbekend terrein, derhalve werden constructies nog neoclassicistisch uitgevoerd;
- Imitatiegewelven van stro en stucwerk ('stukadoorsgotiek');
- Verwerking van Engelse, romantische, decoratieve, invloeden;
1850 – 1880: Latere neogotiek ('rationele' of 'echte' neogotiek)
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw tot de eerste helft van de twintigste eeuw bloeide in Nederland het katholicisme op. Er werden in deze periode dan ook nauwelijks protestantse neogotische kerken gebouwd. De hervormde kerk in Schagen is een uitzondering, maar deze kerk maakt dan ook een 'onkatholieke' indruk en leunt zelfs sterk tegen de neorenaissance aan. Toen in 1853 de bisschoppelijke hiërarchie werd hersteld, ontstond onder de katholieken een euforie die leidde tot het bouwen van vele nieuwe kerken. Mede door de geschriften van Alberdingk Thijm werd de neogotiek de katholieke stijl bij uitstek. Men wilde van de neoclassicistische kerken af, al waren deze vaak nog maar enkele decennia oud. Voortaan werd het neoclassicisme door de katholieken als 'heidens' beschouwd. De periode die ruwweg van 1860 tot 1960 heeft geduurd wordt ook wel de tijd van het Rijke Roomse Leven genoemd. In deze periode kwam ook de latere gotiek (ook wel 'rationele' of 'echte' neogotiek genoemd) op. De grootste naam van deze fase van de neogotiek in Nederland is veruit de toen nog jonge Limburgse architect Pierre Cuypers. Cuypers was opgeleid aan de Antwerpse academie, het centrum van neogotiek in België. Na zijn opleiding ging hij in Nederland een prominente rol spelen. Hij was er van overtuigd dat om de neogotiek volledig te laten ontwikkelen, er eerst een breuk in de traditie hersteld moest worden; architecten moesten zich het ambacht weer eigen maken. In zijn ogen, en in de ogen van vriend en latere zwager Alberdingk Thijm (kunstcriticus) die Cuypers ondersteunde, kenden architecten hun hoogtepunt in de Gotiek. Zij zagen de Gotiek als een bouwstijl uit de tijd toen de samenleving nog harmonieus was, en niet werd verstoord door 'vreemde' ideeën. Eerst moest de basis weer hersteld worden voordat er een verdere evolutie plaats kon vinden. Cuypers waagde als eerst om weer gemetselde gewelven toe te passen, een puur gotische constructie. Tijdens de vroege neogotiek waren gotische constructies nog onbekend terrein zijn en onderliggend neoclassicistisch uitgevoerd, en gewelven werden zelfs geïmiteerd in stro en stucwerk. Cuypers maakte zijn ontwerpen intenderend op eerlijk(er) materiaalgebruik en functionele ornamenten. Hij was van mening dat ieder ornament, elk pinakel en spitsboog in wezen iets moest uitbeelden. De decoratieve en romantisch getinte neogotiek maakte plek voor rationele neogotiek. Deze neogotiek verschijnt in vorm van rooms-katholieke kerken van de periode tussen 1860 en 1910. Deze bouwstijl is met name in de kerkbouw veel en langdurig toegepast. Het is geïnspireerd op de middeleeuwse gotische voorbeelden. Een belangrijke invloed op Cuypers is Voillet le Duc geweest, die de restauratie van de Notre Dame heeft geleid. Cuypers bouwde veel kerken in neogotische stijl, maar ontwierp in neorenaissancestijl het centraal station en het Rijksmuseum in Amsterdam. Cuypers restaureerde bovendien veel middeleeuwse kerken en monumenten in neogotische stijl, zoals de Drogenaptoren in Zutphen en de Koppelpoort in Amersfoort. Cuypers speelde een essentiële rol bij de modernisering van de neogotiek en het aanpassen van de stijl aan de eisen van de tijd. Hij had ook een grote invloed op zijn leerling-architecten, waardoor de neogotiek nog lang na zijn dood werd voortgezet. Tegenover de kring rond Cuypers, staat het Utrechtse St. Bernulphusgilde, hierover meer te lezen in 1869 – ?: Het St. Bernulphusgilde . Waar de meeste van Cuypers' leerlingen zich met kerkenbouw bezighielden, werd een andere leerling-architect, C.H. Peters, vooral bekend door zijn postkantoren in neogotische stijl. Na ongeveer 1875 werd de samenhang tussen architectuur interieur en kerkaankleding sterker tot één concept. Tot ???? bleef de neogotiek in Nederland haar dominante positie behouden. Tegelijkertijd kwam de Art Nouveau tot leven, en zo begaf de neogotiek wel haar positie in het buitenland. In Nederland was de Art Nouveau niet zo heersend zoals dat was in België, Frankrijk of Duitsland met Jugendstil. Tijdens deze nieuwe stijlontwikkelingen werd er ook geëxperimenteerd met een stijlfusie van neogotiek en Art Nouveau. In Nederland experimenteerden architecten als Joseph Cuypers, zoon van Pierre Cuypers, en Jan Stuyt aan een stijl die later neoromaans genoemd kon worden. In de neoromaanse bouwstijl werden romaanse vormen gecombineerd met de bouwwijze uit de neogotiek. Binnen enkele jaren werd de neogotiek verdrongen. Maar incidenteel vertoont de neogotiek maar liefst tot in 1940 naschokken.
