1870 – 1915: Neorenaissance
Ontstaan
Naast het neoclassicisme en neogotiek verscheen er rond 1870 een derde neostijl: de neorenaissance. Bij de neorenaissance wordt teruggegrepen tot de architectuur uit het begin van de Gouden Eeuw (de late renaissance). Het is een veel voorkomende stijl die lang is toegepast en in veel varianten voorkomt. De neorenaissance was in Nederland voornamelijk geïnspireerd op de Vlaamse en Noord-Nederlandse renaissance van de 16e eeuw, met als doel een eigen stijl te laten herleven. Tot deze ''eigen stijl'' behoren onder andere trapgevels, speklagen, kenmerkende horizontale lijnen, blokken en kruiskozijnen. De stijl is te zien bij allerlei gebouwen, maar ook protestantse kerkelijke bouwkunst.
Rond 1875 verscheen naast het neoclassicisme en de neogotiek een derde neostijl: de neorenaissance. Hierbij werd de architectuur uit het begin van de Gouden Eeuw (late renaissance) als voorbeeld genomen. Denk aan bakstenen gebouwen met trapgevels en speklagen. Veel voorkomende en lang toegepaste bouwstijl die in veel varianten voorkomt. De stijl grijpt terug op motieven van de renaissancebouwkunst en dan voornamelijk de Hollandse variant. Daartoe behoren onder andere de trapgevels, speklagen, de kenmerkende horizontale lijnen die de gevel in vlakken verdelen, blokken en kruiskozijnen. Ook invloeden uit de Franse bouwstijl van de Loirekastelen met rijke, natuurstenen gevels en indrukwekkende dakpartijen, of Italiaanse voorbeelden als zuilen en rondbogen.
Eigenlijk: neorenaissance (zonder hoofdletter). De Neorenaissance is de neostijl in grote delen van West-Europa aan het einde van de 19e eeuw. In ons land omvatte de neorenaissance profane architectuur en o.a. de protestantse kerkelijke bouwkunst in het laatste kwart van de 19e eeuw beheerste. De neorenaissance was in Nederland vooral geïnspireerd op de Vlaamse en Noord-Nederlandse Renaissance van het eind van de 16e eeuw, met als doel de "eigen stijl van ons land" te laten herleven.
De Beaux-Arts is een bouwstijl aan het einde van de 19de eeuw en een korte tijd in de 20e eeuw, die gedoceerd werd aan de École des Beaux-Arts in Parijs. De architectuur van de Beaux-Arts is een weelderiger uitvoering van Neo-Classicisme en Neo-Renaissance en heeft soms het bombastische van de Barok, bijvoorbeeld door gekleurd marmer, mozaïeken en reliëfs. Een voorbeeld van de Beaux-Arts is de Opéra van Garnier in Parijs (foto onderaan).
Het ontwerp voor het Centraal Station in Amsterdam (1881) werd gemaakt door Cuypers. Het was het eerste stationsgebouw in Nederland waarvan het ontwerp aan een architect werd toebedeeld, omdat het op een markante plaats in Amsterdam moest komen.
Cuijpers liet zich voor de stijl van het station inspireren door de late gotiek en de vroege renaissance. Het is ca. 306 meter lang en 30 meter diep. Twee torens accentueren het middengedeelte. Tegen het einde van de bouwperiode kwam ook het Koningspaviljoen gereed met de koninklijke wachtkamer.
Na 1880 genoot Amsterdam van een grote economische opbloei, waardoor de architectuur een nieuwe impuls kreeg. Vooral de neorenaissance was erg populair, een neostijl waarin de "Oud Hollandse stijl" van het begin van de 17de eeuw herleefde.
Ook het Rijksmuseum is door Pierre Cuypers ontworpen in neo-renaissancestijl. De bedoeling was dat 'de vormen van het gebouw zijn bestemming moesten uitdrukken'. Het museum vormt ook een stadspoort, tussen de torens is een onderdoorgang die een verbinding moest vormen tussen het centrum en het achterliggende museumplein. De torens herinnerden aan het ideaalbeeld van een harmonische gemeenschap waarin de openbare en kerkelijke gebouwen domineren.
De plattegrond van het grote, symmetrische, vrij in een tuin gelegen gebouw laat een rechthoek zien met aan weerszijden van de middenas een door drie vleugels omgeven binnenplaats. Als bouwmaterialen zijn vooral rode baksteen, graniet, kalk- en zandsteen gebruikt. De door kruisribgewelven op bundelpijlers en zuilen overdekte onderdoorgang was oorspronkelijk aan beide kanten voorzien van smeedijzeren hekken en glas, die uitzicht boden op de van glaskappen voorziene binnenplaatsen. De decoaties op het gebouw brengen de geschiedenis van Nederland in beeld.
De architect koos een stijl die bij de functie van het gebouw paste. Het Rijksmuseum moest een nationaal symbool voor het roemrijke Hollandse verleden worden, daarom koos Cuypers een bouwstijl uit de Gouden eeuw: de neorenaissance. Deze monumentale stijl moest ook in stadspanden de waardige betrouwbaarheid van de bewoners of gebruikers van het gebouw onderstrepen.
kenmerken van de Hollandse neorenaissance
- trapgevels
- speklagen: horizontale lijnen in de gevel
- kruiskozijnen
- natuurstenen gevels
- zadeldaken
- zuilen, pilasters en rondbogen
Nederland: verspreiding en kenmerken
In Amsterdam bijvoorbeeld onderging de stad na ±1880 een grote economische opbloei, waardoor er weer veel werd gebouwd en verbouwd. Hierdoor werd ook aan de architectuur een nieuwe impuls gegeven. Vooral de neorenaissance was erg populair, een neostijl waarin de oud-Hollandse stijl van het begin van de 17e eeuw herleefde. Toevallig was dat niet, aangezien de periode als een tweede Gouden Eeuw werd ervaren. Vooral veel openbare gebouwen zijn in deze periode gebouwd.
Karakteristieke elementen van de Neorenaissance zijn:
- Symmetrie (plattegrond én gevel)
- Wandgeleding van pilasters
- Hardstenen banden (cordons e.d. in lichter natuursteen, of gele baksteen spekbanden in rode baksteen)
- Decoratief beeldhouwwerk
- Kruiskozijnen
- Frontons boven ramen
- Lijsten en ornamenten
- Ontlastingsbogen met gekleurd siermetselwerk (rondbogen, later segmentbogen)
- Trapgevels
- Sierankers
- Medaillons (cirkelvormige versieringselementen)
- Later: gebruik van gietijzer (overkappingen e.d.).
Materialen en bouwwijzen
Voorbeelden van Romaanse architectuur in Nederland
- Villa Augustus, Dordrecht
- Vredespaleis, Den Haag
- Stadhuis Rotterdam
- Hotel des Indes, Den Haag
- Winkel van Sinkel, Utrecht
- Koninklijk Theater Carré, Amsterdam
- DePetrus, Vught
- Rijksmuseum, Amsterdam
- Nicolaasbasiliek, Amsterdam
- Station Delft
- Oude Bibliotheek TU Delft