Verhoudingen deel II: Een rationele benadering

From Bouw wiki
Revision as of 07:06, 27 March 2023 by Bouw.>Lara
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Jump to navigation Jump to search

Rudolf Wittkower

Dat proportie iets is wat je moet aanvoelen; een gevoel voor orde dat je hebt of niet hebt, maar dat je niet kunt aanleren, is volgens Rudolf Wittkower een grote misvatting. Het wekt bij jonge kunstenaars en architecten zelfs onzekerheden op. Wittkower heeft dan ook een rationele benadering over proportieleer, en neemt Leon Battista Alberti ook als kernfiguur om zijn motivatie tegen deze misvatting te onderbouwen.

De behoefte aan orde

De behoefte aan orde in het algemeen, en aan een mathematische ordening in het bijzonder, ligt besloten in onze psychisch-fysiologische natuur. Het menselijk lichaam is zelf een voorbeeld van symmetrie; het bestaat uit twee gelijke helften. Hoe volmaakter het is geproportioneerd, hoe mooier het ons voorkomt. De wetten waaraan alle verschijnselen zijn onderworpen - zowel die van onze eigen omgeving als die van de diepten van het heelal - worden uitgedrukt in mathematische termen.

Verband tussen kunst en wiskunde

Wij kunnen ook de natuur in mathematische termen benaderen, en dan kan een belangrijk gebied van de menselijke activiteit, de kunst, daarvan niet worden uitgezonderd. Het is eenvoudig aan te tonen dat alle hoge beschavingen in een op getallen gebaseerde orde geloofden; dat ze harmonie nastreefden en tot stand brachten tussen universele en kosmische begrippen en de wereld van de mens, en dat de kunst aan deze orde en harmonie uitdrukking gaf. Het spoor van dit verband tussen kunst en wiskunde kan worden gevolgd tot op de alleroudste beschavingen. Als het waar is dat de meeste intellectuele activiteiten erop zijn gericht orde in de ons omringende chaos te scheppen, dan zijn de twee meest radicale methoden die daartoe worden gehanteerd ongetwijfeld die van de zuivere wetenschap (wiskunde) en die van de artistieke intuïtie. Het is bovendien een bijzonderheid van de menselijke geest dat deze twee moeten samengaan om tot bloei te komen.

'De regels volgen zonder ze te kennen'

Einstein maakte ons duidelijk dat er geen logische methode bestaat om elementaire natuurwetten te ontdekken, de enige methode is die van de intuïtie, die geleid wordt door een gevoel voor de orde die onder de oppervlakte geboren ligt, en deze orde, die eigen is aan de wereld van de waarneming, is die van de vooraf bepaalde harmonie. Anderzijds heeft de artistieke inspiratie altijd gesteund op de onaantastbare waarheid van de getallen en hun onderlinge verhoudingen, omdat daarin iets van die vooraf bepaalde harmonie lijkt te worden geopenbaard. In dit licht gezien lijkt de benadering van de kunstenaars van de negentiende en twintigste eeuw bijna tegennatuurlijk. In ieder geval is het in de hele kunstgeschiedenis nog nooit voorgekomen dat de proportie - of het beginsel van een ordening - volstrekt aan de individuele keuze van de kunstenaar werd overgelaten.

Zoektocht orde en harmonie

Is dit zoeken naar een fundamentele orde en harmonie, dat blijkbaar diep verankerd is in de menselijke natuur, nu op te vatten als een natuurlijke aandrift, zoals honger of dorst, of komt het voort uit een intellectuele behoefte? Je zou kunnen denken dat het verlangen naar orde is aangeboren, maar anderzijds is wiskunde ontegenzeglijk en de meest abstracte intellectuele bezigheid. Wittkower geeft als synthese dat de mens door orde en proportie te scheppen een bewuste en intellectuele vorm geeft aan een onbewuste behoefte. Hij benadrukt het bewust en overwogen toepassen van proportie, niet over onze aangeboren neiging om onze waarneming te ordenen in eenvoudige, regelmatige en symmetrische patronen. Het is duidelijk dat een kunstenaar in zijn werk automatisch een visuele ordening schept, die vaak bestaat uit elementaire verhoudingen; een ordening die eenvoudig te achterhalen is. Kunstenaars van de laatste honderdvijftig of tweehonderd jaar, die meenden dat ze enkel hun intuïtie volgden, steunden vaak op het verleden, op brokstukken van oude proportiesystemen, zoals de gulden snede.

Eén orde?

Als dit verlangen naar orde echter aangeboren is, gaat het dan om één en dezelfde orde waarvoor de mens steeds weer mathematische equivalenten heeft gezocht? Bestaat er één proportiesysteem dat uitsluitend en afdoende is? Wittkower behandelt deze stelling en neemt als voorbeeld de natuurlijke aandrift van honger:

'Mensen in verschillende landen en in verschillende periodes hebben verschillende soorten voedsel geproduceerd om hun honger te stillen. Hun smaken verschillen, maar dat wil geenzins zeggen dat honger niet bestaat of dat het ene volk gelijk heeft en alle andere ongelijk. En toch zijn het dit soort misvattingen die in de negentiende eeuw op het gebed van de proportie werd gehuldigd. Het hele probleem werd ofwel terzijde geschoven (met name door kunstenaars), ofwel behandeld alsof er slechts één onaantastbare waarheid bestond (door kunsthistorici). Maar elk van deze kunsthistorici propageerde zijn eigen waarheid als de enige geldige en onaantastbare. De een zag het geheim van de volmaakte proportie belichaamd in de gulden snede, de volgende in de regelmatige zeshoek, de derde in de vijfhoek en de vierde in de cirkel. Bij al deze goedbedoelde inspanningen hielden de kunstenaars zich afzijdig.'.

Leon Battista Alberti

-