In andere delen van Nederland bloeide de neogotiek ook op, in Breda was Petrus Johannes van Genk dominante architect van nieuwe kerken. Zijn stijl staat los van die van zowel Cuypers als die van Tepe en leunde sterk op de Belgische neogotiek, waarin het gebruik van natuursteen een belangrijke rol speelde. Weber werkte vooral in de bisdommen Roermond en 's-Hertogenbosch en was waarschijnlijk de eerste architect die een echte neogotische kerk bouwde, weliswaar door een bestaande kerk uit te breiden. Een derde pionier was Hendrik Jacobus van Tulder, die eveneens vooral in het bisdom 's-Hertogenbosch actief was. Theo Molkenboer bouwde in 1852 de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Amsterdam die ten onrechte weleens als het begin van de neogotiek in Nederland wordt beschouwd. Naast meer dan honderd Rooms-katholieke kerken, waarvan de Sint-Bonifatiuskerk in Leeuwarden, de Sint-Catharinakerk in Eindhoven en de Sint-Vituskerk in Hilversum wellicht de meest monumentale nog bestaande voorbeelden zijn, is ook het herbouwde kasteel de Haar in Haarzuilens een belangrijk neogotisch werk.
Kenmerken van de late/'rationele'/'echte' gotiek
- Spitsbogen;
- Boogfriezen;
- Pinakels;
- Drie- en vierpassen;
- Gemetselde gewelven (Pierre Cuypers).
Algemene kenmerken van de neogotiek
- Nadruk op verticaliteit, omhoog rijkend;
- Rond- en spitsbogen;
- Pinakels;
- Hogels, kruisbloemen;
- Nissen;
- Steunberen;
- (Natuur)stenen harnassen;
- Opengewerkte balustraden.
1869 – ?: Het St. Bernulphusgilde
Het St. Bernulphusgilde was een Nederlandse vereniging die in 1869 werd opgericht. Het gilde is vernoemd naar de 11de-eeuwse Utrechtse bisschop Bernold die bekend stond om zijn ambitieuze bouwplannen. St. Bernulphus werd opgericht in navolging van het al langer bestaande Belgische Sint-Lucasgilde. Het doel van het Bernulphusgilde was om bij geestelijken interesse te wekken voor kerkelijke kunst en architectuur door excursies en het tijdschrift Het Gildeboek. Wat ook een grote rol speelde was het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland, en de grote behoefte aan nieuwe kerkgebouwen en de inrichting daarvan. Aanvankelijk stond het lidmaatschap open tot enkel de katholieke geestelijkheid, maar later ook voor kunstenaars en architecten. Het gilde had leden in heel Nederland, maar in de provincie Utrecht was het het meest prominent. Leden van het gilde hielden zich aan de voorgeschreven stijleisen en verkregen hierdoor belangrijke opdrachten. Alfred Tepe was een van de belangrijkste architecten van het gilde.
De voorgeschreven bouwstijl was een conservatieve variant van de neogotiek, gericht op inheemse varianten van de latere neogotiek ('rationele' of 'echte' neogotiek), met name de Nederrijnse Gotiek (baksteengotiek). Het gilde stond tegenover de opvattingen van Pierre Cuypers, grondlegger voor de rationalistische neogotiek, voor wie neogotiek een uitgangspunt voor vernieuwing was. Pierre Cuypers was overigens een erelid van het gilde. Pierre Cuypers was de oom van Eduard Cuypers, onder wiens aanzet de Amsterdamse School in 1910 tot stand kwam. Ook beeldende kunst werd uitgevoerd in historiserende stijlen, als voorbeelden dienden voorbeelden uit de middeleeuwen.
Doordat het St. Bernulphusgilde specifiek gericht was op de neogotiek en de traditionele vormgeving hiervan, bevond het zich na een tijd in isolement. Er volgde echter een heropleving van het gilde vanaf 1911, die werd gekenmerkt door de tolerantie richting andere kunststijlen en een groeiend zelfbewustzijn van de kunstenaars. De katholieke kunstenaars die bij het gilde zaten weigerden om ontwerpen te maken voor kerkelijke kunst als daar geen reële vergoeding tegenover stond. In deze tweede bloeiperiode van het gilde begon Het Gildeboek opnieuw te verschijnen. Na de Tweede Wereldoorlog verkreeg de gilde ook interesse in moderne kunst, en vanaf 1958 heette het tijdschrift niet langer meer Het Gildeboek, maar Kunst en religie: tijdschrift voor religieuze kunst.
Dit sterk door geestelijken gedomineerde gilde hanteerde strenge opvattingen over kerkelijke kunst, waarin vooral werd teruggegrepen op de Nederrijnse gotiek, baksteen het bouwmateriaal bij uitstek was en waarin voor vernieuwende ideeën weinig ruimte was.
Terwijl de kring rond Cuypers de inheemse gotiek uit de 15e en 16e eeuw aanvankelijk als inferieur beschouwde vergeleken met de Franse gotiek uit de 13e eeuw, en zich daar dan ook niet door liet beïnvloeden, beschouwde het St. Bernulphusgilde de Franse gotiek als te uitheems om als voorbeeld te kunnen dienen. De Nederrijnse gotiek was dan misschien wel van minder allure, zij was tenminste inheems en daarom moest de nieuwe architectonische traditie daarin haar wortels hebben om echt Nederlands te zijn.
Tepe had een bijna totale monopoliepositie in de provincie Utrecht maar was ook van groot belang in andere delen van het aartsbisdom. Cuypers zou nooit een kerk in de provincie Utrecht bouwen, na zijn afwijzing van het verzoek van de bisschop om zich in Utrecht te vestigen. In andere delen van het aartsbisdom zou hij zich vaak moeten conformeren aan de ideeën van het Gilde. Uiteindelijk zou ook Cuypers de Franse gotiek steeds meer achter zich laten en zich laten inspireren door Nederlandse varianten van de gotiek.
Klik hier voor alle gedigitaliseerde edities van Het Gildeboek.
Klik hier voor het bouw.wiki overzicht van interessante bronnen.
Materialen en bouwwijzen
Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland
Architectuur vroege neogotiek
Rotterdamse Zuiderkerk
Hervormde Kerk in Zeist
Katholieke kerk De Papegaai in Amsterdam
Fases van Romaanse architectuur
Andere namen voor de Neo-Gotiek:
- Willem II Gotiek: Willem II liet zich inspireren door de Engelse neogotiek. Omdat hij veel liet bouwen, wordt zijn naam hieraan verbonden.
- Neo-Tudor-stijl: veelhoekige potloodachtige torens en steunberen, kantelen, vakwerkhuizen, wit gepleisterde delen van de gevel. (In het Engels wordt deze stijl Tudor Revival architecture of Mock Tudor genoemd.)
- Russische Pseudo-gotiek: een vrije combinatie van westerse gotiek en Moskou-barok, met veel symboliek; een voorliefde voor dunne banden in het gevelvlak, opvulling van het vlak, pastelkleuren, neigt naar suikerwerk maar toch zeer fraai (foto verderop; verg. de Russische barok).
en.
Nederlandse architecten uit deze periode
Bekende architecten die bouwden in de neogotische stijl zijn P.J.H. Cuypers en A. Tepe. Praktisch, maar vooral theoretisch werd de Neo-Gotiek bestudeerd en gepropageerd door de Franse architect E. Viollet le-Duc.
Architecten vroege neogotiek
Theo Molkenboer
H.J. van den Brink
W.J. van Vogelpoel
A. van Veggel
latere neogotiek
Pierre Cuypers
Carl Weber
Hendrik Jacobus van Tulder
Theo Molkenboer
Trefwoorden
Eclecticisme (1850-1880)
Bij het eclecticisme werden verschillende historische stijlen door elkaar heen gebruikt. Architecten kozen het beste van de verschillende oude stijlen voor hun gebouw. De architect Leliman introduceerde in 1860 de term ‘eklektisch’, afgeleid van het Griekse woord voor uitkiezen. De stijl werd gebruikt bij bijna alle soorten gebouwen. Zoals kantoren, kazernes, scholen en ziekenhuizen. Maar ook stations, hotels, warenhuizen en woningen. In het eclecticisme werden verschillende historische stijlen gecombineerd tot een nieuw geheel. De basis is hierbij doorgaans het neoclassicisme. Het is niet uitzonderlijk dat er ook nieuwe stijlen toe werden gevoegd, zoals chaletstijl of art-nouveau-elementen.
Neorenaissance (1870-1915)
Ontstaan
Het ontwerp voor het Centraal Station in Amsterdam (1881) werd gemaakt door Cuypers. Het was het eerste stationsgebouw in Nederland waarvan het ontwerp aan een architect werd toebedeeld, omdat het op een markante plaats in Amsterdam moest komen.
Cuijpers liet zich voor de stijl van het station inspireren door de late gotiek en de vroege renaissance. Het is ca. 306 meter lang en 30 meter diep. Twee torens accentueren het middengedeelte. Tegen het einde van de bouwperiode kwam ook het Koningspaviljoen gereed met de koninklijke wachtkamer.
Na 1880 genoot Amsterdam van een grote economische opbloei, waardoor de architectuur een nieuwe impuls kreeg. Vooral de neorenaissance was erg populair, een neostijl waarin de "Oud Hollandse stijl" van het begin van de 17de eeuw herleefde.
Ook het Rijksmuseum is door Pierre Cuypers ontworpen in neo-renaissancestijl. De bedoeling was dat 'de vormen van het gebouw zijn bestemming moesten uitdrukken'. Het museum vormt ook een stadspoort, tussen de torens is een onderdoorgang die een verbinding moest vormen tussen het centrum en het achterliggende museumplein. De torens herinnerden aan het ideaalbeeld van een harmonische gemeenschap waarin de openbare en kerkelijke gebouwen domineren.
De plattegrond van het grote, symmetrische, vrij in een tuin gelegen gebouw laat een rechthoek zien met aan weerszijden van de middenas een door drie vleugels omgeven binnenplaats. Als bouwmaterialen zijn vooral rode baksteen, graniet, kalk- en zandsteen gebruikt. De door kruisribgewelven op bundelpijlers en zuilen overdekte onderdoorgang was oorspronkelijk aan beide kanten voorzien van smeedijzeren hekken en glas, die uitzicht boden op de van glaskappen voorziene binnenplaatsen. De decoaties op het gebouw brengen de geschiedenis van Nederland in beeld.
De architect koos een stijl die bij de functie van het gebouw paste. Het Rijksmuseum moest een nationaal symbool voor het roemrijke Hollandse verleden worden, daarom koos Cuypers een bouwstijl uit de Gouden eeuw: de neorenaissance. Deze monumentale stijl moest ook in stadspanden de waardige betrouwbaarheid van de bewoners of gebruikers van het gebouw onderstrepen.
kenmerken van de Hollandse neorenaissance
- trapgevels
- speklagen: horizontale lijnen in de gevel
- kruiskozijnen
- natuurstenen gevels
- zadeldaken
- zuilen, pilasters en rondbogen
Rond 1875 verscheen naast het neoclassicisme en de neogotiek een derde neostijl: de neorenaissance. Hierbij werd de architectuur uit het begin van de Gouden Eeuw (late renaissance) als voorbeeld genomen. Denk aan bakstenen gebouwen met trapgevels en speklagen. Veel voorkomende en lang toegepaste bouwstijl die in veel varianten voorkomt. De stijl grijpt terug op motieven van de renaissancebouwkunst en dan voornamelijk de Hollandse variant. Daartoe behoren onder andere de trapgevels, speklagen, de kenmerkende horizontale lijnen die de gevel in vlakken verdelen, blokken en kruiskozijnen. Ook invloeden uit de Franse bouwstijl van de Loirekastelen met rijke, natuurstenen gevels en indrukwekkende dakpartijen, of Italiaanse voorbeelden als zuilen en rondbogen.
Eigenlijk: neorenaissance (zonder hoofdletter). De Neorenaissance is de neostijl in grote delen van West-Europa aan het einde van de 19e eeuw. In ons land omvatte de neorenaissance profane architectuur en o.a. de protestantse kerkelijke bouwkunst in het laatste kwart van de 19e eeuw beheerste. De neorenaissance was in Nederland vooral geïnspireerd op de Vlaamse en Noord-Nederlandse Renaissance van het eind van de 16e eeuw, met als doel de "eigen stijl van ons land" te laten herleven.
De Beaux-Arts is een bouwstijl aan het einde van de 19de eeuw en een korte tijd in de 20e eeuw, die gedoceerd werd aan de École des Beaux-Arts in Parijs. De architectuur van de Beaux-Arts is een weelderiger uitvoering van Neo-Classicisme en Neo-Renaissance en heeft soms het bombastische van de Barok, bijvoorbeeld door gekleurd marmer, mozaïeken en reliëfs. Een voorbeeld van de Beaux-Arts is de Opéra van Garnier in Parijs (foto onderaan).
Nederland: verspreiding en kenmerken
In Amsterdam bijvoorbeeld onderging de stad na ±1880 een grote economische opbloei, waardoor er weer veel werd gebouwd en verbouwd. Hierdoor werd ook aan de architectuur een nieuwe impuls gegeven. Vooral de neorenaissance was erg populair, een neostijl waarin de oud-Hollandse stijl van het begin van de 17e eeuw herleefde. Toevallig was dat niet, aangezien de periode als een tweede Gouden Eeuw werd ervaren. Vooral veel openbare gebouwen zijn in deze periode gebouwd.
Karakteristieke elementen van de Neorenaissance zijn:
- Symmetrie (plattegrond én gevel)
- Wandgeleding van pilasters
- Hardstenen banden (cordons e.d. in lichter natuursteen, of gele baksteen spekbanden in rode baksteen)
- Decoratief beeldhouwwerk
- Kruiskozijnen
- Frontons boven ramen
- Lijsten en ornamenten
- Ontlastingsbogen met gekleurd siermetselwerk (rondbogen, later segmentbogen)
- Trapgevels
- Sierankers
- Medaillons (cirkelvormige versieringselementen)
- Later: gebruik van gietijzer (overkappingen e.d.).
Materialen en bouwwijzen
Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland
- Villa Augustus, Dordrecht
- Vredespaleis, Den Haag
- Stadhuis Rotterdam
- Hotel des Indes, Den Haag
- Winkel van Sinkel, Utrecht
- Koninklijk Theater Carré, Amsterdam
- DePetrus, Vught
- Rijksmuseum, Amsterdam
- Nicolaasbasiliek, Amsterdam
- Station Delft
- Oude Bibliotheek TU Delft
Fases van Romaanse architectuur
Nederlandse architecten uit deze periode
Trefwoorden
Neobarok
Ontstaan
De neobarok wilde dynamische, ruimtelijke architectuur met plastische, gewelfde gevels. Het was een rijk versierde stijl. Toepassing van concave en convexe vormen in het bouwwerk, en imponerende bouwonderdelen als koepels en ver uitstekende kroonlijsten.
In Parijs werd Opéra Garnier gebouwd. Dit theater kenmerkt de grandeur die de opera uitstraalde in de negentiende eeuw met de luxe, pracht en praal waar de burgerij zich graag mee identificeerde. Het gebouw werd in 1862 ontworpen in opdracht van Napoleon III door Charles Garnier. Hij gaf de monumentale voorgevel zeven bogen met daarboven ramen, omsloten door dubbele zuilen en zuiltjes om het verticale element te benadrukken. De gevel werd gedecoreerd met borstbeelden en allegorische voorstellingen op de hoeken: een ervan is "La Danse" van Carpeaux. De vier reliefs beelden de kunstvormen uit die bij opera gebruikt worden: poëzie, muziek, dans en theater.
Het interieur werd uitgevoerd in rood fluweel en goud, met pompeuze trappen van wit carrara marmer en een grand foyer naar voorbeeld van de spiegelzaal in Versailles. Het was een paleis voor de haute bourgeoisie waar men zich kon vermaken zoals vroeger aan het hof gebruikelijk was. Opéra Garnier werd in 1875 voltooid.
In de 19e en 20e eeuw krijgt de barok opnieuw aandacht en komt een neobarokke stijl op, een voorbeeld van historisme. Misschien wel het bekendste voorbeeld van deze neobarokke stijl is de Opéra Garnier in Parijs. In Nederland is de stijl weinig gebruikt. De architect Sybold van Ravesteyn combineerde barok onder andere met de nieuwe zakelijkheid.
De term neobarok wordt ook gebruikt voor orgels die (met name vanaf de Tweede Wereldoorlog) onder invloed van Scandinavische orgelbouwers, gebouwd worden in een aan de barok refererende stijl, als reactie op de inferieure fabrieksmatige instrumenten die rond 1900 werden gebouwd.
Nederland: verspreiding en kenmerken
Materialen en bouwwijzen
Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland
Fases van Romaanse architectuur
Nederlandse architecten uit deze periode
Trefwoorden
Uitgebreid overzicht alle Neostijlen (internationaal)
Oorsprong | Neostijl | Omschrijving |
---|---|---|
Neostijlen die gemixt zijn | Eclecticisme | Bewuste samenkomst van uiteenlopende historische stijlen |
Historicisme of Historisme | Gemengde heroplevingen die verschillende oudere stijlen kunnen omvatten, gecombineerd met nieuwe elementen | |
Indo-Saraceense architectuur | Heropleving van Indiase architectuur en islamitische architectuur | |
Mediterrane Revival-architectuur | Heropleving van de Italiaanse renaissancearchitectuur en Spaanse barokke architectuur | |
Nieuwe Classicisme | Overkoepelende term voor moderne architectuur volgens premodernistische principes | |
Architectuur uit de Russische Revival | Algemene term voor een aantal verschillende stromingen binnen de Russische architectuur die ontstonden in het tweede kwart van de 19e eeuw | |
Traditionalistische School | Heropleving van verschillende regionale traditionele stijlen | |
Lokale architectuur | Overkoepelende term voor regionale architectuurtradities die door de tijdperken heen zijn voortgezet, ook gebruikt en geciteerd in revivalarchitectuur | |
Neostijlen op basis van de Oudheden | Egyptische Revival | Oud-Egyptisch |
Myceense Revival | Myceens | |
Renaissance | Vroege opleving Klassieke Oudheid | |
Neoclassicisme | Latere heropleving Klassieke Oudheid:
| |
Griekse Revival-architectuur | ||
Neostijlen op basis van de Middeleeuwen | Neo-Byzantijns | Heropleving van de Byzantijnse architectuur:
|
Neoromaans | Heropleving van de Romaanse architectuur:
| |
Neogotiek | Heropleving van de gotische architectuur:
| |
Neomoors | Heropleving van Moorse architectuur:
| |
Neotudor | Heropleving van Tudorstijl:
| |
Neostijlen op basis van de Renaissance | Italianiserende architectuur | |
Architectuur in Palazzo-stijl | Heropleving gebaseerd op het Italiaanse Palazzo | |
Mediterrane Revival-architectuur | Heropleving van de Italiaanse renaissance-architectuur en Spaanse renaissance-architectuur | |
Palladiaanse Revival-architectuur | Heropleving van Palladianisme | |
Châteauesque | Heropleving van Franse renaissance-architectuur | |
Jacobethan | Heropleving van Jacobijnse architectuur en Elizabethaanse architectuur | |
Stile Umbertino | Heropleving van Italiaanse renaissance-architectuur | |
Neostijlen op basis van de Barok | Dutch Revival-architectuur | Heropleving van Nederlandse barokke architectuur |
Spaanse Revival-architectuur | Heropleving van Spaanse barokke architectuur | |
Edwardiaanse barokke architectuur | Heropleving van Barok, uitgevoerd in Edwardiaanse stijl | |
Stalinistische barok | Heropleving van Barok, uitgevoerd met Russische invloeden in de tijd van Stalin | |
Engelse barok | Heropleving van Barok, uitgevoerd met Engelse invloeden | |
California Churrigueresque | Heropleving van Churrigueresque en Mexicaanse barok | |
Overige neostijlen | Neo Art Deco | Heropleving van de Art Deco-architectuur |
Cape Cod Revival | Heropleving van Cape Cod | |
Dutch Colonial Revival-architectuur | Heropleving van de Nederlandse koloniale architectuur | |
Georgische Revival-architectuur | Heropleving van Georgische architectuur | |
Colonial Revival-architectuur | Heropleving van de Amerikaanse koloniale architectuur | |
Maya Revival-architectuur | Heropleving van Maya-architectuur | |
Architectuur in Pueblo Revival-stijl | Heropleving van de traditionele architectuur van Pueblo | |
Spaanse koloniale heroplevingsarchitectuur | Heropleving van de Spaanse koloniale architectuur | |
Mission Revival Style-architectuur | Heropleving van de architectuur van de missies in Californië | |
Territoriale Revival-architectuur | Heropleving van territoriale architectuur |